ECLI:NL:RBZWB:2020:1521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
AWB 19_4785 & 19_5020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering en afwijzing van de WIA-aanvraag van eiseres

Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken AWB 19/4785 ZW en AWB 19/5020 WIA. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Boesjes, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV van 15 en 22 augustus 2019, waarbij haar ZW-uitkering werd beëindigd en haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres vanaf 1989 tot 30 november 2015 werkzaam was bij Stichting Groenhuysen, maar uitviel wegens klachten van het houdings- en bewegingsapparaat. Na een reorganisatie werd haar dienstverband beëindigd en ontving zij een ZW-uitkering, die later door het UWV werd beëindigd op basis van een medische beoordeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV verklaarde deze ongegrond.

Tijdens de zitting op 12 maart 2020 was eiseres aanwezig, maar het UWV was afwezig. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres op de datum in geding niet meer arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de FML van 23 augustus 2019, waarin de beperkingen van eiseres zijn vastgelegd, zorgvuldig was opgesteld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die aanleiding gaven tot een herbeoordeling van haar belastbaarheid. Eiseres stelde dat haar klachten niet voldoende waren meegenomen in de FML, maar de rechtbank oordeelde dat de artsen van het UWV alle relevante informatie hadden gewogen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres per 4 mei 2019 had beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Ook werd de aanvraag voor de WIA-uitkering afgewezen, omdat eiseres de wachttijd van 104 weken niet had vervuld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 19/4785 ZW en BRE 19/5020 WIA

uitspraak van 2 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A. Boesjes,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 15 en 22 augustus 2019 (respectievelijk bestreden besluit I en bestreden besluit II) van het UWV inzake haar aanspraken op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 12 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV is, na voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is vanaf 1989 tot 30 november 2015 werkzaam geweest Stichting Groenhuysen, laatstelijk als assistent huismeester. Voor dat werk is zij op 22 september 2015 uitgevallen vanwege klachten van het houdings- en bewegingsapparaat.
Naar aanleiding van een reorganisatie is het dienstverband van eiseres met ingang van 1 december 2015 verbroken.
Het UWV heeft eiseres een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 12 september 2016 heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 21 oktober 2016. Daarbij heeft het UWV ter motivering gesteld dat eiseres in staat is het werk van verschillende functies te verrichten en dat zij gelet op het daarmee te verdienen inkomen, voor meer dan 65% arbeidsgeschikt is.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 24 januari 2017 heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft eiseres geen rechtsmiddel aangewend zodat het besluit in rechte onaantastbaar is.
Het UWV heeft eiseres met ingang van 21 oktober 2016 een WW-uitkering toegekend.
Na tussendoor nog een keer ziek en weer hersteld te zijn gemeld heeft eiseres zich vanuit die positie op 29 mei 2017 ziekgemeld en heeft het UWV haar bij besluit van 28 augustus 2017 per die datum een ZW-uitkering toegekend.
Op 18 februari 2019 heeft eiseres het UWV gevraagd haar een WIA-uitkering toe te kennen.
Bij besluit van 3 april 2019 (primair besluit I) heeft het UWV na een zogeheten Toetsing verbetering belastbaarheid tijdens het tweede ziektejaar de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 4 mei 2019. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit I heeft het UWV dit bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Bij besluit van eveneens 3 april 2019 heeft het UWV geweigerd eiseres per 27 mei 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij de wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit II heeft het UWV dit bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 4 mei 2019 en als gevolg daarvan aan eiseres terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend per 29 mei 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de WIA dan wel een herbeoordeling in het kader van de ZW en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die zijn gebruikt bij die beoordeling.
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
Artikel 23, eerste lid, van de WIA bepaalt dat de verzekerde recht heeft op toekenning van een uitkering zodra hij onafgebroken 104 weken arbeidsongeschikt is geweest en na afloop nog arbeidsongeschikt is.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat als maatstaf dient te worden aangemerkt de geduide functies die voor eiseres in het kader van de eerdere ziektewetbeoordeling als passend zijn aangemerkt. De rechtbank merkt hierbij op dat in dit geding de passendheid van die functies niet meer ter discussie staat. Het gaat nog slechts om de vraag of eiseres op de datum in geding op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, al dan niet geschikt was voor één van die functies.
Het UWV heeft als maatstaf genomen het werk als productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en dat werk als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt.
5.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
6.
Medische beoordeling
Bestreden besluit I, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1
Verzekeringsarts C.A.M. Jonker heeft eiseres gezien op het spreekuur van 13 maart 2019 en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres eerder werd beoordeeld voor de ZW in 2016 wegens rechterschouder- en rugklachten en toen arbeidsgeschikt werd verklaard waarna haar bezwaar daartegen ongegrond werd verklaard. Inmiddels is er een hernieuwde ziekmelding wegens een ingreep aan de rechterschouder. Zij is gerevalideerd en voldoende hersteld, maar niet arbeidsgeschikt gemeld. Er waren veel stresserende gebeurtenissen door een ernstige ziekte van haar partner.
