In deze zaak heeft eiser op 26 september 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg op zijn aanvraag van 18 maart 2019 voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling Tegemoetkoming chroom-6. Eiser heeft het college bij brief van 10 september 2019 in gebreke gesteld. Het college heeft op 30 oktober 2019 inhoudelijk beslist op de aanvraag van eiser. Eiser heeft vervolgens de rechtbank laten weten dat hij zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen wenst te handhaven, omdat hij het niet eens is met het besluit van 30 oktober 2019.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank stelt vast dat er ten tijde van het indienen van het beroep nog geen besluit was genomen en dat de ingebrekestelling door het college is ontvangen.
De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat het college inmiddels op 30 oktober 2019 heeft beslist. Daarom verklaart de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank verwijst het beroep dat is gericht tegen het inhoudelijke besluit van 30 oktober 2019 naar het college om als bezwaar te worden behandeld. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het college het betaalde griffierecht vergoeden.