In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn meerdere beroepen aan de orde die voortvloeien uit naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (MRB) en verzuimboetes opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, houder van twee oldtimers, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes, maar de inspecteur heeft deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 30 maart 2020 uitspraak gedaan, waarbij de beroepen in de zaken met de nummers 18/5446, 18/5448, 18/7274 en 18/7327 ongegrond zijn verklaard. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren tegen de rekeningen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de belanghebbende niet tijdig heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur de bezwaren in de zaken 19/920 en 19/921 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, en verklaart deze beroepen gegrond. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet in aanmerking komt voor de toepassing van de overgangsregeling voor oldtimers, omdat hij niet tijdig een verzoek heeft ingediend. De rechtbank handhaaft de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen, maar vernietigt de uitspraken op bezwaar van de inspecteur in de zaken 19/920 en 19/921.