ECLI:NL:RBZWB:2020:1848
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
Op 17 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Verzoekster ontving sinds 14 december 2007 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Het college had op 14 januari 2020 besloten haar bijstandsuitkering in te trekken, omdat verzoekster volgens hen een gezamenlijke huishouding voerde met haar partner, wat in strijd is met de Participatiewet.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en haar partner, ondanks dat zij op een ander adres stonden ingeschreven, in feite samenwoonden. Dit werd onderbouwd door waarnemingen, een huisbezoek en verklaringen van verzoekster zelf. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college voldoende bewijs had verzameld om aan te nemen dat verzoekster en haar partner hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Verzoekster had haar inlichtingenplicht geschonden door dit niet te melden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de intrekking van de bijstandsuitkering per 1 januari 2020 en de beëindiging per 14 januari 2020 standhielden. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van relevante feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.