4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit het procesdossier is op te maken dat er gedurende langere periode grootschalige phishing-fraude heeft plaatsgevonden waarbij bankrekeningen van met name zakelijke klanten van de [naam 3] werden gebruikt. Het procesdossier geeft blijk van een patroon waarin telkens in grote lijnen dezelfde soort gedragingen te zien zijn. Medewerkers van de [naam 3] worden bewogen tot afgifte van een nieuwe (extra) bankpas en een pincode op naam van een bestaande zakelijke rekeninghouder. Een persoon belt met een vestiging van de bank, vraagt een nieuwe bankpas en pincode aan en geeft soms een adres- of postadreswijziging door. De bankpassen en pincodes worden door de bank opgestuurd naar het ten onrechte gewijzigde adres dan wel - als er geen adreswijziging is gedaan - wordt de post afgevangen. Vervolgens worden met de verkregen bankpassen en pincodes, zonder dat de betreffende rekeninghouder zich daarvan bewust is, betalingen gedaan en/of wordt er geld mee opgenomen.
Ten aanzien van [naam 1]
Op 11 oktober 2016 is door [naam 4] aangifte gedaan namens [naam 1] van fraude en van diefstal. Er was zonder dat de rekeninghouder zich daarvan bewust was geld afgeschreven van de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] . Aangever heeft verklaard dat op 28 september 2016 een bezorger van [naam 5] een nieuwe bankpas heeft proberen te bezorgen bij [naam 1] . Aangever was op vakantie en kon daardoor de pas niet persoonlijk in ontvangst nemen. Daarom werd de bankpas afgeleverd op het postkantoor. Aangever had geen nieuwe bankpas aangevraagd. Op 29 september 2016 heeft aangever een sms-bericht ontvangen dat er een wijziging van zijn contactgegevens bij de [naam 3] was doorgevoerd. Hij dacht dat dit een vals bericht was. Op 7 oktober 2016 kwam aangever terug van vakantie en trof hij een afhaalbericht van [naam 5] aan. Hij belde daarop met het postkantoor in Steenbergen. Het postkantoor vertelde hem dat een bankpas op 1 oktober 2016 was afgehaald en dat daar ook voor getekend was door hem. Via de digitale dienst track and trace van [naam 5] kon aangever de handtekening zien die voor ontvangst gezet was. Deze handtekening was niet van hem en zijn achternaam was verkeerd gespeld. Toen heeft aangever contact opgenomen met de [naam 3] . Zij vertelde hem dat er op 5 oktober 2016 online nogmaals een nieuwe bankpas was aangevraagd. Op 7 oktober 2016 hebben drie afschrijvingen van de zakelijke rekening plaatsgevonden die niet door aangever, of in opdracht van aangever, zijn verricht:
7-10-2016 €5.000,- afgeschreven met omschrijving [naam 6] , 16:15, pasnr. 013
7-10-2016 €1.250,- afgeschreven met omschrijving [naam 7] , 16:26, pasnr. 013
7-10-2016 €4.000,- afgeschreven met omschrijving [naam 8] , 18:12, pasnr. 013.
Door de [naam 3] zijn camerabeelden verstrekt behorende bij de geldautomaat te Prinsenbeek waarop de laatste van de hiervoor genoemde geldopnames te zien is. Op 7 oktober 2016 om 18:13 uur pint daar een persoon met de bankpas behorende bij rekening “ [rekeningnummer 1] ” van de [naam 3] 4.000 euro.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf herkent op deze foto.Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op bevel van iemand anders heeft gepind en daarvoor de pas en de codes kreeg.
Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd ten aanzien van [naam 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de [naam 2]
Op 1 september 2016 is door [naam 9] aangifte gedaan namens de [naam 2] van fraude met betaalproducten en diefstal van geld van de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 2] . Aangever heeft verklaard dat op 29 augustus 2016 werd gezien dat er op deze bankrekening vreemde transacties hadden plaatsgevonden in de periode van 27 augustus tot en met 29 augustus 2016. In totaal was er 9.196 euro van de bankrekening opgenomen/afgeschreven bij 12 verschillende pinopnamen of transacties in de omgeving van Antwerpen en Breda zonder dat daarvoor toestemming was gegeven. Eén van de transacties betrof de pinopname van 1.250 euro op 27 augustus 2016 om 20.43 uur bij een geldautomaat van de [naam 3] Breda. Vervolgens heeft een medewerker van de [naam 2] contact opgenomen met de [naam 3] te Tilburg. De [naam 3] heeft toen verteld dat er op 18 augustus 2016 telefonisch contact is gelegd voor de aanvraag van een nieuwe bankpas. Vervolgens gaf de [naam 3] aan dat de medewerker van de [naam 2] mevrouw [naam 10] contact had opgenomen om een adreswijziging door te geven. Aangever heeft mevrouw [naam 10] gesproken en zij heeft aan aangever verteld niets van dit gestelde contact te weten.
Van de pinopname van 1.250 euro op 27 augustus 2016 om 20:43 uur zijn beelden verstrekt door de [naam 3] .Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is namens verdachte aangegeven dat hij zichzelf herkent op deze foto. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op bevel van iemand anders heeft gepind en daarvoor de pas en de codes kreeg.
Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen ten laste is gelegd ten aanzien van de [naam 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Vrijspraak ten aanzien van het overige
Hoewel de rechtbank ernstige vraagtekens heeft bij de juistheid en de volledigheid van de verklaring van verdachte over zijn aandeel, zijn gedrag en zijn kennis van de kennelijk meer omvattende phishing-fraude en de rechtbank de sterke overtuiging heeft dat het verdachte is die te zien is op een groot aantal foto’s opgenomen in het dossier, zal de rechtbank niet anders kunnen dan concluderen dat de verdenking voor het overige niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Verdachte wordt namelijk blijkens de tenlastelegging ervan verdacht soortgelijke handelingen als die wel bewezen worden, te hebben gepleegd ten aanzien van “de [naam 3] ” en ten aanzien van “anderen” in de periode van 27 augustus 2016 tot en met 7 juni 2017.
De officier van justitie ziet het bewijs voor deze strafbare feiten voornamelijk in:
een rapport van de [naam 3] over vermoedelijk frauduleuze transacties;
een lijst van vermoedelijk frauduleuze transacties aangeleverd door de [naam 3] welke transacties optellen tot een bedrag van 89.090 euro;
de door de [naam 3] verstrekt foto’s.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van de [naam 3] genoemd onder 1 een gedegen rapport is waarin mogelijk frauduleuze transacties naar voren komen.
De rechtbank ziet ook dat de lijst met transacties verkregen van de [naam 3] genoemd onder 2 is geverbaliseerd in een proces-verbaal met titel “opsomming aangiften zelfde MO”. Op deze lijst is het in de tenlastelegging genoemde bedrag gebaseerd. Het rapport en deze lijst zien slechts gedeeltelijk op dezelfde klanten van de [naam 3] . Ook staan op deze lijst transacties vermeld die buiten de ten laste gelegde periode vallen.
Verder constateert de rechtbank dat niet ten aanzien van elke foto duidelijk is bij welke vermoedelijke frauduleuze transactie die foto hoort.
Voor de conclusie dat vermoedelijk frauduleuze transacties daadwerkelijk frauduleuze transacties zijn, is het van belang of er sprake is van het onrechtmatig opnemen van geld van een bankrekening van een ander of het onrechtmatig doen van betalingen vanaf die bankrekening. Dat deel van het bewijs kan worden geleverd door een aangifte van de rekeninghouder, waarin de rekeninghouder aangeeft dat tegen zijn of haar wil bepaalde specifieke betalingen en/of opnamen van geld zijn verricht.
De rechtbank begrijpt echter dat het Openbaar Ministerie de keuze heeft gemaakt de aangiftes van de (overige) gedupeerde klanten van de [naam 3] - die er kennelijk wel zijn - niet aan het procesdossier toe te voegen. Door dit ontbreken van aangiftes in het procesdossier is er geen koppeling mogelijk tussen wat feitelijk de vermoedens van de [naam 3] zijn en (daadwerkelijk) strafbare feiten.
Dat brengt met zich dat de hiervoor genoemde foto’s waar de rechtbank verdachte wel degelijk grotendeels in herkent, niet telkens terug te leiden zijn naar een concreet, bewijsbaar strafbaar feit. Daarom dient vrijspraak te volgen voor het overige.