ECLI:NL:RBZWB:2020:1328

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
02-166058-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Burgers
  • mr. De Weert
  • mr. Van Bergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een overval met een op vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op een snackbar in Tilburg op 22 november 2015. De verdachte meldde zich op 10 juli 2019 bij de politie en bekende aanvankelijk de overval te hebben gepleegd, maar trok deze bekentenis later in. Hij beweerde dat hij de informatie over de overval via internet had verkregen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte over daderwetenschap beschikte die niet uit openbare bronnen kon zijn verkregen, wat leidde tot de conclusie dat zijn daderschap wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte de snackbar had overvallen met een nepvuurwapen en daarbij het personeel had bedreigd, wat grote impact had op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/166058-19
vonnis van de meervoudige kamer van 23 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de PI Dordrecht, Kerkeplaat 25, Dordrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 maart 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat, met inachtneming van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 22 november 2015 te Tilburg, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, in elk geval enig geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of snackbar [naam snackbar] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp (op korte afstand) op het hoofd/gezicht van die [naam 2] heeft gericht en/of die [naam 2] dreigend heeft toegeroepen "geld of ik schiet", althans woorden van soortgelijke aard en strekking.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overval op de snackbar [naam snackbar] op 22 november 2015. Verdachte heeft zich op 10 juli 2019 vrijwillig gemeld bij de politie en hij heeft verklaard dat hij de dader is van de overval op deze snackbar. Verdachte is verhoord en heeft verklaard dat hij naar snackbar [naam snackbar] is gegaan, een nepvuurwapen heeft getrokken en vervolgens heeft gezegd: “Geef me geld”. De buit was ongeveer 300 euro. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte ten tijde van de voorgeleiding verklaard dat hij de overval niet heeft gepleegd, maar dat hij dit had verklaard omdat hij veilig in detentie wilde verblijven. Zijn leven zou namelijk gevaar lopen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij gegoogled heeft op het woord “robbery” en op YouTube een filmpje over de overval op snackbar [naam snackbar] zag. De officier van justitie acht het verhaal van verdachte dat hij zijn daderschap bij de overval heeft verzonnen, niet geloofwaardig. Het verhaal van verdachte dat hij op het woord “robbery” zocht en zo bij het filmpje op YouTube kwam, is onderzocht en dat kan niet kloppen. De politie heeft nader onderzoek gedaan en ontdekt dat verdachte tijdens zijn eerste verhoor over daderwetenschap beschikte van de overval. Hij heeft immers verklaard dat de buit ongeveer 300 euro was, in coupures van 20, 10 en 5 euro. Dit bedrag komt globaal overeen met het bedrag van 230 euro dat volgens aangever is weggenomen. Ook heeft hij verklaard dat er twee of drie klanten aanwezig waren en dat er twee of drie personeelsleden aanwezig waren. Dit volgt ook uit de aangifte. Op de via internet beschikbare beelden van de overval zijn enkel één werknemer en één klant te zien. Gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en het proces-verbaal bevindingen inzake de daderwetenschap is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de overval heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte heeft een valse verklaring afgelegd om veilig in detentie te verblijven omdat hij vreesde voor zijn leven. Verdachte voldoet niet aan het opgegeven signalement nu hij geen Antilliaanse achtergrond heeft en door twee getuigen is verklaard dat de dader een Antilliaanse achtergrond heeft. Verdachte verklaart onder meer afwijkend over de door hem gedragen kleding tijdens de overval. Ook over de samenstelling van de buit heeft hij anders verklaard nu hij heeft gezegd dat er ook briefjes van 20 euro bij de buit zaten. Volgens de aangifte was dat niet het geval. Dat er twee klanten in de winkel waren, zoals verdachte heeft verklaard, is wel te zien op de beelden die openbaar waren. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de overval. Daarom dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op 22 november 2015 aan het werk was in de snackbar [naam snackbar] aan de [adres] te Tilburg. Daar kwamen om ongeveer 23:00 uur twee mannen binnen. Eén man liep gelijk naar de toonbank en deze man hield een pistool in zijn hand. De man hield het pistool op ongeveer een halve meter afstand van aangever en richtte het pistool op het gezicht van aangever. De man riep “geld of ik schiet”. Aangever heeft toen de kassalade gepakt en deze op de toonbank gezet. De andere man stond bij de deur en hield de deur open. Het signalement van de dader met het pistool was: donker gelaat en ongeveer 1,80 meter lang. [1]
