4.3Het oordeel van de rechtbank
Door een persoon genaamd [naam 2], wonend aan het [adres 1] te Etten-Leur, wordt op maandag 23 september 2019 15.56 uurmelding gedaan via 112 dat er een wagen aan komt rijden en dat men begint met schieten. Het was een Opel Astra Stationwagen kleur grijs. Hij heeft een pistool gezien. In de auto zaten 4 personen, 2 mannen en 2 vrouwen. De personen zouden van het kamp komen. Er was achter op de parkeerplaats geschoten en verderop ook nog 6 of 7 maal. Toen de mensen in de auto de dakdekkers zagen is er geschoten. [naam 2] wordt daarna ter plaatse als getuige gehoord.Hij verklaart dat hij op de parkeerplaats was aan de achterzijde van het [adres 1] , zijnde zijn woning. Er waren dakdekkers bij hem aan het werk. Een Duitser en twee Polen. Hun bus stond op 1,5 meter van zijn poort. Op enig moment zag hij een Opel Stationwagen aan komen rijden. Hij dacht dat hier twee mannen en twee vrouwen in zaten. Op enig moment stapte er een man uit de auto die zijn hand opheft en hij hoorde gelijk een schot. De schutter stond ongeveer 7 meter van de bus vandaan op de plek waar de huls is aangetroffen. De Duitse dakdekker stond naast zijn bus. De auto reed daarna weg richting de [straat 2] . Kort daarna hoorde de getuige 5 à 6 schoten. Hij heeft dit niet kunnen zien, maar alleen gehoord. Hij zag dat de Duitser zijn achtertuin inrende.
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris geeft getuige [naam 2] desgevraagd aan dat er zijn kant op werd geschoten én naar de kant van de dakdekker.Hij zag de arm van de schutter op hen beiden gericht worden en hij hoorde één schot. De rechter-commissaris noteert daarbij dat de getuige zijn arm hierbij recht vooruit steekt. Hij verklaart dat één schot op hen is gericht en dat ze toen zijn ingestapt.
Op 27 oktober 2019 doet [naam 2] aangifte van het voorval waarbij op hem en de dakdekkers is geschoten. Hij verklaart dan over de precieze plaats waar hij en [naam 1] stonden. [naam 1] stond naast de auto en [naam 2] stond ervoor. De afstand tussen [naam 2] en [naam 1] bedroeg ongeveer 1,5 meter. Ze waren met elkaar aan het praten. De schutter zou in het verlengde hebben gestaan van waar [naam 1] stond.
[naam 1] doet op 23 september 2019 aangifteen verklaart dat hij zijn auto op de parkeerplaats had gezet bij de mensen voor wie ze kwamen werken. Hij werkte daar met [naam 3] en ene [naam 4] van wie hij de achternaam niet kent. Hij stond bij de auto met de eigenaar. Er kwam een auto aangereden, waarbij iemand uitstapte en schoot. De man die uitstapte stapte uit aan de kant van de bijrijder. De bestuurder was een man en er werd in hun richting geschoten.
Hij is samen met [naam 3] de woning ingegaan en door de voordeur de straat opgegaan. Toen kwam dezelfde auto voorbij gereden en is er vanuit de auto weer geschoten. De schutter hield zijn arm uit het raam en schoot meerdere keren.In een aanvullende telefonische verklaring bevestigt hij de mededeling van de verbalisant dat in de auto een [achternaam] met zijn vrouw zat en dat er een broer van [achternaam] uit Ossendrecht bij was.Die broer was de vader van [naam 5] , met wie zijn zoon wat had gehad. Beide broers hadden geschoten. Eerst de vader van [naam 5] en later, vanuit de auto, de broer van de vader van [naam 5] .
Getuige [naam 6] verklaart dat hij voor [naam 1] werkt samen met [naam 3] .Hij hoorde opeens een schot en zag toen dat [naam 3] de benen nam en dat [naam 1] achter hem aanging. Hij heeft zich aan de andere kant in veiligheid gebracht en zag daar de auto. Hij hoorde toen nog een paar schoten.
Getuige [naam 7] , wonend op nummer [huisnummer] , die ter plaatse is gehoord, zat in zijn woonkamer toen hij 5 knallen hoorde.De eveneens ter plaatse gehoorde getuige [naam 8] , wonend aan de [adres 2] , was in zijn slaapkamer toe hij een aantal harde knallen hoorde.