Eiseres ervaart nu veel klachten in het bewegingsapparaat. Jonker vond bij onderzoek slechts geringe functiebeperkingen/afwijkingen. Eiseres heeft hiervoor behandeling met medicatie en fysiotherapie.
Zij ervaart ook psychische klachten. Belangrijke afwijkingen van de psychische toestand heeft de verzekeringsarts niet vastgesteld en eiseres is niet onder psychiatrische behandeling.
Enige beperkingen van de belastbaarheid van nek, rechter arm en lage rug acht Jonker aannemelijk. Verder is er een beperking voor de forse belasting door constante grote tijdsdruk, directe conflicthantering en voor ’s nachts werken. Wegens klachten van duizeligheid en in verband met voorgeschreven medicatie acht de verzekeringsarts eiseres ook beperkt voor risicovolle omstandigheden.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 maart 2019.
6.2
Arts b&b J. Hermans heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts b&b C.E.M. van Geest de beschikbare medische gegevens bestudeerd, eiseres gezien op de hoorzitting van 24 juni 2019 en eiseres aansluitend onderzocht.
Hermans is van mening dat de beperkingen op de datum in geding correct zijn weergegeven in de FML van 14 maart 2019. Of eiseres hiermee arbeidsgeschikt is voor de eerder geduide functies laat deze arts aan de arbeidsdeskundige.
Eiseres is bekend met langdurige rugklachten na een HNP in het verleden, nek en schouderklachten rechts waarvoor zij is geopereerd en spanningsklachten.
Uit de primaire rapportage blijkt dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en medische informatie van derden.
In de FML is met de beperkingen vanuit voornoemde problematiek rekening gehouden. Ten aanzien van rug, nek, schouder en op psychisch gebied zijn volgens Hermans passende beperkingen aangenomen. Het geheel voorziet in stressarme en fysiek laag belastende arbeid.
De arts b&b constateert dat eiseres geen nieuwe gezichtspunten naar voren brengt die aanleiding geven tot meer beperkingen. Uit lichamelijk onderzoek primair en in bezwaar komen geen aanwijzingen voor meer beperkingen op fysiek gebied. De ingebrachte medische gegevens bevestigen het medische beeld.
Eiseres bezoekt diverse behandelaars in het alternatieve circuit, waarbij zij onder andere
aanneemt dat zij bij de mesoloog door een arts wordt behandeld. De genoemde mesoloog is echter geen arts maar heeft een achtergrond als voedingsdeskundige en diëtist. Zonder af te willen doen aan de baat die eiseres van de diverse behandelingen en begeleiding ervaart zou, gegeven de aard van de medische problematiek en gezien dat op psychosociaal vlak diverse klachtenonderhoudende factoren spelen, een multidisciplinaire aanpak volgens de arts b&b aan te raden zijn.
Op verzoek van eiseres is de huisarts aangeschreven, echter deze reageert ondanks herhaaldelijk rappel niet. Met de door eiseres zelf ingebrachte informatie en de onderzoeksgegevens primair verkregen zowel als in bezwaar, zijn volgens Hermans voldoende gegevens aanwezig om de belastbaarheid op datum in geding te kunnen vaststellen.
De rapportage BUTLER waar eiseres aan refereert geeft de ervaren klachten en belemmeringen van eiseres weer en haar visie op werk en werkhervatting. De arts b&b acht het begrijpelijk dat eiseres uitgaat van de subjectieve beleving van de klachten, maar bij het medisch beoordelen van de belastbaarheid in arbeid dient rechtstreeks te worden uitgegaan van het objectiveerbare deel van de medische problematiek.
De naderhand ingekomen informatie van de huisarts van eiseres gedateerd 9 en 22 augustus 2019 heeft geleid tot een reactie van 22 augustus 2019 waarin de arts b&b aangeeft dat die informatie aanleiding geeft de belastbaarheid op datum in geding te herzien.
Uit de informatie van de huisarts en bijgevoegde communicatie van behandelaars blijkt Hermans dat rondom de datum in geding sprake is van nek- en armklachten die volgens neuroloog Van Strien waarschijnlijk toch verklaard kunnen worden door, kort gezegd, een vernauwing met prikkeling rechts. Eiseres werd verwezen naar de pijnpolikliniek en aldaar behandeld door pijnspecialist Van Tol met Lyrica tabletten.