Getuige [naam 3] heeft verklaard dat zij met aangever [naam 2] op 22 november 2015 aan het werk was in de snackbar [naam snackbar] . Zij zag een man een zilverkleurig wapen op het hoofd van [naam 2] richten en hoorde dat de man zei: “geef geld of ik schiet. Geef geld, snel!”. Deze man pakte het geld uit de kassalade die daar was neergelegd door [naam 2] . [naam 3] zag dat het een man was met een donkere (zwarte) huidskleur, mogelijk Antilliaans, 1,80 tot 1,95 meter lang met een slank tot mager postuur. Ze zag dat een andere man de deur open hield en dat de mannen daarna wegrenden. [2]
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij op 2 juli 2019 rond 3:30 uur of 3:45 uur thuiskwam in Tilburg. Hij werd daar aangesproken door een jongen die vertelde dat hij zichzelf wou aangeven, omdat hij iets had gedaan. [naam 4] hoorde deze persoon zeggen dat hij een overval had gepleegd een paar jaar geleden op een friettent, [naam snackbar] . [3]
Op 10 juli 2019 heeft verdachte zichzelf aangegeven op het politiebureau in verband met de overval op de snackbar [naam snackbar] in Tilburg. Verdachte is op deze datum verhoord en hij verklaarde dat hij deze snackbar heeft overvallen met een nepvuurwapen ergens in de maanden oktober, november of december 2015. Hij heeft verklaard dat er tijdens de overval twee of drie klanten aanwezig waren en dat er twee of drie personeelsleden aanwezig waren. Voorts heeft hij verklaard dat op het moment dat hij [naam snackbar] betrad, er een meisje naar buiten ging. Verdachte geeft aan ongeveer 300 euro te hebben gestolen en dat de coupures bestonden uit briefjes van twintig, tien en vijf euro. [4]
De politie heeft onderzocht in hoeverre deze verklaring van verdachte kan zijn gebaseerd op de beelden van de overval die zijn uitgezonden door Omroep Brabant en Omroep Tilburg en terug te vinden zijn op internet, dan wel welk deel van deze verklaring daderwetenschap betreft. De politie constateert dat de verklaring van verdachte dat er meerdere personeelsleden aanwezig waren en dat er op het moment dat de dader binnenkwam een meisje naar buiten liep, daderwetenschap betreft. Deze informatie is namelijk niet in beeld gebracht bij de uitzendingen over deze overval. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij degene was die op 2 juli 2019 de getuige [naam 4] heeft gesproken. [6]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 22 november 2015 bij snackbar [naam snackbar] een overval heeft plaatsgevonden. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het verdachte is geweest, die deze overval heeft gepleegd.
Hoewel verdachte eerst bij de politie heeft bekend, heeft hij op een later moment aangegeven dat hij de overval op de snackbar [naam snackbar] niet heeft gepleegd. Verdachte zou zijn verklaring op 10 juli 2019 hebben verzonnen aan de hand van de videobeelden uitgezonden door Omroep Brabant en/of Omroep Tilburg en die te vinden zijn op internet.
Die latere ontkennende verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 10 juli 2019, vlak voor het betreden van het politiebureau, in een internetcafé bij het station heeft gezocht op internet naar een openstaande zaak waar hij qua signalement in zou passen. Zijn plan was om vervolgens te doen alsof hij de dader was, zodat hij in de gevangenis veilig kon zijn. Hij heeft gezocht op de termen “Tilburg” en “robbery” en hij heeft verklaard dat hij met die zoektermen eigenlijk als eerste uitkwam bij de beelden van de overval op de snackbar [naam snackbar] . Ter zitting heeft verdachte nogmaals bevestigd dat hij op de Engelse term “robbery” heeft gezocht, en eraan toegevoegd dat zijn Nederlands van onvoldoende niveau is om Nederlandse woorden te kunnen spellen. Via zijn zoekslag zou hij bij de beschikbare beelden over de overval op snackbar [naam snackbar] zijn gekomen en hij zou toen zijn eerste verklaring hebben verzonnen.
De politie heeft vastgesteld dat wanneer men op internet zoekt op deze Engelse term, er op de eerste pagina met de zoekresultaten geen nieuwsberichten of videobeelden te zien zijn van de overval op de snackbar [naam snackbar] .
Verder is de door verdachte geschetste gang van zaken in strijd met de getuigenverklaring van [naam 4] . [naam 4] heeft namelijk verklaard dat op 2 juli 2019 een man aan hem heeft gezegd dat hij de snackbar [naam snackbar] jaren geleden heeft overvallen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij degene is die dat op 2 juli 2019 aan [naam 4] heeft verteld. De verklaring van verdachte dat hij pas op 10 juli 2019 via internet bij snackbar [naam snackbar] is uitgekomen, is dan ook ongeloofwaardig. Dit geldt ook voor de verklaring dat hij via de gegeven zoekterm bij de overval is uitgekomen. Uit het door de politie verrichte onderzoek volgt dat dat onmogelijk is.