Op maandag 23 september 2019 is forensisch onderzoek verricht op het [straat 1] , de [straat 2] en de doorsteek van het [straat 3] , waarbij diverse hulzen werden aangetroffen.Aan elke aangetroffen huls is een zogenaamd Sin-Nummer toegekend. Bij de woning op het [straat 1] is één 9 mm huls veiliggesteld (Sin AAMT2250NL). Bij de bus werd een mogelijk inschot waargenomen. Hier is ter plaatse geen verder onderzoek naar verricht. Op de [straat 2] bij de doorgang [straat 3] / [straat 1] zijn drie 7.65 mm hulzen aangetroffen. (Sin AAMT2247NL, AAMT2248NL en AAMT2249NL).
De aangetroffen hulzen zijn op verschillende plekken aangetroffen.Eén huls bij de ingang van de parkeerplaats en drie hulzen bij de kruising van de [straat 2] en de [straat 1] . De laatste drie hulzen lagen vanuit de woning aan het [straat 1] bezien aan de overkant van de [straat 2] op of bij het [straat 3] .
Het NFI concludeertdat er aanwijzingen zijn gevonden dat de hulzen [AAMT2247NL en AAMT2248NL] van het merk Gévelot en de huls [AAMT2249NL] van het merk Magtech, kaliber 7,65mm Browning, zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen.
Voorts zijn er aanwijzingen gevonden dat de huls [AAMT2250NL], kaliber 9mm Parabellum van het merk CBC, vermoedelijk is verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum.
Tussenconclusie
Op basis van deze verklaringen in onderling verband en samenhang bezien staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat één schot is gelost bij de ingang van de parkeerplaats in het [straat 1] en later in ieder geval nog drie schoten op de kruising van de [straat 2] met het [straat 1] .
De eerste vraag die de rechtbank aan de orde stelt, is wie deze schoten heeft afgevuurd en wie daarbij aanwezig waren.
Verdachte [medeverdachte] wordt in zijn verhoor van 3 oktober 2019 voorgehouden dat aangever [naam 1] een verhaal vertelt over een ruzie tussen twee zigeunerfamilies en dat aangever verteld had dat de relatie tussen [naam 9] (zoon van [naam 1] ) en [naam 5] voorbij was. [medeverdachte] verklaart dat een dochter van een broer van hem inderdaad bij een zoon van [naam 1] is.Hij verklaart tevens: “Ik ben daar naar toe gereden, maar niet in de veronderstelling om iemand dood te schieten. Ik wilde hem gewoon bang maken om ons met rust te laten. En met het terug rijden heb ik inderdaad geschoten, maar niet op hem. Dat kan ik zweren. Ik schoot gewoon in de lucht. Ik ben eerlijk gezegd een beetje in paniek geraakt. Maar het was echt niet de bedoeling om die meneer dood te schieten. Het was meer bedoeld om hem af te schrikken”. Hij geeft aan een keer of drie geschoten te hebben en reed op dat moment in zijn auto. Hij heeft met een echt pistool geschoten.
[naam 1] (zo wordt [naam 1] door hem genoemd) is die dag 3 à 4 keer langs gereden. Verder heeft [naam 1] niets gedaan. Hij wist dat er 7.65 munitie in zijn wapen zat, omdat dit op de kogel stond. Hij besloot het vuurwapen te pakken toen [naam 1] 3 à 4 keer voorbij reed. Hij sprak af met een andere persoon, te weten de schutter. De andere schutter is uit de auto gestapt. Hij heeft hem niet zien schieten. Heeft gehoord dat dat ding afging. Naast [naam 1] stonden er ook andere mensen. [naam 1] liep volgens hem weg toen de ander had geschoten. Hij heeft de tweede keer geschoten om hem bang te maken.
Tussenconclusie
Op basis van deze verklaring, tezamen met voornoemde telefonische verklaring van [naam 1] staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte] heeft geschoten toen hij op de [straat 2] reed. Op grond van zijn verklaring en op grond van de aangetroffen hulzen staat tevens vast dat er met scherpe munitie is geschoten. In de auto was op dat moment een bijrijder aanwezig, maar het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat er op die plaats ook door de bijrijder is geschoten. Ook staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [medeverdachte] aanwezig was bij de schietpartij op het [straat 1] , waarbij de bijrijder is uitgestapt en heeft geschoten.
