Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
2.Standpunten
3.Beoordeling
4.Beslissing
[betrokkene], geboren op
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in het schizofreniespectrum. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling via een conference call laten plaatsvinden vanwege de COVID-19 maatregelen. Betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, heeft haar situatie toegelicht en aangegeven dat ze behoefte heeft aan structuur en ondersteuning van haar familie. De advocaat heeft betoogd dat de medische verklaring de zorgmachtiging niet ondersteunt en dat er discrepanties zijn tussen het zorgplan en de zorgkaart van betrokkene. De behandelaar heeft echter aangegeven dat betrokkene nog steeds een paranoïde gedachtegang vertoont en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische verklaring voldoende ondersteuning biedt voor de zorgmachtiging en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel voor betrokkene te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot en met 7 juni 2020, en heeft de machtiging laten aansluiten op de datum waarop de eerdere machtiging afliep.