Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat er bij de betrokkene, die lijdt aan een bipolaire stemmingsstoornis, sprake was van dreigende decompensatie, wat een noodzaak voor verplichte zorg met zich meebracht. De officier van justitie had op 27 februari 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden voorgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.
Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via een conference-call vanwege de COVID-19 maatregelen, werd betrokkene gehoord, evenals zijn behandelaar en casemanager. Betrokkene erkende dat hij snel decompenseert en dat er goede afspraken zijn gemaakt voor het geval dit zou gebeuren. De behandelaar benadrukte de noodzaak van een zorgmachtiging, ook al ging het op dat moment goed met betrokkene. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van 26 weken, met specifieke voorwaarden voor de verplichte zorg. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor cassatie tegen deze beslissing.