ECLI:NL:RBZWB:2020:1550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/02/369768 / FA RK 20/1199
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene met psychische stoornis

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in het schizofreniespectrum. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling via een conference call laten plaatsvinden vanwege de COVID-19 maatregelen. Betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, heeft haar situatie toegelicht en aangegeven dat ze behoefte heeft aan structuur en ondersteuning van haar familie. De advocaat heeft betoogd dat de medische verklaring de zorgmachtiging niet ondersteunt en dat er discrepanties zijn tussen het zorgplan en de zorgkaart van betrokkene. De behandelaar heeft echter aangegeven dat betrokkene nog steeds een paranoïde gedachtegang vertoont en dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische verklaring voldoende ondersteuning biedt voor de zorgmachtiging en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel voor betrokkene te voorkomen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot en met 7 juni 2020, en heeft de machtiging laten aansluiten op de datum waarop de eerdere machtiging afliep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/369768 / FA RK 20/1199
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 19 maart 2020van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
thans verblijvende te GGz WNB, [verblijsplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur, d.d. 3 maart 2020;
- de medische verklaring, d.d. 25 februari 2020;
- een zorgplan, d.d. 20 februari 2020;
- een zorgkaart, d.d. 21 februari 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolgde de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of politiemutaties
- een beschikking van deze rechtbank d.d. 14 februari 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 maart 2020, door middel van een conference call. De rechtbank heeft in deze conference call de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- dhr. [naam psychiater] , psychiater.
1.3
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkene samen met haar advocaat door middel van een conference call telefonisch is gehoord en niet in persoon. De advocaat van betrokkene is tijdens het telefonisch horen van betrokkene in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van cliënt in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat betrokkene, geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze manier van horen.
1.4
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij zich op het standpunt stelt dat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is.

