ECLI:NL:RBZWB:2020:1216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
02/233559-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Voorn
  • mr. Breeman
  • mr. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Kaatsheuvel, die werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De verdachte werd op 27 september 2019 in Dongen staande gehouden in een witte bestelbus, waarin grote vaten met mierenzuur en formamide werden aangetroffen. Deze stoffen zijn essentieel voor de productie van amfetamine, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze stoffen voorhanden had, wetende dat ze bestemd waren voor het plegen van een strafbaar feit.

De rechtbank behandelde de zaak op 28 februari 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de beperkte rol van de verdachte en het ontbreken van een strafblad op het gebied van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim bij de staandehouding van de verdachte, maar dat dit niet leidde tot uitsluiting van het bewijs. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de schadelijke gevolgen van de productie van harddrugs voor de samenleving en het milieu. De verdachte werd ook veroordeeld tot de verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen goederen, zoals een gasmasker en plakband, die in verband stonden met de productie van drugs. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/233559-19
vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen 200 liter formamide en/of 160 liter mierenzuur, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht gelet op alle feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte minimaal voorwaardelijk opzet, maar eigenlijk zelfs vol opzet, heeft gehad op het plegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van harddrugs. Er is geen sprake van enig vormverzuim, nu al het bewijs op rechtmatige wijze is verkregen, gelet op de op ambtseed afgelegde verklaringen van de verbalisanten. De officier van justitie verzoekt verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen, aangezien de rol van andere betrokkenen niet kan worden vastgesteld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat geen sprake was van een redelijk vermoeden dat vereist is voor het geven van een stopteken of het betreden van de auto op grond van artikel 9 van de Opiumwet – dit laatste met name omdat ernstig getwijfeld kan worden over de vraag of de amfetaminegeur is geroken en of deze geur überhaupt geroken kon worden – en dat daarom sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. De hierna aangetroffen vaten met formamide en mierenzuur dienen dan ook op grond van artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)uitgesloten te worden van het bewijs, wat dient te leiden tot vrijspraak.
De verdediging is subsidiair van mening dat verdachte niet wist, en ook geen ernstige redenen had om te vermoeden, dat hij goederen voorhanden had die bestemd waren voor de productie van amfetamine. Verdachte had de bus kortstondig geleend om boomstammen bij zijn schoonmoeder op te halen en wist niet van de inhoud van de vaten. De verklaring van verdachte wordt op specifieke punten ondersteund door de verklaring van zijn zoon en schoonmoeder. Ook steunen de verder aangetroffen goederen zijn verklaring, aangezien dit voornamelijk goederen zijn voor dagelijks (huishoudelijk) gebruik en goederen die betrekking hebben op zijn handel in oud ijzer. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuim
Gelet op het standpunt van de verdediging dient de rechtbank, op grond van artikel 359a, eerste lid, Sv eerst vast te stellen of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim begaan bij het voorbereidend onderzoek tegen verdachte.
Volgens het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is hen ambtshalve bekend dat witte bestelbusjes voornamelijk worden gebruikt door personen die gelinkt zijn aan opium en/of ondermijning gerelateerde feiten. Tevens stellen zij dat hen ambtshalve bekend is dat transporten regelmatig overdag en rond de spitsuren gebeuren. De verbalisanten hebben het witte bestelbusje waarin verdachte bleek te zitten daarop het stopteken gegeven en verdachte daarmee staande gehouden.
Nog los van de vraag of de Opiumwet (op zich) de bevoegdheid biedt om verdachte staande te houden, is het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek om te kunnen spreken van een verdenking van een strafbaar feit op grond van de Opiumwet. Nu uit het proces-verbaal bevindingen niet is gebleken van enige andere wetsbepaling – anders dan de Opiumwet – waaraan de verbalisanten de bevoegdheid meenden te kunnen ontlenen om verdachte staande te houden, waren zij daartoe niet bevoegd.
Daarom is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vormverzuim.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of er ook ten aanzien van de doorzoeking in de bus en de woning sprake is van een vormverzuim. De verdediging heeft aangevoerd dat de verbalisanten de geur van amfetamine niet hebben kunnen ruiken, omdat die geur niet in de bus hing – verdachte heeft immers niets geroken – terwijl enkel de grondstoffen formamide en mierenzuur in de bus zijn aangetroffen en die stoffen niet de geur van amfetamine verspreiden. Daarmee was er aldus geen aanleiding om de bus te doorzoeken en vervolgens de woning gelegen aan de [adres 2] te Dongen.
