Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een 13-jarig meisje, hierna aangeduid als betrokkene. De officier van justitie had op 10 april 2020 verzocht om verlenging van de op 9 april 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen, niet in staat is om te worden gehoord zonder ernstig nadeel voor haar. De advocaat van betrokkene heeft verzocht om de zaak in afwezigheid van betrokkene te behandelen, wat door de rechtbank is toegestaan, gezien de belastende situatie van betrokkene.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden, waarbij de advocaat van betrokkene, haar moeder en een waarnemend medisch specialist zijn gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, en dat het noodzakelijk is om de crisismaatregel voort te zetten. De rechtbank heeft de belangen van betrokkene gewaarborgd door te besluiten dat haar moeder en advocaat wel aanwezig waren tijdens de behandeling.
De rechtbank heeft uiteindelijk de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de duur van drie weken, tot en met 5 mei 2020. De rechtbank benadrukt dat het van groot belang is dat betrokkene op korte termijn wordt geplaatst in een geschikte Wzd-accommodatie, waar zij de noodzakelijke zorg en begeleiding kan ontvangen. De rechtbank heeft de zorgaanbieders aangespoord om zich in te spannen voor een tijdige plaatsing van betrokkene, gezien haar kwetsbare situatie.