ECLI:NL:RBZWB:2020:1652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8322219 VV EXPL 20-9
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte in kort geding toegewezen wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2020 een vonnis in kort geding uitgesproken, waarbij de vordering van de eiseres tot ontruiming van de woning van de gedaagde is toegewezen. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.C.E. Wirken, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens ernstige overlast die door de gedaagde en zijn bezoekers werd veroorzaakt. De overlast bestond uit geluidsoverlast, beledigende en dreigende uitlatingen naar omwonenden, en het gebruik van harddrugs in de woning. De gedaagde, die onder bewind staat, heeft niet inhoudelijk gereageerd op de vorderingen van de eiseres. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in ernstige mate tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, en dat de situatie voor de omwonenden onhoudbaar is geworden. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de frequentie en ernst van de overlast. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met de verplichting voor de gedaagde om de woning binnen veertien dagen te verlaten. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I, Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer 8322219 VV EXPL 20-9
vonnis in kort geding van 24 maart 2020
in de zaak van
[eiseres] ,
gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.C.E. Wirken, advocaat te Oosterhout,
tegen
[gedaagde] ,
gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats 2] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[onderbewindgestelde] ,geboren [geboortedatum] ,
wonende te [geboortedatum] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] . q.q. respectievelijk [onderbewindgestelde] ,
gemachtigde: [naam 1] bewindvoerder bij [gedaagde] .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
1.1
de dagvaarding van 2 maart 2020;
1.2
de brief van de gemachtigde van [eiseres] van 9 maart 2020 met de aanvullende producties 20 t/m 25;
1.3
de pleitnota van de gemachtigde van [eiseres] van 10 maart 2020;
1.4
de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 10 maart 2020.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.

2.Het geschil

2.1
Samengevat houdt de vordering van [eiseres] in, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
Primair
I. [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , te veroordelen de woning gelegen aan de [adres] binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van [eiseres] zijn, en, met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen.
Subsidiair
II. [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , bij wijze van ordemaatregel bepaalde nader in de dagvaarding omschreven gedragsaanwijzingen op te leggen;
III. Voorwaardelijk, dat wil zeggen voor zover [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , niet integraal en gedurende één jaar na betekening van het te wijzen vonnis aan de opgelegde gedragsaanwijzingen voldoet [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , te veroordelen deze woning binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van [eiseres] zijn, en, met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen.
Meer subsidiair:
IV. [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , bij wijze van ordemaatregel bepaalde nader in de dagvaarding omschreven gedragsaanwijzingen op te leggen.
V. [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , te veroordelen om, indien en voor zover [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , niet integraal en gedurende één jaar na betekening van het te wijzen vonnis aan de opgelegde gedragsaanwijzingen voldoet, een dwangsom te verbeuren aan [eiseres] van € 250,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] , nalaat aan de opgelegde gedragsaanwijzingen gevolg te geven, tot een maximum van € 5.000,00 aan verbeurde dwangsommen is bereikt.
Nog meer subsidiair:
VI. Zodanige maatregelen te treffen als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren.
Een en ander met veroordeling van [gedaagde] . q.q., althans [onderbewindgestelde] in de kosten van het geding en de nakosten.
2.2
Van de zijde van [onderbewindgestelde] is inhoudelijk niet gereageerd op de vorderingen en hetgeen [eiseres] daaraan ten grondslag heeft gelegd.

3.De beoordeling

3.1
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vorderingen het volgende gesteld:
[onderbewindgestelde] huurt sinds 13 september 2016 van [eiseres] de woning staande en gelegen aan de [adres] .
Op de huurovereenkomst zijn de door [eiseres] gehanteerde Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte d.d. 1 april 2011 (hierna: algemene huurvoorwaarden) van toepassing.
Op grond van de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden, de wet en/of de algemeen geldende rechtsopvatting is [onderbewindgestelde] jegens [eiseres] onder meer verplicht:
1) het gehuurde als een goed huurder te gebruiken en te onderhouden (onder meer artikel 7:213 BW en artikel 7 lid 1 algemene huurvoorwaarden);
2) zich te onthouden van het veroorzaken van overlast aan omwonenden (onder meer artikel 7 lid 8 algemene huurvoorwaarden);
3) zich te onthouden van het verrichten van handelingen en/of het ontplooien van activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld (artikel 7 lid 9 algemene huurvoorwaarden).
[eiseres] krijgt sinds geruime tijd klachten van omwonenden van [onderbewindgestelde] over overlast die wordt veroorzaakt door hem en/of mensen die bij hem op bezoek komen. Sinds medio oktober 2019 geven omwonenden aan [eiseres] te kennen dat zij de overlast als onhoudbaar ervaren en vanaf november 2019 krijgt [eiseres] vrijwel dagelijks meldingen van omwonenden.
De overlast bestaat voornamelijk in geluidsoverlast door harde muziek, geschreeuw, slaan met deuren en dergelijke, welke geluidsoverlast met name in de late avond en ’s nachts plaatsvindt.
[onderbewindgestelde] heeft zich daarnaast beledigend en dreigend uitgelaten tegen omwonenden die over de door hem veroorzaakte overlast hebben geklaagd.
Door de politie die naar aanleiding van klachten van omwonenden bij [onderbewindgestelde] is gaan kijken, is herhaaldelijk geconstateerd dat [onderbewindgestelde] en zijn bezoekers in de woning (hard)drugs gebruiken en dat er op of omstreeks 7 januari 2020 een handelshoeveelheid (112 gram) hennep in de woning aanwezig was.
[eiseres] heeft [onderbewindgestelde] herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag en hem mondeling en schriftelijk gesommeerd zich te onthouden van het veroorzaken van overlast. Ook door de politie die herhaaldelijk ter plaatse is geweest is [onderbewindgestelde] gemaand geen overlast te veroorzaken. [onderbewindgestelde] vervalt echter telkens weer in hetzelfde overlast gevende gedrag.
De gemeente [naam 2] heeft in het kader van het beleid aanpak woonoverlast eveneens door middel van gesprekken en schriftelijke sommaties getracht [onderbewindgestelde] te bewegen tot een aanpassing van zijn gedrag, maar hij houdt zich telkens niet aan gemaakte afspraken.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.2
Bij de mondelinge behandeling van 10 maart 2020 is [gedaagde] . q.q. in de persoon van [naam 1] verschenen. [onderbewindgestelde] zelf is niet gekomen, hoewel hij volgens [naam 1] op de hoogte was van datum, tijdstip en locatie van de zitting en ook met [naam 1] had afgesproken dat hij zou komen. [naam 1] heeft verklaard dat hij wel bekend is met de door [eiseres] geschetste problemen met betrekking tot [onderbewindgestelde] , maar dat hij inhoudelijk niet betrokken is bij gesprekken daarover. Zijn taak beperkt zich tot het behartigen van de financiële belangen van [onderbewindgestelde] .
3.3
De door [eiseres] gestelde feiten staan als voldoende onderbouwd en niet weersproken in deze procedure tussen partijen vast.
3.4
Daarvan uitgaande heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter een spoedeisend belang bij de onderhavige vorderingen. Immers, [eiseres] dient als verhuurder het rustig huurgenot van haar omwonende huurders te waarborgen en de leefbaarheid en veiligheid van de buurt te bevorderen. [eiseres] is dus ontvankelijk in haar vorderingen.
3.5
Voor de inhoudelijke beoordeling van de primaire vordering wordt vooropgesteld dat de ontruiming van woonruimte een vergaande maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder en in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben. Om die reden zal een onverwijlde ontruiming in kort geding slechts gerechtvaardigd zijn, als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, terwijl bovendien sprake moet zijn van een situatie die zodanig ernstig of acuut is dat van de verhuurder niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemprocedure afwacht.
3.6
[eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stellingen een zeer groot aantal van omwonenden ontvangen klachten overgelegd. Zij heeft toegelicht dat [onderbewindgestelde] een hoekwoning bewoont en dat de klachten komen van verschillende omwonenden, niet alleen naaste buren, maar ook achterburen en bewoners aan de overzijde van de straat. Verder is een aantal mutatierapporten van de politie overgelegd, waaruit blijkt dat diverse politiemensen die naar aanleiding van meldingen ter plaatse zijn gaan kijken, ook zelf de (geluids-)overlast hebben waargenomen. Verder blijkt uit een overgelegde e-mail van 7 januari 2020 van de wijkagent aan [eiseres] , alsmede uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 14 januari 2020, dat in de woning van [onderbewindgestelde] een zak met 112 gram hennep is aangetroffen. Dat is een hoeveelheid die als handelshoeveelheid wordt aangemerkt.
3.7
De kantonrechter is op grond van deze onweersproken stellingen en stukken van oordeel dat [onderbewindgestelde] ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Met name heeft hij de hiervoor in alinea 3.1 sub c genoemde verplichtingen veelvuldig en in ernstige mate geschonden.
3.8
Om te beoordelen of de tekortkoming ernstig genoeg is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Nu [onderbewindgestelde] zelf niet heeft gereageerd op de dagvaarding en de daarbij overgelegde stukken is van zijn persoonlijke omstandigheden niet meer bekend dan uit de stukken blijkt. De kantonrechter gaat er wel van uit dat hij groot belang heeft om in de woning te kunnen blijven wonen, aangezien dat voor huurders in het algemeen het geval is.
3.9
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter valt met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten dat in een eventuele bodemprocedure de tekortkoming van [onderbewindgestelde] zodanig ernstig wordt geoordeeld, dat deze ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat het woonbelang van [onderbewindgestelde] , alle omstandigheden in aanmerking genomen, onvoldoende zwaarwegend is om van ontbinding af te zien.
Daarbij neemt de kantonrechter onder meer in aanmerking dat de situatie voor omwonenden onhoudbaar is geworden en dat alle pogingen die reeds zijn gedaan om de door [onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast te doen stoppen geen resultaat hebben gehad.
3.1
De kantonrechter is verder van oordeel dat van [eiseres] in de gegeven omstandigheden niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in een eventuele bodemprocedure afwacht, gegeven de duur, frequentie en ernst van de door omwonenden ervaren overlast en het belang van [eiseres] om de leefbaarheid en veiligheid alsmede het imago van de buurt zoveel mogelijk te beschermen.
3.11
Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De subsidiair en meer subsidiaire vorderingen behoeven derhalve geen bespreking meer.
3.12
[gedaagde] . q.q. zal als formele procespartij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze worden aan de zijde van [eiseres] tot en met vandaag vastgesteld op € 704,89, te weten € 100,89 voor kosten van de dagvaarding, € 124,00 griffierecht en € 480,00 voor salaris van de gemachtigde [eiseres] .
3.13
De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna in de beslissing vermeld.

3.De beslissing bij wijze van voorlopige voorziening

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] . q.q. en meer in het bijzonder [onderbewindgestelde] om de woning gelegen aan de [adres] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze goederen niet het eigendom van [eiseres] zijn, en, met afgifte van de sleutels, ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen.
veroordeelt [gedaagde] . q.q. tot betaling van de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vastgesteld op € 704,89;
veroordeelt [gedaagde] . q.q. voorts, onder de voorwaarde dat zij/ [onderbewindgestelde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan voormelde veroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 120,00 aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en is in het openbaar uitgesproken op
24 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.