4.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op 22 november 2015 aan het werk was in de snackbar [naam snackbar] aan de [adres] te Tilburg. Daar kwamen om ongeveer 23:00 uur twee mannen binnen. Eén man liep gelijk naar de toonbank en deze man hield een pistool in zijn hand. De man hield het pistool op ongeveer een halve meter afstand van aangever en richtte het pistool op het gezicht van aangever. De man riep “geld of ik schiet”. Aangever heeft toen de kassalade gepakt en deze op de toonbank gezet. De andere man stond bij de deur en hield de deur open. Het signalement van de dader met het pistool was: donker gelaat en ongeveer 1,80 meter lang.
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij met aangever [naam 2] op 22 november 2015 aan het werk was in de snackbar [naam snackbar] . Zij zag een man een zilverkleurig wapen op het hoofd van [naam 2] richten en hoorde dat de man zei: “geef geld of ik schiet. Geef geld, snel!”. Deze man pakte het geld uit de kassalade die daar was neergelegd door [naam 2] . [naam 3] zag dat het een man was met een donkere (zwarte) huidskleur, mogelijk Antilliaans, 1,80 tot 1,95 meter lang met een slank tot mager postuur. Ze zag dat een andere man de deur open hield en dat de mannen daarna wegrenden.
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij op 2 juli 2019 rond 3:30 uur of 3:45 uur thuiskwam in Tilburg. Hij werd daar aangesproken door een jongen die vertelde dat hij zichzelf wou aangeven, omdat hij iets had gedaan. [naam 4] hoorde deze persoon zeggen dat hij een overval had gepleegd een paar jaar geleden op een friettent, [naam snackbar] .
Op 10 juli 2019 heeft verdachte zichzelf aangegeven op het politiebureau in verband met de overval op de snackbar [naam snackbar] in Tilburg. Verdachte is op deze datum verhoord en hij verklaarde dat hij deze snackbar heeft overvallen met een nepvuurwapen ergens in de maanden oktober, november of december 2015. Hij heeft verklaard dat er tijdens de overval twee of drie klanten aanwezig waren en dat er twee of drie personeelsleden aanwezig waren. Voorts heeft hij verklaard dat op het moment dat hij [naam snackbar] betrad, er een meisje naar buiten ging. Verdachte geeft aan ongeveer 300 euro te hebben gestolen en dat de coupures bestonden uit briefjes van twintig, tien en vijf euro.
De politie heeft onderzocht in hoeverre deze verklaring van verdachte kan zijn gebaseerd op de beelden van de overval die zijn uitgezonden door Omroep Brabant en Omroep Tilburg en terug te vinden zijn op internet, dan wel welk deel van deze verklaring daderwetenschap betreft. De politie constateert dat de verklaring van verdachte dat er meerdere personeelsleden aanwezig waren en dat er op het moment dat de dader binnenkwam een meisje naar buiten liep, daderwetenschap betreft. Deze informatie is namelijk niet in beeld gebracht bij de uitzendingen over deze overval.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij degene was die op 2 juli 2019 de getuige [naam 4] heeft gesproken.
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 22 november 2015 bij snackbar [naam snackbar] een overval heeft plaatsgevonden. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het verdachte is geweest, die deze overval heeft gepleegd.
Hoewel verdachte eerst bij de politie heeft bekend, heeft hij op een later moment aangegeven dat hij de overval op de snackbar [naam snackbar] niet heeft gepleegd. Verdachte zou zijn verklaring op 10 juli 2019 hebben verzonnen aan de hand van de videobeelden uitgezonden door Omroep Brabant en/of Omroep Tilburg en die te vinden zijn op internet.
Die latere ontkennende verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 10 juli 2019, vlak voor het betreden van het politiebureau, in een internetcafé bij het station heeft gezocht op internet naar een openstaande zaak waar hij qua signalement in zou passen. Zijn plan was om vervolgens te doen alsof hij de dader was, zodat hij in de gevangenis veilig kon zijn. Hij heeft gezocht op de termen “Tilburg” en “robbery” en hij heeft verklaard dat hij met die zoektermen eigenlijk als eerste uitkwam bij de beelden van de overval op de snackbar [naam snackbar] . Ter zitting heeft verdachte nogmaals bevestigd dat hij op de Engelse term “robbery” heeft gezocht, en eraan toegevoegd dat zijn Nederlands van onvoldoende niveau is om Nederlandse woorden te kunnen spellen. Via zijn zoekslag zou hij bij de beschikbare beelden over de overval op snackbar [naam snackbar] zijn gekomen en hij zou toen zijn eerste verklaring hebben verzonnen.
De politie heeft vastgesteld dat wanneer men op internet zoekt op deze Engelse term, er op de eerste pagina met de zoekresultaten geen nieuwsberichten of videobeelden te zien zijn van de overval op de snackbar [naam snackbar] .
Verder is de door verdachte geschetste gang van zaken in strijd met de getuigenverklaring van [naam 4] . [naam 4] heeft namelijk verklaard dat op 2 juli 2019 een man aan hem heeft gezegd dat hij de snackbar [naam snackbar] jaren geleden heeft overvallen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij degene is die dat op 2 juli 2019 aan [naam 4] heeft verteld. De verklaring van verdachte dat hij pas op 10 juli 2019 via internet bij snackbar [naam snackbar] is uitgekomen, is dan ook ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor de verklaring dat hij via de gegeven zoekterm bij de overval is uitgekomen. Uit het door de politie verrichte onderzoek volgt dat dat onmogelijk is.
Verdachte heeft voorts in zijn verhoor op 10 juli 2019 op meerdere aspecten blijk gegeven van daderwetenschap. De rechtbank wijst daarbij op de verklaring van verdachte over het aantal klanten dat in de snackbar was en het meisje dat naar buiten liep.
De verdediging heeft aangevoerd dat de dader een Antilliaanse afkomst moet hebben en dat verdachte geen Antilliaanse maar Somalische afkomst heeft. De getuige [naam 5] heeft namelijk verklaard dat de overvaller met het pistool met een Antilliaans accent sprak. De rechtbank constateert dat de dader slechts een paar woorden Nederlands heeft gesproken tijdens de overval en dat het zeker niet ondenkbaar is om het accent waarmee verdachte Nederlands spreekt, als een Antilliaans accent aan te merken op basis van een paar gesproken woorden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van deze getuige geen contra-indicatie vormt voor het daderschap van verdachte.
De verdediging ziet ook in de verklaring van [naam 3] ondersteuning voor de opvatting dat de dader een Antilliaanse afkomst moet hebben. De rechtbank constateert dat deze getuige geen opmerking maakt over een accent waarmee de dader Nederlands sprak. Deze getuige heeft als signalement van de dader onder meer opgegeven: donkere (zwarte) huidskleur, mogelijk Antilliaans. De rechtbank constateert dat het uiterlijk van verdachte, die een donkere huidskleur heeft, niet in strijd is met het door deze getuige gegeven signalement van de dader.
De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte past in het signalement, dat verdachte tijdens zijn bekennende verklaring blijk heeft gegeven van daderwetenschap en dat zijn latere ontkennende verklaring in strijd is met andere bewijsmiddelen.
Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.