Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een omgevingsvergunning. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.P.M. Kouwenaar, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, dat op 7 juni 2019 een omgevingsvergunning had verleend voor het wijzigen van het inpandig gebruik van een pand aan de [adres] naar twee appartementen en het verhogen van de kap. Eiseres had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd, die was afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Tijdens de zitting op 14 februari 2020 was het college niet verschenen, en ook de derde partijen waren afwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college eerder al een omgevingsvergunning had verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aan het bestreden besluit verbonden voorschriften, met name het voorschrift over het plaatsen van privacyschermen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet bevoegd was om dit voorschrift aan de vergunning te verbinden, omdat het niet in het belang van de redelijke eisen van welstand was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres deels gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking had op het voorschrift onder b). Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het griffierecht aan haar vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.