ECLI:NL:RBZWB:2020:1640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding onder de Wmo

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding. De eiser, geboren in 1948 en met beperkingen als gevolg van een persoonlijkheidsstoornis, had een aanvraag ingediend voor 1 uur individuele begeleiding per week. Deze aanvraag werd afgewezen door het college, dat in een eerder besluit een pgb voor de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 had toegekend, maar slechts voor 3 uur begeleiding per week, verdeeld over verschillende zorgverleners.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in beroep is gegaan tegen het besluit van het college, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag voor 1 uur begeleiding werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 maart 2020 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat de jaarlijkse beoordeling voor hem belastend is en hij een pgb voor een langere periode wenst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college terecht heeft besloten om het pgb voor slechts één jaar toe te kennen, gezien de noodzaak voor regelmatige evaluatie van de zorgbehoefte van de eiser.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de Wmo 2015 geen minimale of maximale duur voor de toekenning van een pgb voorschrijft, en dat het aan de gemeente is om dit te bepalen op basis van individuele omstandigheden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college een gerechtvaardigd belang heeft om de duur van de toekenning te beperken tot één jaar, gezien de eerdere inzet van het pgb door de eiser en de noodzaak om te monitoren hoe het budget wordt besteed. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor 1 uur begeleiding per week door het college in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6135 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde:
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2019 (primair besluit) is aan eiser over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 pgb toegekend voor:
  • 2 uur per week begeleiding individueel op ‘resultaatgebied 1A’: het huishouden wordt zelfstandig gevoerd;
  • 1 uur per week begeleiding individueel op ‘resultaatgebied 1C’: psychische stabiliteit.
De aanvraag van 1 uur individuele begeleiding per week door mevrouw [naam begeleidster] van ‘Samen op weg naar Beter’ is afgewezen.
In het besluit van 7 november 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 maart 2020. Eiser was daarbij aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum] 1948, heeft beperkingen als gevolg van een
persoonlijkheidsstoornis. Vanaf 2010 ontving hij ondersteuning in de vorm van begeleiding individueel op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Over de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 en over de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2019 ontving eiser een pgb voor 4 uur individuele begeleiding per week op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
Op 20 februari 2019 heeft eiser zich bij het college gemeld voor voortzetting van de ondersteuning op grond van de Wmo 2015. Vervolgens heeft er op 16 april 2019 een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Op grond daarvan is op 26 juni 2019 een (aangepast) Plan van Aanpak opgesteld. Daarin staat vermeld dat eiser vanwege zijn psychische beperking niet in staat is om structuur in zijn leven aan te brengen. Hij heeft behoefte om zijn gedachten te ordenen en hij heeft hulp nodig bij het stellen van prioriteiten en bij het maken van plannen. Er werd geconcludeerd tot 3 uur individuele begeleiding over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 in de vorm een pgb: 1 uur voor individuele begeleiding door Mevrouw [naam begeleidster2] van ‘Blaakend Gezond’ en 2 uur individuele begeleiding door ‘Best Care’. De gevraagde individuele begeleiding door [naam begeleidster] (1 uur per week) wordt niet goed gekeurd, omdat zij op een ongedateerd A4 slechts tips en adviezen heeft opgeschreven, maar niet heeft vermeld hoe de begeleiding is verlopen of welke resultaten er behaald zijn. Eiser heeft het Plan van Aanpak alleen voor gezien en niet voor akkoord getekend, omdat hij het niet eens is met het weigeren van voortzetting van het pgb voor de begeleiding [naam begeleidster] .
Bij brief van 6 juli 2019 heeft eiser verzocht om voortzetting van het pgb voor de begeleiding door [naam begeleidster] .
Bij besluit van 9 juli 2019 (primair besluit) is aan eiser over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 pgb toegekend voor:
  • 2 uur per week begeleiding individueel op ‘resultaatgebied 1A’: het huishouden wordt zelfstandig gevoerd;
  • 1 uur per week begeleiding individueel op ‘resultaatgebied 1C’: psychische stabiliteit.
