ECLI:NL:RBZWB:2020:1753
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Opleggen last onder dwangsom tot terugbrengen pand naar woning voor maximaal één huishouden
In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 8 januari 2020 is genomen. Dit besluit houdt in dat de heer [naam verzoeker 1] binnen vier maanden na verzending van het besluit het pand [adres] moet terugbrengen naar de situatie waarvoor in 1923 vergunning is verleend. Dit houdt in dat het pand gebruikt mag worden door maximaal één huishouden. Aan deze last is een eenmalige dwangsom van € 10.000,- verbonden. Verzoekers hebben op 17 februari 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 19 maart 2020 heeft het college echter besloten de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten tot zes weken na de beslissing op het bezwaar, vanwege de coronamaatregelen.
Vervolgens hebben verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter overweegt dat, op basis van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het college gedeeltelijk tegemoetgekomen door de begunstigingstermijn op te schorten, maar dit is uitsluitend vanwege de coronamaatregelen. Daarom ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten, en wordt het verzoek daartoe afgewezen. De griffier zal het griffierecht van € 178,- aan verzoekers terugbetalen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 10 april 2020 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.