[verdachte] is eveneens als verdachte van de schietpartij aangemerkt. Hij heeft op een aantal details na, op advies van zijn raadsman geen verklaring afgelegd en ter zitting geen antwoord willen geven op gestelde vragen. De rechtbank treft in het dossier het volgende aan:
* Over de telefoon met nummer
[telefoonnummer] ,in gebruik bij [verdachte] , wordt vermelddat er historische verkeersgegevens zijn opgevraagd. Gebleken is dat het nummer op 23 september 2019 omstreeks 13.59 uur aanstraalde op een mast aan de Wouwse Plantage, om 15.55 uur en 15.58 uur aanstraalde op de zendmast [straat 4] te Etten-Leur en om 15.59 uur aan de [straat 5] te Etten-Leur en om 16.03 uur op een mast te Rucphen. De masten in Etten-Leur zijn gelegen in de nabijheid van de [straat 6] en het [straat 1] te Etten-Leur;
* De kleindochter van [medeverdachte] , [naam 10] , is op 23 september gehoord.Zij verklaart die dag (23 september 2019) naar haar opa en oma te zijn gegaan. Behalve haar opa en oma was er ook familie, de broer van haar opa. Die broer was samen met zijn vrouw. Zij weet niet hoe zij heten want zij heeft hen al heel lang niet meer gezien. Ze wonen niet heel dichtbij, volgens haar 50 kilometer bij hen vandaan. Haar opa en zijn broer hebben wel een goede band. De visite was met een soort busachtige auto, grijze bus. Deze was van de broer van haar opa. De eerste keer zag zij deze bus wel maar de laatste keer was deze weg. Dit was de laatste keer dat zij haar opa zag;.
* [verdachte] geeft in zijn verklaring van 10 oktober 2019 aan dat hij een zilvergrijze bus heeft van het merk Renault Traffic;
* Het proces-dossier bevat de volgende informatie waaruit kan worden afgeleid dat er problemen bestaan in verband met de relatie van de dochter van [verdachte] , [naam 5] , en de zoon van [naam 1] ;
In een WhatsApp gesprek aangetroffen in de telefoon van de moeder van [naam 5] , [naam 12] , staat: “dat die kanke mensen onze dochter hebben afgepakt”.
Verdachte [medeverdachte] verklaart op 3 oktober 2019 over problemen in Roermond tussen de zoon van [naam 1] en [naam 1] en een broer van hem, waarbij een wapen zou zijn getoond en dat zijn broer in paniek bij hem kwam.
In een telefoongesprek van een verbalisant met [naam 1] op 5 oktober 2019, wordt door [naam 1] gezegd dat [naam 5] en zijn zoon van elkaar houden en proberen een bestaan op te bouwen, maar dat dit echter door de [achternaam] wordt verhinderd.
* [naam 2] geeft een signalement van de schutter op het [straat 1] . Een blanke man, 1.75m, gezet postuur, blank, rood gelaat, grijs haar kalend, geen bril/ baard/snor.
Gelet op de bevindingen met betrekking tot de telefoon van [verdachte] , de beschrijving van de bus die door [naam 10] is gezien, de bus die [verdachte] volgens zijn eigen verklaring heeft en die in de beschrijving van [naam 10] past, en het gegeven dat Ossendrecht, waar hij woont, blijkens de openbare bron Google op ongeveer 45 km afstand van Etten-Leur ligt, staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] op 23 september bij zijn broer in Etten-Leur is geweest. Gezien de bewegingen van zijn telefoon, is het naar het oordeel van de rechtbank ook aannemelijk dat hij in de omgeving van het [straat 1] is geweest.
Daar komt bij de verklaring van [medeverdachte] dat hij met de schutter die op het [straat 1] schoot, had afgesproken, hetgeen past in de verklaring van [naam 10] omtrent de visite bij haar opa, [medeverdachte] , die zij lange tijd niet had gezien.
Op grond van het verblijf van [naam 5] bij [naam 1] , het hiervoor genoemde WhatsApp gesprek en de volgens [medeverdachte] bestaande problemen met [naam 1] en zijn verklaring dat men [naam 1] wilde bang maken, kan naar het oordeel van de rechtbank ook een reden voor een betrokkenheid van [verdachte] bij de schietpartij worden aangenomen.
Het door [naam 2] gegeven signalement van de schutter sluit [verdachte] als schutter ook niet uit.