De aanvraag van 1 uur individuele begeleiding per week door mevrouw [naam begeleidster] van ‘Samen op weg naar Beter’ is afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt en daarbij onder meer verzocht om toekenning van een pgb voor meerdere jaren.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. De gevraagde begeleiding door [naam begeleidster] van ‘Samen, op weg naar Beter’ is terecht afgewezen. Uit de door haar herschreven evaluatie blijkt dat zij eiser in de periode van 30 oktober 2018 tot en met 12 februari 2019 heeft geholpen met het ordenen van zijn gedachten en gevoelens. Op dit aspect is er sprake van overlap met begeleiding door ‘Blaakend Gezond’. Omdat er bij de begeleiding door ‘Blaakend Gezond’ sprake is van continuïteit, zal het pgb daarvoor worden toegekend en niet voor [naam begeleidster] . Ook is terecht besloten het pgb voor slechts één jaar toe te kennen. De Wmo regelt niet wat de minimale of maximale duur van een voorziening is. Dat mogen gemeenten, binnen bepaalde grenzen, zelf bepalen. Op grond van de jurisprudentie moet voor het toekennen van een maatwerkvoorziening over een beperkte periode (bijvoorbeeld 1 jaar) wel een gerechtvaardigd belang aanwezig zijn. Gebleken is dat eiser over de afgelopen periode een deel van de individuele begeleiding heeft ingezet voor het schoonmaken van zijn huis. Dit is niet waar de begeleiding voor was bedoeld. Gelet op het recente verleden wil het college een vinger aan de pols houden over de wijze waarop eiser zijn pgb inzet.
2. Eiser voert aan dat hij het niet eens is met het feit dat hem slechts voor de duur van één jaar een pgb toegekend wordt. Het is voor hem erg belastend om telkens zo beoordeeld te worden, gelet op alle administratie die daarbij komt kijken. Hij zou graag een pgb tot aan zijn 75ste toegekend krijgen. In het verleden is hem ook een pgb voor langere tijd toegekend, namelijk over de periode van 2011 tot 2016 in verband met zijn beperkingen en psychisch functioneren. Eiser is van mening dat wanneer alle voorgaande onderzoeken naast elkaar gelegd worden het duidelijk moge zijn wat zijn beperkingen zijn en dat hem daarom voor langere tijd een pgb kan worden toegekend.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In beroep is alleen nog in geschil de duur van het toekende pgb. Eiser zou graag zien dat hem een pgb voor langere tijd dan slechts voor de duur van één jaar wordt toegekend, omdat de huidige gang van zaken (en met name de daarbij komende administratieve last en de gesprekken gedurende de zomermaanden) voor hem erg belastend is.
Zoals ter zitting is besproken, is het aan de gemeente zelf om te bepalen voor welke periode een voorziening wordt verstrekt. De regelgeving die hier van toepassing is, de Wmo 2015, regelt namelijk niet wat de minimale of maximale duur van een voorziening is. De duur van de voorziening is afhankelijk van de beperkingen van de cliënt en het college dient daarnaar individueel onderzoek te doen.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat het toekennen van een pgb voor de duur van één jaar in het geval van eiser terecht is. Hiervoor ziet de rechtbank meerdere redenen. Ten eerste omdat gebleken is (en eiser ter zitting ook erkend heeft) dat hij over de afgelopen periode een deel van de individuele begeleiding heeft ingezet voor het schoonmaken van zijn huis, terwijl dit niet is waar de begeleiding voor was bedoeld. Het is dan ook niet onredelijk dat het college reeds om deze reden een vinger aan de pols wil houden om te bezien dat eiser zijn pgb op juiste wijze besteedt. Ten tweede heeft eiser ter zitting verklaard dat hij van de drie uur toegekende pgb, inmiddels nog slechts gebruik maakt van één uur begeleiding door ‘Blaakend Gezond’. Dit omdat hij niet tevreden is over de begeleiding door ‘Best Care’ en daarom over wil stappen naar een andere organisatie. Ter zitting is gebleken dat het college hiervan niet op de hoogte was. De rechtbank ziet ook hierin in een indicatie dat regelmatige evaluatie gewenst is om te bezien of het toegekende pgb in dezelfde vorm kan worden voortgezet of dat er veranderingen (bijvoorbeeld in organisatie of benodigde uren) nodig zijn. Dit is ook in het belang van eiser.
Hoewel de wens van eiser om een pgb voor langere tijd dan één jaar toegekend te krijgen, begrijpelijk is, komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het college op juiste gronden heeft besloten een pgb voor de duur van één jaar toe te kennen.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat het college ter zitting te kennen heeft gegeven bereid te zijn intern overleg te plegen. Dit om te bezien of eiser bij een volgende aanvraag op enige wijze tegemoet zou kunnen worden gekomen in zijn wens tot het creëren van meer rust in het beoordelingsproces, bijvoorbeeld door het verlengen van de toekenning van het pgb van één naar twee jaar, het verkorten van beslissingstermijnen, het samenvoegen van gespreksmomenten en het plannen van de beoordelingsmoment buiten de zomermaanden.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt van de rechtbank.
5. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 31 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.