Evaluatie door reumatologe D. Csakvari gaf volgens de informatie blijk van de aanwezigheid van diverse pijnklachten van het lichaam. Uit aanvullende onderzoeken kon geen verklaring worden gevonden. De reumatoloog geeft aan dat het beeld wijst op een chronisch pijnsyndroom en verwijst naar multidisciplinaire behandeling. De huisarts geeft aan dat deze pijnklachten een conversie zijn van de geestelijke toestand.
Naast die klachten zijn volgens de huisarts de diagnoses posttraumatische stressstoornis
en depressieve stoornis van toepassing.
Eiseres is inmiddels onder behandeling voor haar psychische klachten en is verwezen naar Winnock voor multidisciplinaire therapie.
Zij is op psychisch gebied aanvullend beperkt. De aanwezigheid van een depressieve
stoornis en een posttraumatische stressstoornis in combinatie met een chronisch pijnsyndroom dan wel conversief beeld zoals de huisarts omschrijft geeft aanleiding tot aanvullende beperkingen op preventieve gronden. De (verzekerings-)arts b&b acht eiseres aanvullend aangewezen op vaste bekende werkwijzen, een voorspelbare werksituatie en een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Daarbij is ook conflicthantering beperkt.
Aanvullende beperkingen op fysiek gebied zijn niet aangewezen. Met de ingebrachte informatie wordt meer duidelijkheid verkregen over de exacte diagnoses ten aanzien van de nek-armklachten rechts en de overige fysieke klachten. Uit deze gegevens blijkt niet dat eiseres meer beperkt is dan aangenomen. Ten aanzien van nek-arm rechts worden bij lichamelijk onderzoek primair en in bezwaar geringe functionele belemmeringen waargenomen. Deze zijn volgens de arts b&b in lijn met de gestelde beperkingen in de FML. Met name in het kader van chronische pijnklachten in het kader van een chronisch pijnsyndroom dan wel een bepaalde mate van conversie wordt geadviseerd actief te blijven en zoveel mogelijk de normale dagelijkse activiteiten te blijven ondernemen. Zowel overbelasting als onderbelasting dienen te worden voorkomen. Hierin wordt volgens de arts b&b voorzien met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid.
De in overeenstemming met het vorenstaande aangevulde beperkingen en belastbaarheid zijn door de arts b&b neergelegd in de FML van 23 augustus 2019.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij als gevolg van de gedetailleerd weergegeven klachten verder beperkt moet worden geacht dan in de FML van 23 augustus 2019 is opgenomen. Zij heeft gesteld dat er na een schouderoperatie in 2017 degeneratieve afwijkingen zijn geconstateerd in haar nek.
Verder heeft eiseres als gevolg van burn-out klachten moeite met concentreren en op woorden komen. Daarnaast voelt ze zich gejaagd en gespannen en is ze snel emotioneel en uit haar doen. De toename van haar fysieke problemen kan ze niet accepteren.
Onder verwijzing naar de correspondentie van haar huisarts van 9 en 22 augustus 2019 stelt eiseres dat in hoofdstuk 1 van de FML aanscherpingen moeten plaatsvinden. De huisarts heeft laten zien dat de pijnpoli tot een chronisch pijnsyndroom heeft geconcludeerd, waarbij psychologen een angststoornis en somatisch-symptoomstoornis vermelden, naast een posttraumatisch stresssyndroom en een depressieve stoornis.
Een en ander heeft weliswaar tot wijziging van de FML geleid, maar nog zijn daar onvoldoende of onvoldoende zware beperkingen opgenomen. Het gaat eiseres om de aspecten vermoeidheid, hoog werktempo, veelvuldige deadlines of productiepieken. Daarbij horen volgens eiseres ook doelmatig en zelfstandig handelen en bij conflicthantering moet ook worden gedacht aan het hanteren van emotionele problemen van anderen, omgaan met cliënten of patiënten, naast samenwerking en leidinggevende arbeid. Eiseres voelt zich gesteund door het door haar overgelegd rapport van Butler dat al voor de WIA-beoordeling was opgesteld. Verder blijkt volgens haar uit de informatie van de huisarts dat de nekklachten, rechter armklachten en de lage rugklachten niet tot voldoende beperkingen hebben geleid.
Daarbij is eiseres inmiddels onder behandeling bij een psychiater.
Eiseres heeft daarnaast gesteld ook voor het werken met muis en toetsenbord beperkt te zijn, net als voor het maken van schroefbewegingen met de hand, (frequent) reiken (frequent) buigen/torderen, duwen/trekken en hoofdbewegingen maken. Door de problemen met weer omhoog komen voorziet eiseres ook beperkingen bij geknield of gehurkt actief zijn en het hoofd in een bepaalde stand houden. Ook kan eiseres niet meer dan een half uur achtereen
zitten, waar zij verder aangeeft dat ook stilstaan lastig te vinden en niet te kunnen zitten zonder tussendoor te kunnen staan of verzitten.
