ECLI:NL:RBZWB:2020:1731

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
AWB- 20_1047 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen bestuurlijke boete wegens niet uitschrijven uit BRP op oud adres

In deze zaak heeft verzoeker op 27 januari 2020 een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening met betrekking tot een bestuurlijke boete van € 197,57, opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De rechtbank ontving dit verzoek op 12 februari 2020. Verzoeker werd geïnformeerd dat het verschuldigde griffierecht binnen 14 dagen na verzending van de desbetreffende brief moest worden betaald, met de waarschuwing dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kon worden indien het griffierecht niet tijdig werd voldaan. De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Bij de beoordeling van de zaak constateerde de voorzieningenrechter dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen. Hierdoor was het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft de zaak dan ook zonder verdere behandeling ter zitting afgedaan.

In de beslissing verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak op 10 april 2020. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 20/1047 BRP VV
uitspraak van 10 april 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak van
[naam verzoeker],wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: D.J. Wassink
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,verweerder.

1.Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 27 januari 2020, door de rechtbank ontvangen op 12 februari 2020, verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete van € 197,57.
De rechtbank heeft aan verzoeker medegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen 14 dagen na verzending van de desbetreffende brief moet worden betaald en dat het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behandeling ter zitting achterwege gelaten.

2.Beoordeling

In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Verzoeker is schriftelijk gewezen op deze verplichting.
De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen.
Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de voorzieningenrechter de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, en door deze en mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, ondertekend.
Openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl op vrijdag 10 april 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: