ECLI:NL:RBZWB:2020:1798
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Jansen
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang
Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de duur van één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de aanvraag niet tijdig was ingediend. De cliënt, die op dat moment vrijwillig in de instelling verbleef, had eerder een machtiging die op 3 maart 2020 was geëxpireerd. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag voor een nieuwe machtiging in de negende of achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de vorige machtiging had moeten worden ingediend, wat niet was gebeurd. Hierdoor kon de rechtbank slechts een eerste rechterlijke machtiging voor de duur van maximaal zes maanden verlenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2020, die plaatsvond via een conference call vanwege de COVID-19 maatregelen, werd de cliënt gehoord, bijgestaan door zijn advocaat. De cliënt betwistte de diagnose van dementie en stelde dat hij in staat was om voor zichzelf te zorgen. De behandelaar bevestigde echter dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en onveiligheid. De rechtbank oordeelde dat opname en verblijf noodzakelijk waren om dit ernstig nadeel te voorkomen. Uiteindelijk verleende de rechtbank de machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 19 september 2020, en stelde dat tegen deze beschikking het rechtsmiddel van cassatie openstaat.