2.Standpunten

2.1
Door betrokkene is -samengevat- aangevoerd dat het goed met haar gaat. Zij geeft aan dat ze een heftig jaar achter de rug heeft. Hierdoor is ze in een psychose terecht gekomen en is ze vervolgens opgenomen in de instelling. Betrokkene heeft de afgelopen tijd veel nagedacht over haar leven en de toekomst. Ze heeft behoefte aan structuur en wil werk gaan zoeken. Zij wil geen contact meer met de mensen uit haar verleden. Betrokkene geeft verder aan dat het haar zwaar valt dat ze haar telefoon niet mag gebruiken. Ze voelt zich afgesloten van de buitenwereld en ze wil graag haar emoties kunnen delen met haar vrienden en vriendinnen. Betrokkene stelt het zonder enige vorm van externe communicatie in de instelling niet meer vol te houden. Betrokkene wil de instelling dan ook zo spoedig mogelijk verlaten. Zij stelt in de instelling alleen maar zieker te worden. In de thuissituatie zal zij worden ondersteund door haar moeder en tante.
2.2
De advocaat van betrokkene heeft aangevoerd dat ze een grote discrepantie ziet tussen het zorgplan en de door betrokkene ingevulde zorgkaart. In het zorgplan staat dat betrokkene akkoord is met een opname. Daarentegen geeft betrokkene in de door haar zelf ingevulde zorgkaart juist aan dat ze ambulante hulp wil ontvangen, waarbij ze geholpen wil worden door het FACT-team, haar moeder en haar tante. Daarnaast is onvoldoende weergegeven op welke wijze rekening is gehouden met de wensen van betrokkene en op welke manier haar familieleden bij de zorg worden betrokken. Voorts ontbreken in het zorgplan ook de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven. Volgens de advocaat zou er meer naar de toekomstmogelijkheden van betrokkene moeten worden gekeken. Dan doelt zij met name op huisvesting en dagbesteding. De advocaat is van mening dat dit alsnog moet worden aangepast in het zorgplan.
De advocaat stelt zich daarnaast op het standpunt dat de medische verklaring de zorgmachtiging niet (langer) ondersteunt. De medische verklaring heeft het namelijk vooral over de verslaving van betrokkene, terwijl de behandelaar aangeeft dat met name de psychische stoornis gelegen in het schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen op dit moment op de voorgrond staat. Voorts staat er in de medische verklaring dat “levensgevaar” het belangrijkste ernstige nadeel vormt, terwijl dit volgens de behandelaar thans niet meer aan de orde is. Betrokkene heeft zich recentelijk niet meer suïcidaal uitgelaten.
Betrokkene wil zo spoedig mogelijk naar huis en is bereid om in het vrijwillige kader hulp te accepteren, met dagelijkse ondersteuning van haar moeder en tante. Een opname is daarom niet langer benodigd. Tevens ondersteunen de stukken in het dossier het verzoek tot een zorgmachtiging niet meer. Derhalve vraagt de advocaat om afwijzing van het verzoek.
2.3
De behandelaar heeft allereerst opgemerkt dat ze tijdens de voortzetting van de crisismaatregel begonnen zijn met het toedienen van antipsychotica. Betrokkene was medicatieontrouw, waardoor er gewisseld is naar een andere vorm van toediening. Zij krijgt nu sinds twee weken smelttabletten. Er is echter nog te weinig verbetering van het toestandsbeeld te zien. Betrokkene geeft dan ook nog steeds blijk van een paranoïde gedachtegang. Ze is moeilijk te remmen en te sturen. Zo spreekt zij zichzelf tegen, is ze moeilijk te volgen in haar verhaal en betrekt ze alles op zichzelf. Ook is betrokkene vanaf het begin van de opname erg gefocust op haar telefoon. Dat speelt nog steeds. In de instelling probeert ze, zo mogelijk onder druk, de telefoon van medepatiënten te krijgen, zodat ze contact kan opnemen met mensen buiten de instelling.
In een reactie op het verweer van de advocaat geeft de behandelaar aan dat de inhoud van het zorgplan weldegelijk is besproken met betrokkene, maar nog niet met haar familie. Betrokkene kon zich destijds vinden in de inhoud van het zorgplan. Ook is er gekeken naar de mogelijkheden voor ambulante behandeling door het FACT-team. Daar is uiteindelijk van afgezien, omdat betrokkene erg kwetsbaar is in de thuissituatie. Tevens is de mogelijkheid besproken om begeleid te gaan wonen. Nu betrokkene dat niet wenst is zij niet op een wachtlijst geplaatst. Daarnaast heeft de behandelaar nog geen antwoord op de vraag onder welke voorwaarden betrokkene zou kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Ten aanzien van de medische verklaring merkt de behandelaar nog op dat er op de afdeling vermoedens bestaan van drugsgebruik door betrokkene. Ongeveer twee à drie weken geleden werd een achteruitgang in het beeld gezien. Betrokkene weigerde destijds om urine af te staan. In de urinetest van afgelopen zondag zijn geen drugssporen gevonden. Dat betekent dat betrokkene de afgelopen week in ieder geval geen drugs heeft gebruikt. Voor de verslaving van betrokkene zal in een later stadium pas begeleiding worden aangeboden. Desgevraagd geeft de behandelaar aan dat er geen gevaar meer bestaat voor zelfdoding. Dit kan echter wel veranderen indien betrokkene onbehandeld blijft.
De meeste vormen van verplichte zorg zoals opgenomen in het verzoekschrift zijn nog steeds benodigd, behoudens het toedienen van vocht en voeding. De medicatie die moet worden toegediend ziet voorts alleen op antipsychotica. De behandelaar denkt dat de verzochte
26 weken nodig zijn om betrokkene stabiel te krijgen door middel van medicatie. Het is de vraag hoe snel het beeld gaat opklaren. Een kortere periode van de machtiging wordt door hem dan ook niet raadzaam geacht.