Verdachte heeft op vragen omtrent dit alles geen antwoord willen geven, terwijl dat onder al deze omstandigheden wel van hem kon worden verwacht.
Tussenconclusie
Op grond van dit alles in onderling verband en samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] de schutter is geweest op het [straat 1] en dat hij als bijrijder aanwezig was toen [medeverdachte] schoten loste terwijl hij op de [straat 2] reed.
Bij deze conclusies komt, gelet op het gevoerde verweer, de vraag aan de orde of er op het [straat 1] met scherp is geschoten en op wie er is geschoten.
Aangever [naam 2] geeft in zijn hiervoor genoemde verklaring bij de rechter-commissaris aan dat hij de arm op hen beiden gericht zag worden en daarbij één schot hoorde. Er is, zoals hiervoor weergegeven, ter plaatse één huls gevonden, 9mm. De rechtbank stelt op basis van de foto’s (foto 5 en 6) vast dat die huls niet afkomstig van een losse flodder is.[naam 2] geeft aan dat de schutter stond op de plaats waar de huls is aangetroffen.
Op grond van dit alles staat naar het oordeel van de rechtbank in meer dan voldoende mate vast dat er op 23 september 2019 op het [straat 1] met een scherpe patroon is geschoten.
Op de foto’s behorend bij het onderzoek schietincidentis te zien dat er een gat zit in de linkerstijl van de voorruit van de auto van [naam 1] (vanaf de voorkant van de auto gezien.) De rechtbank constateert dat de plaats van deze opening past bij de richting waarin volgens [naam 1] en [naam 2] blijkens hun hiervoor weergegeven verklaringen, is geschoten, namelijk op hen dan wel in hun richting. Voorts bevindt de plaats van deze opening zich tussen waar [naam 2] en [naam 1] bezien vanaf de voorkant van de auto stonden, namelijk [naam 1] links van de auto en [naam 2] ervoor, op ongeveer anderhalve meter afstand van elkaar. Daarmee past de plaats van het gat bij hetgeen [naam 2] en [naam 1] verklaren over hoe er is geschoten.
De rechtbank betrekt bij haar beoordeling tevens de bevindingen en verklaring van [verbalisant] . [verbalisant] geeft in zijn aanvullend proces-verbaalaan dat hij op basis van zijn waarnemingen tot de bevinding komt dat er sprake is van een inschot. Hij acht het zeer onwaarschijnlijk dat het gat door iets anders is veroorzaakt dan door een kogelprojectiel. Dit gezien het materiaal en de ronding van de A-stijl. Gelet op de aangetroffen omstandigheden trekt hij de conclusie dat het inschot recent was ontstaan. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris geeft hij aan dat hij zichzelf in staat acht om de aannemelijkheid dat het om een kogelinslag gaat vast te stellen.Hij doet dat op basis van zicht en zijn bevindingen zijn gebaseerd op ervaring. Gezien de door [verbalisant] in zijn voornoemd proces-verbaal beschreven ervaring, heeft de rechtbank geen aanleiding aan die ervaring te twijfelen.
Tussenconclusie
Op grond van dit alles in onderling verband en samenhang bezien stelt de rechtbank vast dat er door [verdachte] met een scherp patroon is geschoten in de richting van [naam 2] en [naam 1] en dat dit schot een gat heeft veroorzaakt in de raamstijl van de auto van [naam 1] .
Dat er op het [straat 1] in de richting van [naam 3] is geschoten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Hoewel [naam 2] en [naam 1] verschillend verklaren over de exacte locatie van [naam 3] , kan de rechtbank op grond van hun verklaringen in ieder geval vaststellen dat hij zich te ver van [naam 2] en [naam 1] bevond om enige kans te lopen geraakt te worden, gelet op de richting van het schot zoals de rechtbank dat hiervoor heeft vastgesteld.
Beoordeeld dient te worden of al het hiervoor genoemde handelen poging tot moord of poging tot doodslag oplevert of alleen bedreiging zoals subsidiair ten laste is gelegd en wie van beide verdachten welk verwijt kan worden gemaakt.
