Op 1 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 29 oktober 2018 door het college is verleend aan vergunninghouder voor het gebruik van een ruimte aan de [straatnaam] 32 te [plaatsnaam] als fysiotherapiepraktijk. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat heeft geleid tot een bestreden besluit op 2 april 2019 waarin het bezwaar gegrond werd verklaard, maar de vergunning werd gehandhaafd. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 19 februari 2020 de zaak behandeld. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat het gebruik van de ruimte als fysiotherapiepraktijk in strijd is met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'wonen' is. De rechtbank oordeelde dat de vergunning voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan niet kon worden verleend, omdat dit niet in overeenstemming was met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van de uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het college de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 1.050,00. De rechtbank heeft ook het betaalde griffierecht van € 174,00 aan eisers toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.