ECLI:NL:RBZWB:2020:1675

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging ZW-uitkering door UWV na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 31 juli 2019, waarin zijn aanspraak op een Ziektewet (ZW) uitkering werd beëindigd per 15 mei 2019. Eiser had zich op 4 april 2019 ziek gemeld na een eerdere WIA-beoordeling, waarin hem een uitkering was geweigerd. Tijdens de zitting op 26 februari 2020 in Breda was eiser aanwezig, samen met zijn partner, en vertegenwoordigd door een medewerker van het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV hebben geconcludeerd dat er geen wijziging in de medische situatie van eiser was ten opzichte van de WIA-beoordeling van 15 februari 2019. Eiser had zich ziek gemeld met griepklachten, maar deze waren inmiddels voorbij. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat zijn klachten niet serieus waren genomen, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 15 mei 2019, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5718 ZW

uitspraak van 30 maart 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 juli 2019 (bestreden besluit) van het UWV over zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 februari 2020. Eiser was daarbij aanwezig, samen met zijn partner [naam partner] . Voor het UWV was [naam vertegenwoordiger] aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Nadat eiser bij besluit van 13 maart 2019 een WIA-uitkering is geweigerd, heeft hij zich vanuit een Werkloosheidsuitkering op 4 april 2019 bij het UWV ziek gemeld. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij grieperig is, last heeft van pijn over zijn hele lichaam (vooral in de rug, schouder en handen) en van depressiviteit.
Het UWV heeft bij besluit van 14 mei 2019 (primair besluit) aan eiser over de periode van 4 april 2019 tot 15 mei 2019 een ZW-uitkering toegekend. Vanaf 15 mei 2019 is eiser weer arbeidsgeschikt. Eiser zal nog een brief ontvangen over de hoogte van zijn ZW-uitkering.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij aangevoerd dat er niet geluisterd is naar zijn klachten en dat er gewoon verwezen werd naar de voorgaande WIA-beslissing. De psychische klachten zijn genegeerd en er is zijns inziens geen aandacht besteed aan het feit dat zijn handen pijnlijker zijn dan voor de WIA-beslissing.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Vanaf 15 mei 2019 heeft eiser geen recht meer op een ZW-uitkering omdat hij vanaf dan ‘zijn arbeid’ weer kan verrichten. Omdat eiser vanuit een situatie van een Werkloosheidsuitkering ziek is geworden, is ‘zijn arbeid’ één van de voorbeeldfuncties zoals genoemd in de arbeidskundige rapportage. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de medische situatie objectief gezien ongewijzigd is ten opzichte van 15 februari 2019. Dit betekent dat eiser geschikt wordt geacht de voorbeeldfuncties te verrichten.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft
beëindigd per 15 mei 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW). Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat de op 12 maart 2019 in de WIA-beoordeling geduide functies als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt, namelijk Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100), Controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060) en Magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220).
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser zich ziek had gemeld met griepklachten maar dat deze over zijn. Daarnaast had hij zich ziekgemeld omdat hij het niet eens was met de WIA-beoordeling van maart 2019. Eiser geeft aan depressief te zijn en daarom niet te kunnen werken. Er is sinds de WIA keuring niets veranderd. Betrokkene heeft een paar maal met de POH GGZ (praktijkondersteuner van de huisarts) gezeten, maar is daarmee gestopt want er was geen goede klik. Eiser is niet onder behandeling.
De verzekeringsarts heeft met eiser besproken dat de ziekmelding op griep beoordeeld wordt en nu dat deze over is, de melding afgesloten wordt en dat voor de andere, reeds langer bestaande klachten en beperkingen, bezwaar loopt tegen de WIA beoordeling. Er is sindsdien niets veranderd en er zijn geen nieuwe medische informatie of feiten. De klachten en beperkingen waren plausibel, het herstelgedrag adequaat. Eiser is van de aandoening hersteld en wordt per 15 mei 2019 geschikt geacht voor de maatgevende arbeid.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting en de beschikbare gegevens bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiser op 15 februari 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd in de WIA-beoordeling. Per 4 april 2019 meldde eiser zich weer ziek, dit maal vanwege griepklachten. Op 14 mei 2019 vond het arbeidskundig onderzoek plaats. De griep was voorbij, maar eiser is het niet eens met de WIA-beoordeling. Omdat er sinds de WIA-beoordeling geen wijziging in de medische situatie is, is eiser per 15 mei 2019 hersteld verklaard. De verzekeringsarts b&b is van oordeel dat er in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting geen nieuw aanknopingspunten naar voren komen met betrekking tot de medische situatie die aanleiding geven de bestreden beslissing onjuist te achten.
5.2
Eiser heeft aangevoerd het niet eens te zijn met de hersteldmelding per 15 mei 2019. Eiser acht het onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts hem binnen een tijdsbestek van één maand hersteld acht van een 20 jaar lopend probleem. De verzekeringsarts heeft niet naar hem geluisterd en stelde onterecht dat eiser gewoon boos was over zijn WIA-beoordeling.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de besluitvorming van het UWV onjuist te achten
.Anders dan eiser kennelijk uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts heeft afgeleid, heeft die verzekeringsarts niet geoordeeld dat eiser per 15 mei 2019 van
alzijn klachten hersteld is. De hersteldmelding hier aan de orde ziet alleen op de ziekmelding in verband met griep. Dat eiser daarvan hersteld was op 15 mei 2019, is niet in geschil. De beperkingen die in het kader van de WIA zijn vastgesteld in de FML van 21 februari 2019, zijn blijven gelden.
De overige klachten waarmee eiser zich heeft ziekgemeld (waaronder de psychische en handklachten) zijn aangemerkt als klachten die vallen binnen het bestek van de WIA-procedure. De rechtbank heeft vandaag in die procedure (met zaaknummer BRE 19/4670 WIA) geoordeeld dat de beperkingen juist in de FML zijn weergegeven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 15 mei 2019.
6. Op grond van het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 30 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is buiten staat om
deze uitspraak mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.