Gelet op de conclusies die de rechtbank hierna trekt op basis van de omstandigheden die zij in het dossier aantreft bij het schieten op de [straat 2] , welke conclusies van belang zijn voor het oordeel bij het schieten op het [straat 1] , zal de rechtbank eerst de schietpartij op de [straat 2] behandelen
De [straat 2]
Op de [straat 2] zijn, zoals hiervoor vermeld, drie hulzen aangetroffen, welke gelegen waren aan de kant waar de [straat 2] grenst aan het [straat 3] en dus aan de andere kant dan waar het [straat 1] is gelegen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij met zijn Opel Insignia reed toen hij schoot. In het dossier bevinden zich screenshots van camerabeelden waarop de Opel van [medeverdachte] en een Opel stationwagen rijdend op de [straat 2] op of rond het moment dat daar geschoten is, te zien zijn. Op grond van dit alles staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat laatstgenoemde auto de auto van [medeverdachte] is.
Deze auto is op de beelden op twee tijdstippen zichtbaar, met een tijdsverschil van ongeveer drie minuten, rijdend in tegengestelde richtingen. Het eerste tijdstip (15:55 uur) is, gezien het hiervoor genoemde tijdstip van de 112 melding, het moment waarop de auto naar het [straat 1] rijdt en het tweede tijdstip het moment waarop die auto terugkomt. Op dat laatste tijdstip rijdt de auto op de [straat 2] in een richting waarbij het [straat 3] aan de rechterkant van de auto ligt en het [straat 1] aan de linkerkant. [naam 1] geeft op de tekening die hij heeft gemaakt aan dat hij aan de [straat 2] stond en hij tekent de auto rijdend op de wijze zoals hiervoor door de rechtbank beschreven.Op grond daarvan moet geconcludeerd worden dat de bestuurder zich aan de kant bevond waar [naam 1] stond, terwijl de hulzen, zoals hiervoor aangegeven, zijn aangetroffen aan de andere kant van de weg dan waar [naam 1] stond.
Het betoog van de verdediging dat [naam 1] niet op de [straat 2] was, omdat hij volgens [naam 2] nog bij hem stond, wordt weerlegd door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [naam 1] na het schietincident op het [straat 1] via de voordeur naar buiten is gerend.
Wanneer, zoals [naam 1] verklaart, er vanuit de auto in zijn richting is geschoten, dan zou de bestuurder vanuit het raampje aan zijn kant het pistool op [naam 1] moeten hebben gericht. Het is naar het oordeel van de rechtbank meer waarschijnlijker dat de hulzen dan op de [straat 2] terecht zouden zijn gekomen, aan de linkerkant van de auto, dan dat deze, zoals nu het geval is, terecht zijn gekomen aan de rechterkant. Dat laatste past meer bij het in de lucht schieten, waarbij de hulzen over de auto aan de rechterkant terecht kunnen zijn gekomen. [medeverdachte] heeft ook steeds verklaard dat er niet gericht geschoten is. Hij heeft verklaard dat er door hem in de lucht is geschoten en dat men [naam 1] alleen schrik wilde aanjagen, wat past bij voornoemde bevindingen.
Onder die omstandigheden acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat er gericht op [naam 1] is geschoten. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat er in de lucht is geschoten op het moment dat [medeverdachte] [naam 1] zag en daarmee een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht jegens [naam 1] , gepleegd door [medeverdachte] .
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om wettig en overtuigend vast te stellen waar [naam 3] zich bevond toen er op de [straat 2] werd geschoten. In het dossier is een foto opgenomen van Google mapswaarop met een gele lijn een route is getekend die door een van de slachtoffers bij het incident zou zijn afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het daarbij om [naam 3] , gelet op wat [naam 1] over zijn eigen handelen verklaart. De daar getekende route laat de mogelijkheid open dat [naam 3] niet op de [straat 2] was toen er werd geschoten, maar al een andere kant was opgegaan, namelijk zoals op de foto getekend. Door het ontbreken van een verklaring van hem, heeft hij daarover zelf geen duidelijkheid gegeven. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [naam 3] op de [straat 2] was toen [medeverdachte] schoot en zal van dat onderdeel vrijspraak volgen.
