ECLI:NL:RBZWB:2020:1796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
C/02/367608 / FA RK 20/132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van 13 weken, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden voorgesteld, zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en het toedienen van voeding en medicatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2020 werd de rechtbank geconfronteerd met de vraag of een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) passender zou zijn. Dit leidde tot een aanhouding van de behandeling, die op 29 januari 2020 werd voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische stoornis, die gepaard gaat met een psychische stoornis.

Op basis van deze bevindingen heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging af te wijzen, aangezien er reeds een machtiging tot opname en verblijf was verleend op basis van artikel 24 Wzd. De rechtbank heeft de beslissing op 29 januari 2020 mondeling gegeven en op 10 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/367608 / FA RK 20/132
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 29 januari 2020van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
verblijvende te GGz Breburg, [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. K.M. van der Zouwen te Oosterhout.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen ter griffie op 10 januari 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 20 en 29 januari 2020;
- de op 29 januari 202 afgegeven kennisgeving mondelinge uitspraak Wet zorg en dwang (Wzd).
1.2.
Bij het verzoekschrift van de officier van justitie zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 9 januari 2020;
- de medische verklaring van 7 januari 2020;
- het zorgplan van 3 januari 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz.
1.3.
Op 20 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenen
van verplichte zorg op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) plaatsgevonden. Naar aanleiding van het door de rechtbank ter zitting gedane onderzoek heeft de rechtbank zich afgevraagd of in de gegeven omstandigheden een rechterlijke machtiging als bedoeld in de Wzd niet passender is en dit gevoelen kenbaar gemaakt aan de officier van justitie. De behandeling van het verzoek is daarom aangehouden en op 29 januari 2020 in voornoemd psychiatrisch ziekenhuis voortgezet.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene en haar advocaat mr. K.M. van der Zouwen;
- de zoon (tevens gevolmachtigde) en dochter van betrokkene;
[naam geriater] , geriater;
- [naam stagiaire] , stagiaire;
- een kantoorgenoot van mr. K.M. van der Zouwen.

2.Verzoek

De officier van justitie heeft verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg betreffende betrokkene voor de duur van 13 weken. Meer concreet betreft het de volgende vormen van verplichte zorg:
  • Het beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van 13 weken;
  • Het opnemen in een accommodatie voor de duur van 13 weken;
  • Het toedienen van vocht, voeding en medicatie voor de duur van 13 weken;
  • Het houden van toezicht voor de duur van 13 weken.

3.Beoordeling

3.1
Op 29 januari 2020 is de behandeling van het verzoek voortgezet en heeft tevens de mondelinge behandeling van het door de rechtbank op 28 januari 2020 ontvangen verzoekschrift tot het verlenen van een rechterlijke machtiging ex. artikel 24 Wzd (zaaknummer: C/02/368202/FA RK 20/410) plaatsgevonden.
3.2
Uit de bij het laatstgenoemde verzoekschrift overgelegde stukken en de mondelinge behandeling daarvan op 29 januari 2020 is gebleken c.q vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische stoornis, die gepaard ging met een psychische stoornis.
3.3
Daarom heeft de rechtbank bij mondelinge uitspraak van 29 januari 2020 ten aanzien van betrokkene een machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 Wzd verleend.
3.3
Derhalve en omdat het onderhavige verzoek een zorgmachtiging ex art. 6:4 Wvggz betreft, waarbij een psychische stoornis voorliggend is, behoort dat verzoek te worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 29 januari 2020 mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Janssen als griffier, en op
10 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.