Verdachte heeft voorts in zijn verhoor op 10 juli 2019 op meerdere aspecten blijk gegeven van daderwetenschap. De rechtbank wijst daarbij op de verklaring van verdachte over het aantal klanten dat in de snackbar was en het meisje dat naar buiten liep.
De verdediging heeft aangevoerd dat de dader een Antilliaanse afkomst moet hebben en dat verdachte geen Antilliaanse maar Somalische afkomst heeft. De getuige [naam 5] heeft namelijk verklaard dat de overvaller met het pistool met een Antilliaans accent sprak. De rechtbank constateert dat de dader slechts een paar woorden Nederlands heeft gesproken tijdens de overval en dat het zeker niet ondenkbaar is om het accent waarmee verdachte Nederlands spreekt, als een Antilliaans accent aan te merken op basis van een paar gesproken woorden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van deze getuige geen contra-indicatie vormt voor het daderschap van verdachte.
De verdediging ziet ook in de verklaring van [naam 3] ondersteuning voor de opvatting dat de dader een Antilliaanse afkomst moet hebben. De rechtbank constateert dat deze getuige geen opmerking maakt over een accent waarmee de dader Nederlands sprak. Deze getuige heeft als signalement van de dader onder meer opgegeven: donkere (zwarte) huidskleur, mogelijk Antilliaans. De rechtbank constateert dat het uiterlijk van verdachte, die een donkere huidskleur heeft, niet in strijd is met het door deze getuige gegeven signalement van de dader.
De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte past in het signalement, dat verdachte tijdens zijn bekennende verklaring blijk heeft gegeven van daderwetenschap en dat zijn latere ontkennende verklaring in strijd is met andere bewijsmiddelen.
Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 november 2015 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van
230euro, toebehorende aan snackbar [naam snackbar] ,welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp (op korte afstand) op het hoofd/gezicht van die [naam 2] heeft gericht en die [naam 2] dreigend heeft toegeroepen "geld of ik schiet"
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak dient volgens de verdediging geen straf te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een snackbar en heeft daarbij het personeel bedreigd met een pistool of een voorwerp dat daarop leek. Dat het personeel hier erg van schrok, is begrijpelijk. Verder moeten ook de in de zaak aanwezige klanten enorm geschrokken zijn. Dergelijke overvallen van horecagelegenheden brengen ook in de samenleving veel onrust teweeg. Het tast het gevoel van veiligheid aan en dit soort gewelddadige feiten grijpt zeer diep in op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Verdachte heeft met zijn gedrag daar totaal geen rekening mee gehouden, maar werd alleen gedreven door persoonlijk geldelijk gewin.
Door de rechtbank is gekeken naar de straffen die gemiddeld worden opgelegd voor dergelijke feiten, zoals weergegeven in het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het betreft in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.
In strafverzwarende zin laat de rechtbank meewegen dat verdachte, nadat hij eerst zijn daad had bekend, vervolgens een andere proceshouding heeft ingenomen waarbij hij totaal geen blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van zijn daad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte vaker in aanraking is geweest met politie en justitie in Europa. Verdachte heeft een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd gekregen voor diefstal met gebruik van geweld of wapens in Groot-Brittannië. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij gelet op zijn veroordeling in Groot-Brittannië, daar tien jaar niet mag komen. Ook heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij zich recent bezig hield met werkzaamheden voor een Somalische bende in Zweden. In Nederland is hij meest recentelijk veroordeeld voor uitgaansgeweld in juni 2016. Nu de door verdachte gepleegde overval dateert van voor die veroordeling, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Het gegeven dat het verdachte gedurende langere tijd niet lukt om zich te houden aan de wet, weegt de rechtbank als strafverzwarend mee.
Verder is acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 1 november 2019. De conclusie luidt – kort samengevat – dat bij verdachte geen aanwijzingen zijn voor ernstige psychiatrische aandoeningen en dat er geen indicatie is voor verder onderzoek daarnaar. De deskundige merkt op dat verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat het erop leek dat verdachte vooral aan het aftasten was hoe hij het onderzoek kon manipuleren. Dat gedrag was zichtbaar in de houding van verdachte die de deskundige omschrijft als arrogant, controlerend en intimiderend. Daarin ziet de deskundige aanwijzingen voor antisociale en narcistische persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank ziet op basis van dit rapport geen redenen om af te wijken van de voorgenomen strafmodaliteit, te weten een (langdurige) gevangenisstraf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van
bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Burgers, voorzitter, mr. De Weert en mr. Van Bergen, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 maart 2020.
Mr. Burgers en de griffier Schuurmans zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R015065/BVH2015302692 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 73.
2.Het proces-verbaal van het getuigenverhoor, pagina 43 – 44.
3.Het proces-verbaal van het getuigenverhoor, pagina 55 – 56.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 27.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd aanvullend dossier d.d. 27 november 2019.
6.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 9 maart 2020.