Het [straat 1]
Op grond van de verklaring van [naam 2] en [naam 1] in welke richting er is geschoten, hun verklaringen over waar zij stonden, het gat in de auto dat zich bevindt tussen de plekken waar [naam 2] en [naam 1] stonden en het gegeven dat er met scherp is geschoten, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] in de richting van [naam 2] en [naam 1] heeft geschoten. Gezien de verklaring van [medeverdachte] dat ze [naam 1] hebben opgezocht met de bedoeling om hem schrik aan te jagen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het schot bedoeld was voor [naam 1] . Door echter in de richting te schieten van twee personen die op korte afstand van elkaar staan, heeft [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en blijkens zijn handelen ook op de koop toegenomen, dat zijn schot een van die twee personen zou raken. Dat [verdachte] een zo geoefend schutter was dat hij wist wat hij deed, is immers gesteld noch gebleken.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] gepoogd heeft zowel [naam 2] als [naam 1] van het leven te beroven.
De opzet van verdachten
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat voorafgaand aan het incident het plan bestond om [naam 1] van het leven te beroven. [medeverdachte] heeft vanaf het moment dat hij ging verklaren, steeds verklaard dat het de bedoeling was om [naam 1] schrik aan te jagen. Hij bevestigt dat dat ook zo is afgesproken. Dit deel van zijn verklaring past ook bij hetgeen de rechtbank hiervóór heeft vastgesteld over de wijze waarop op de [straat 2] moet zijn geschoten. Het plan was naar het oordeel van de rechtbank dan ook om schrik aan te jagen, wat zou gebeuren met wapens, gelet op de wapens die waren meegenomen en op wat zich vervolgens heeft afgespeeld. Er kan niet worden vastgesteld dat [medeverdachte] en [verdachte] op een gegeven moment dat plan hebben veranderd en evenmin wanneer en waarom [verdachte] van dat plan is afgeweken en heeft geschoten zoals de rechtbank heeft vastgesteld. Daarmee kan ook niet worden vastgesteld dat bij hem sprake is geweest van voorbedachten rade. Op grond daarvan acht de rechtbank de primair ten laste gelegde moord niet wettig en overtuigend bewezen, maar wel de ten laste gelegde poging doodslag op [naam 2] en [naam 1] , gepleegd door [verdachte] .
Van deze poging doodslag kan alleen [verdachte] een verwijt worden gemaakt. De intentie van [medeverdachte] was, gelet op de voorgaande overweging van de rechtbank, alleen gericht op het bedreigen van [naam 1] . Hij kon er weliswaar van uitgaan dat [verdachte] een wapen zou gebruiken om [naam 1] te bedreigen, maar hoefde er niet op bedacht te zijn dat [verdachte] gericht een schot zou afvuren. Niet kan worden bewezen dat hij heeft gezien dat [verdachte] het wapen richtte of dat er een zodanig moment is geweest dat geoordeeld moet worden dat hij dat schieten als onderdeel van de tevoren afgesproken bedoeling heeft geaccepteerd. Omdat er daarbij geen nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] heeft bestaan, is niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de poging tot doodslag samen met een ander heeft gepleegd. Dit betekent dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
De schoten op de [straat 2] zijn eveneens te zien als onderdeel van het gezamenlijk door [medeverdachte] en [verdachte] opgevatte plan om [naam 1] te bedreigen. Gelet op het schot dat [verdachte] eerder had afgevuurd, is de rechtbank van oordeel dat de schoten op de [straat 2] aan [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk kunnen worden toegerekend. Het in de lucht schieten met een wapen in de nabijheid van [naam 1] dient als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven te worden gekwalificeerd, welk feit door [medeverdachte] en [verdachte] samen en in vereniging is gepleegd.
Betrouwbaarheid [naam 1]
Door de verdediging is de betrouwbaarheid van aangever [naam 1] bestreden. De rechtbank acht zijn verklaring echter bruikbaar voor het bewijs. [naam 1] is inderdaad, zoals wordt betoogd, niet open over het waarom van de schietincidenten en in eerste instantie ook niet over wie er geschoten zou hebben, gelet op zijn beschrijving van de schutter, maar over het feit dat er op het [straat 1] in de richting van hem en [naam 2] is geschoten, sluiten zijn verklaring en die van [naam 2] op elkaar aan en dat is de kern van de zaak die voor de beoordeling van belang is. Dat hij heeft verklaard dat er op de [straat 2] gericht op hem is geschoten acht de rechtbank verklaarbaar door het voorafgaande gebeuren, waarbij in zijn richting is geschoten, hetgeen zijn verklaring kan hebben gekleurd, maar dat er toen is geschoten en dat die schoten voor hem bestemd waren, staat onweerlegbaar vast. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is en kan bijdragen aan het bewijs.