Gelet op al deze problemen ziet eiseres een urenbeperking als onontkoombaar, maar is zij eigenlijk van mening in het geheel niet te kunnen werken, nog niet eens halve dagen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder ook de nu in beroep gestelde klachten van zowel fysieke als van psychische aard. De medische informatie waarop eiseres zich stelt te baseren in haar medische gronden is ook door de artsen van het UWV uitgebreid in hun overwegingen betrokken, zo blijkt uit hun rapportages. Daarbij wijst de rechtbank er op dat de informatie van de huisarts van augustus 2019 de arts b&b na zorgvuldige weging nog heeft gebracht tot het aanscherpen van de FML die tot dan voor juist werd gehouden. Eiseres heeft geen nieuwe door de artsen van het UWV niet meegewogen informatie aangedragen om haar standpunt dat de op 23 augustus 2019 vastgestelde FML nog altijd onvoldoende (sterke) beperkingen kent, te ondersteunen. Bij de opstelling van die FML is met het gehele geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De psychiatrische problemen en behandeling waar eiseres op heeft gewezen dateren van na de datum hier in geding (4 mei 2019) en bovendien is daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in de FML verdergaande beperkingen op psychisch gebied nodig waren.
Zeker waar de arts b&b in de rapportage van 22 augustus 2019 nog heeft geconcludeerd tot wijziging van de FML is in de gronden van beroep geen objectieve grondslag terug te vinden voor de vergaande beperkingen die eiseres in beroep als noodzakelijk heeft genoemd.
De artsen van het UWV hebben al de informatie die door eiseres is aangedragen gemotiveerd in hun afwegingen betrokken en daarmee duidelijk gemaakt dat de informatie waar eiseres in beroep naar heeft verwezen geen aanleiding meer kan geven tot twijfel aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat ook overigens niet van ongerechtigheden in de medische beoordeling is gebleken.
Nu daarmee vast staat dat in de FML van 23 augustus 2019 de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid zoals die is neergelegd in die FML. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de conclusie van de artsen van het UWV ziet de rechtbank – ondanks het verzoek ter zitting daartoe – onvoldoende aanleiding een onafhankelijk deskundige te raadplegen.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige b&b de eerder in het kader van de ZW geduide functies bekeken en geconcludeerd dat eiseres, rekening houdend met de zwaardere beperkingen, in ieder geval geschikt is voor de functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180). In zijn rapport van 18 september 2019 heeft hij dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd, zodat de rechtbank zich hiermee verenigt.
6.2
Eiseres heeft (arbeidskundig) aangevoerd dat zij niet in staat is met haar beperkingen de als maatstaf voorgehouden functie te vervullen.
Weliswaar heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting nog betoogd dat een andere functie binnen dezelfde SBC-code – hem bekend uit een andere procedure – belastingen met zich brengt die eiseres volgens hem niet aan zou kunnen, maar dat brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie.
Immers, zoals de gemachtigde zelf aangaf gaat het om een andere functie, die dan op basis van overeenkomsten in dezelfde SBC-code is ondergebracht, maar getuige het nadrukkelijk andere functienummer, zeker niet identiek kan worden geacht aan de maatstaf die voor eiseres door het UWV in deze zaak is geformuleerd. Niet is kunnen blijken van belastingen die voor eiseres, gelet op de voor haar correct geachte FML, niet zijn te dragen bij het vervullen van de functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
Het UWV heeft dan ook terecht als maatstaf aangemerkt het werk van de productiemedewerker industrie en dat werk als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt.
Voor zover eiseres heeft gesteld in het geheel niet in staat te zijn arbeid te verrichten overweegt de rechtbank dat zij daarbij uitgaat van haar eigen perceptie en niet van de FML waarin de beperkingen zijn opgenomen zoals die door de artsen van het UWV zijn vastgesteld. Zoals hiervoor aangegeven is de geobjectiveerde weergave van de beperkingen van eiseres in de FML van 23 augustus 2019 door de rechtbank als juist aangemerkt en dus als uitgangspunt aanvaard. Daarom zal de rechtbank ervan uitgaan dat de hiervoor genoemde functie mocht worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.3
Op basis van de inkomsten die eiseres hiermee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Nu eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding die conclusie onjuist te achten. Omdat er pas recht op een ZW-uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV op goede gronden de ZW-uitkering beëindigd per 4 mei 2019.
8.
Aanvraag WIA
Gelet op het voorgaande heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen. Eiseres heeft de voorgeschreven wachttijd van 104 weken immers niet vervuld.
9.
Conclusie en kosten
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier op 2 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.