Dit betoog van de verdediging volgt de rechtbank niet. Uit het dossier blijkt dat verschillende verbalisanten op verschillende momenten en onafhankelijk van elkaar hebben geconstateerd dat in de bus de hen ambtshalve bekende geur van amfetamine hing. Dat gold voor zowel de cabine als de laadruimte. Naast de eerder genoemde verbalisanten heeft ook verbalisant [verbalisant 3] een dag later hetzelfde geroken. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de bevindingen van deze verbalisanten te twijfelen. De enkele vaststelling dat in de bus geen amfetamine is gevonden maakt dit niet anders, nu heel wel voorstelbaar is dat bij (veelvuldig) gebruik van de bus voor transport van amfetamine, de geur van die stof in (de bekleding van) de bus blijft hangen. Gelet op de waargenomen geur en op het feit dat de verbalisanten na het staande houden de informatie hadden dat de tenaamgestelde van de bus voorkomt in een registratie terzake handel in harddrugs, was er voldoende verdenking om op grond van artikel 9 van de Opiumwet de bus te doorzoeken. Nadat de grote blauwe vaten waren aangetroffen, was er eveneens voldoende verdenking om de woning gelegen aan de [adres 2] te Dongen te doorzoeken. In zoverre is er daarom geen sprake van een vormverzuim.
Rechtsgevolg vormverzuim
Nu is vastgesteld dat bij de staandehouding sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, dient de rechtbank te beoordelen óf aan dat vormverzuim een rechtsgevolg dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg daarvoor in aanmerking komt. De rechtbank houdt hierbij rekening met de factoren genoemd in artikel 359a, tweede lid, Sv te weten: het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat het belang dat het geschonden voorschrift dient en de ernst van het verzuim niet heel zwaarwegend zijn. Immers, het vormverzuim ziet enkel op de staandehouding van verdachte, een bevoegdheid die verbalisanten op tal van wettelijke grondslagen kunnen baseren. Het nadeel dat door dit verzuim is veroorzaakt behelst weinig meer dan dat verdachte is moeten stoppen. Bij gebrek aan enige verklaring van verdachte daaromtrent is niet gebleken dat dit tot meer nadeel heeft geleid dan het enkele ongemak van een (extra) stop.
Op basis hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte geen substantieel nadeel heeft ondervonden van het verzuim en dat het belang van de geschonden norm en de ernst van het verzuim niet dusdanig zijn dat daar een rechtsgevolg als genoemd in artikel 359a Sv aan moet worden verbonden.
Om die reden volstaat de rechtbank met de constatering dat hier sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen, zodat de aangetroffen blauwe vaten in de witte bestelbus niet worden uitgesloten van het bewijs.
Bewijsmiddelen
Op 27 september 2019 wordt verdachte in een witte bestelbus staande gehouden. Na controle blijkt dat de tenaamgestelde van de witte bestelbus voorkomt in een registratie terzake handel in harddrugs. Tevens ruikt een van de verbalisanten een sterke amfetaminegeur. Daarop wordt de witte bestelbus doorzocht. De verbalisanten treffen in de laadruimte twee blauwe vaten aan. Tevens stonden in de bus een aantal grijze emmers, een soort rode grote staafmixer en een big shopper met goederen. Verdachte wordt daarop aangehouden terzake een verdenking op grond van de Opiumwet. Bij die aanhouding wordt er een poortzender in beslag genomen. [1]
Het LFO komt ter plaatse en constateert dat een vat is gevuld is met vermoedelijk 200 liter formamide en het andere vat is gevuld met vermoedelijk 160 liter mierenzuur. Daarvan zijn monsters ingestuurd naar het NFI. Het LFO constateert dat beide dopvaten niet waren voorzien van officiële etikettering. Op het dopvat met formamide stond de tekst ‘FOR’ geschreven. Het ontbreken van officiële etikettering in combinatie met de tekst ‘FOR’ is kenmerkend voor de opslag van formamide ten behoeve van amfetamine laboratoria. Het LFO beschrijft dat van de aangetroffen hoeveelheden grondstoffen zo’n 216 tot 288 kilo amfetaminepasta gemaakt kan worden. [2]
Uit de resultaten van het NFI-onderzoek blijkt dat het inderdaad gaat om formamide en mierenzuur. Dit zijn volgens het NFI hulpstoffen voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode. [3]
De poortzender bleek toegang te geven tot het perceel aan de [adres 2] te Dongen. De woning en de schuren op dat perceel zijn doorzocht. Er zijn twee koelcellen aangetroffen. In die koelcellen zijn twaalf grote blauwe vaten aangetroffen en meerdere goederen, zoals een gasmasker, ventilatoren, pollepels, emmers, veiligheidsbrillen en trechters. [4]
Het LFO is ter plaatse gekomen en heeft vastgesteld dat de goederen die in de twee koelcellen zijn aangetroffen kunnen worden gebruikt voor de productie van precursoren of voor de productie van (synthetische) drugs. Het LFO merkt op dat een groot aantal van deze goederen ook te gebruiken is voor algemeen dagelijks (huishoudelijk) gebruik. De combinatie van goederen alsmede de aanwezigheid van een aantal specifieke goederen doet echter vermoeden dat deze goederen bestemd zijn voor de productie van precursoren en/of synthetische drugs. Het LFO beschrijft vervolgens stapsgewijs de productie van amfetamine volgens de Leuckartmethode en stelt vast dat veel van de aangetroffen goederen in de witte bestelbus en in de koelcellen gebruikt worden bij de verschillende stappen in het productieproces van amfetamine middels de Leuckartmethode. [5]
Bewijsoverwegingen
De verklaring van verdachte dat hij van niks wist en niet de bedoeling had om voorbereidingshandelingen te plegen om amfetamine te maken, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank gaat uit van opzet op het plegen van dat delict en overweegt daartoe als volgt.
Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten dat zij bij controle van de witte bestelbus een sterke amfetaminegeur hebben waargenomen. Volgens de verbalisant die later de bus doorzoekt rook de gehele bekleding van de bestuurderscabine sterk naar de geur van amfetamine. De rechtbank acht het dan ook ongeloofwaardig dat verdachte niets geroken heeft.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat er twee grote blauwe vaten in de bus stonden, maar heeft niet willen verklaren over de persoon van wie hij de bus had geleend en verklaarde in eerste instantie ook volstrekt ongeloofwaardig én in tegenspraak met de verklaring van zijn zoon over de reden waarom zij in de bus reden. De overige goederen in de bus en in de koelcellen waren van hem. Die goederen zijn weliswaar deels ook geschikt voor algemeen dagelijks (huishoudelijk) gebruik, maar de combinatie van de aangetroffen goederen in de bus en de koelcellen met de grote hoeveelheid grondstoffen en met de ongeloofwaardige verklaring van verdachte maakt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzet had op het voorbereiden van de productie van amfetamine.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen in het dossier dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met anderen. De rechtbank zal verdachte dan ook voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 september 2019 te Dongen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren van amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen 200 liter formamide en 160 liter mierenzuur voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat - gelet op de geringe rol van verdachte, het ontbreken van verdere indicatoren, het feit dat verdachte geen strafblad heeft op het gebied van harddrugs en het feit dat een langdurige gevangenisstraf niet alleen verdachte maar ook zijn familie zal treffen in hun belangen - volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hiernaast kan een voorwaardelijke straf of een taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. Hij heeft grote vaten met mierenzuur en formamide vervoerd. Met deze grondstoffen kon ongeveer 250 kg amfetamine worden gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs als amfetamine verslavend werkt en zeer schadelijk is voor de gezondheid. Gebruikers bekostigen hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast ontstaat voor de samenleving. Daar komt bij dat de productie van drugs veel drugsafval veroorzaakt en dat dat afval vaak wordt gedumpt, waarbij chemische afvalstoffen vrijkomen. Dit veroorzaakt milieuschade. Het opruimen van dit afval brengt bovendien hoge kosten met zich mee. Tot slot mag niet uit het oog verloren worden dat met de productie en handel in amfetamine veel geld wordt verdiend en dat dit geld witgewassen wordt. Dit werkt ontwrichtend op de legale ‘bovenwereld’.
De rechtbank overweegt dat verdachte een beperkt strafblad heeft, waar alleen oudere feiten op staan, zodat dit niet strafverhogend werkt. Verder is niet gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden waar zij bij de strafoplegging rekening mee moet houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS voor de productie van harddrugs. Op het produceren van een hoeveelheid amfetamine die met de aangetroffen formamide en mierenzuur gemaakt kan worden, staat een jarenlange gevangenisstraf.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De rechtbank zal daarvan een deel, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar ter voorkoming dat verdachte wederom de fout in zal gaan.

7.Het beslag

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het geldbedrag, de plakband en het gasmasker verbeurd te verklaren omdat deze goederen in combinatie met de aangetroffen vloeistoffen duidelijk te linken zijn aan het strafbare feit. De officier van justitie heeft verzocht de telefoon te onttrekken aan het verkeer omdat deze uitsluitend voor criminele doeleinden kan worden gebruikt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag aangezien geen verband is aangetoond tussen de vloeistoffen en het geldbedrag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een voldoende verband tussen het aangetroffen geldbedrag en het feit waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, zodat de teruggave zal worden gelast van het in beslag genomen geldbedrag aan verdachte. Het geldbedrag is immers niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag genomen.
De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon onttrekken aan het verkeer. Gebleken is dat deze bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, of tot de belemmering van de opsporing daarvan. Deze crypto telefoon behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het in beslag genomen gasmasker en plakband zal de rechtbank verbeurd verklaren, omdat deze aan verdachte toebehoren en gezien de omstandigheden waaronder ze zijn aangetroffen, in combinatie met andere voorwerpen, bestemd zijn voor de productie van harddrugs.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten € 1.802,45;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 telefoontoestel (G2098191);
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 1 STK plakband (G2098192) en 1 STK gasmasker (G2098193).
Dit vonnis is gewezen door mr. Voorn, voorzitter, mr. Breeman en mr. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met documentcode 2019232004/ZB4R019101 van Politie Zeeland - West Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 224.
2.Proces-verbaal eerste bevindingen van het LFO, pagina 56.
3.Aanvullend proces-verbaal rapport van het NFI terzake Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 27 september 2019 in een bestelbus aangetroffen op [adres 3] te Dongen van 7 november 2019.
4.Proces-verbaal bevindingen, pagina 74.
5.Proces-verbaal bevindingen eerste bevindingen van het LFO, pagina 91.