3.Beoordeling

3.1
De advocaat van betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische verklaring het verzoek tot een zorgmachtiging niet ondersteunt. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, gelegen in het schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en disruptieve, impulsbeheersing- en andere gedragsstoornissen.
Betrokkene is in een paranoïde toestand in het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. Hoewel betrokkene als gevolg van de medicatie en de omstandigheid dat ze geen contact heeft met de buitenwereld enigszins is gekalmeerd, blijft de paranoïde gedachtegang aanwezig. Daarnaast neemt de rechtbank de stoornis die wordt genoemd in de medische verklaring, te weten: middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, niet over. De behandelaar heeft ter zitting aangegeven dat ze vermoeden dat betrokkene verslaafd is. Zij hebben dit afgeleid uit de omstandigheid dat enige tijd geleden een terugval te zien was bij betrokkene en zij toen een urinetest weigerde. Een vermoeden is echter onvoldoende in deze. Vast moet staan dat er sprake is van een stoornis. Daar komt bij dat de laatste urinetest schoon was.
De vorenstaande vastgestelde stoornissen leiden tot ernstig nadeel, gelegen in maatschappelijke teloorgang van betrokkene en ernstige psychische schade voor betrokkene en/of anderen. Aangezien de behandelaar heeft aangegeven dat het suïcidegevaar is geweken, neemt de rechtbank het ernstig nadeel, te weten levensgevaar, niet over.
Gelet op het gedrag van betrokkene ontbreekt het haar nog aan ziekte-inzicht en ziektebesef. Zo heeft betrokkene onlangs nog met medicatie gesmokkeld, waardoor ze een andere toedieningsvorm van het antipsychoticum heeft gekregen. Deze medicatie is nog niet aangeslagen. Daarnaast is de telefoon van betrokkene momenteel ingenomen. Toch blijft zij op allerlei manieren proberen om aan een telefoon te komen. Hiermee wil zij in contact komen met de buitenwereld. Dit gedrag strookt ook niet met haar uitlatingen dat zij afstand wil doen van haar verleden en opnieuw wil beginnen. Hierdoor blijft de stress aanwezig en zal zij onvoldoende kunnen stabiliseren.
Anders dan de advocaat is de rechtbank dan ook van oordeel dat de medische verklaring het verzoek tot een zorgmachtiging ondersteunt, nu de hierboven genoemde stoornissen en vormen van ernstig nadeel ook daarin worden benoemd. De omstandigheid dat ter zitting is gebleken dat het beeld is verschoven en andere stoornissen en vormen van ernstig nadeel meer op de voorgrond zijn komen te staan maakt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat de medische verklaring de zorgmachtiging in het geheel niet meer ondersteunt. De vormen van verplichte zorg komen voorts grotendeels overeen met de vormen van verplichte zorg zoals genoemd door de behandelaar.
3.2
Om het ernstig nadeel af te wenden en/of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en/of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.3
Voorts heeft de advocaat verweer gevoerd tegen een gedwongen opname, nu betrokkene vrijwillig in het ambulante kader wil worden behandeld. Zij accepteert hierbij hulp van het FACT-team, haar moeder en haar tante.
Het voorgaande heeft betrokkene vastgelegd in de zorgkaart, welke volgens de advocaat niet overeenkomt met het zorgplan. De rechtbank volgt de advocaat op het punt dat het zorgplan een discrepantie laat zien met de zorgkaart, te weten dat betrokkene in het zorgplan instemt met opname, terwijl de zorgkaart duidelijk aangeeft dat zij dit niet wenst. De rechtbank constateert dat in het zorgplan te weinig aandacht wordt besteed aan de familie van betrokkene en de mogelijkheden voor de toekomst van betrokkene. De rechtbank raadt de behandelaar dan ook aan het zorgplan opnieuw te bekijken en met betrokkene te bespreken.
In tegenstelling tot de advocaat is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene smokkelt met medicatie en zegt veel bijwerkingen te hebben van de medicatie. Zij voelt zich hierdoor een zombie. De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd dat zij in een vrijwillig kader medicatie zal blijven innemen. Ook kan zij zich moeilijk houden aan de afspraak om afstand tot de buitenwereld te bewaren. Dit blijkt uit de continue drang van betrokkene naar het gebruik van een telefoon. Om die reden is verplichte zorg waaronder een opname nodig.
3.4
Nu de behandelaar heeft aangegeven dat het toedienen van vocht en voeding niet benodigd is als verplichte zorg, zal deze vorm van verplichte zorg niet worden toegewezen. Voorts zal, gelet op de omstandigheid dat de behandelaar heeft aangegeven dat de medicatie alleen ziet op antipsychotica, deze vorm van verplichte zorg worden beperkt tot het toedienen van antipsychotica medicatie. Daarnaast wijst de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg toe:
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- controle op aanwezigheid gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opname in een accommodatie;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
3.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.6
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de veiligheid van betrokkene. Ook is gekeken naar de mogelijkheden om betrokkene weer deel te laten nemen aan het maatschappelijk leven zoals begeleid wonen. Hier wil betrokkene echter niet aan meewerken. Betrokkene heeft vooralsnog een woning waar ze naar toe kan terugkeren. Er is verder contact met het netwerk van betrokkene en gekeken gaat worden welke rol die kunnen spelen.
3.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank ziet wel aanleiding om de termijn van de zorgmachtiging te bekorten. De komende maanden dienen gebruikt te worden om te onderzoeken of een overgang naar het ambulante traject tot de mogelijkheden behoort. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de duur van drie maanden, en geldt aldus tot en met 7 juni 2020.
3.8
De rechtbank zal de machtiging laten aansluiten op de datum waarop de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afliep, zijnde 6 maart 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- controle op aanwezigheid gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opnemen in een accommodatie;
- toedienen antipsychotica medicatie;
- uitoefenen toezicht op betrokkene;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 juni 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Jansen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier en op 31 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.