1.4In de omgevingsvergunning zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
- de mast mag alleen gedurende uitzendingen op zaterdagen en zondagen tussen 8.00-14.00 maximaal worden uitgeschoven;
- indien de mast niet in gebruik is, moet deze in minimale (neergeklapte) stand op het perceel aanwezig zijn.
2. Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat het college niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de omgevingsvergunning te verlenen. Het landschap wordt ernstig verstoord en de belangen van de omwonenden zijn onvoldoende meegewogen. Het college mocht zich niet baseren op het welstandsadvies, gelet op het eerdere negatieve advies. Het besluitvormingsproces van het college was onzorgvuldig, want omwonenden hadden moeten worden geïnformeerd en gehoord bij een dergelijk bouwplan. Verder is er geen noodzaak voor de voorziene antennemast en hadden alternatieven moeten worden onderzocht. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Voor de toepasselijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak. De tekst van de hierna te noemen bepalingen is in de bijlage te vinden.
Beoordeling van het verzoek
Belanghebbende
5. De voorzieningenrechter dient eerst ambtshalve te beoordelen of verzoeker belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning. Voor de beantwoording van de vraag of verzoeker als belanghebbende kan worden aangemerkt, is van belang dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het uitgangspunt volgt dat degene die gevolgen van enige betekenis ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon- en leefsituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt (zie de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271). Verzoeker stelt dat de afstand tussen zijn perceel en de antennemast ongeveer 100 meter is, deze antennemast boven de bomenrij tussen zijn woning en het perceel van vergunninghouder uitstijgt en dat hij er vanuit zijn woning zicht op heeft. Dit is door het college niet weersproken, zodat de voorzieningenrechter daarvan uit zal gaan. Gelet hierop is verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter belanghebbende. Voor het oordeel dat gevolgen van enige betekenis ontbreken, bevatten de beschikbare stukken geen aanknopingspunten.
Redelijke eisen van welstand