ECLI:NL:RBZWB:2020:1965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
24 april 2020
Zaaknummer
C/02/371051 / FA RK 20/1877
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een 13-jarig meisje, hierna aangeduid als betrokkene. De officier van justitie had op 10 april 2020 verzocht om verlenging van de op 9 april 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en andere psychische stoornissen, niet in staat is om te worden gehoord zonder ernstig nadeel voor haar. De advocaat van betrokkene heeft verzocht om de zaak in afwezigheid van betrokkene te behandelen, wat door de rechtbank is toegestaan, gezien de belastende situatie van betrokkene.

De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch gehouden, waarbij de advocaat van betrokkene, haar moeder en een waarnemend medisch specialist zijn gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, en dat het noodzakelijk is om de crisismaatregel voort te zetten. De rechtbank heeft de belangen van betrokkene gewaarborgd door te besluiten dat haar moeder en advocaat wel aanwezig waren tijdens de behandeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend voor de duur van drie weken, tot en met 5 mei 2020. De rechtbank benadrukt dat het van groot belang is dat betrokkene op korte termijn wordt geplaatst in een geschikte Wzd-accommodatie, waar zij de noodzakelijke zorg en begeleiding kan ontvangen. De rechtbank heeft de zorgaanbieders aangespoord om zich in te spannen voor een tijdige plaatsing van betrokkene, gezien haar kwetsbare situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaakgegevens: C/02/371051 / FA RK 20/1877
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 14 april 2020van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene](roepnaam: [betrokkene] ),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [zorginstelling] te [locatie] ,
advocaat: mr. C.M. Koole te Goes.

1.Het procesverloop

1.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 10 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 9 april 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 9 april 2020;
- de medische verklaring d.d. 9 april 2020;
- een episodejournaal;
- een afschrift van relevante politie- en justitiegegevens;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en de Wvggz.
1.2
Uit artikel 7:8, eerste lid Wvggz in samenhang gelezen met artikel 6:1, eerste lid Wvggz volgt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift tot voortzetting van de crisismaatregel, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen.
1.3
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank, na overleg met de behandelaren van betrokkene, verzocht het verzoek in afwezigheid van betrokkene te behandelen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat betrokkene de afgelopen maanden al meerdere keren is gehoord in gelijksoortige rechterlijke procedures betreffende verplichte zorg, hetgeen voor betrokkene erg belastend en verwarrend is geweest. Betrokkene heeft bovendien een heftige week achter de rug, waarbij zij zichzelf meermalen heeft verwond.
1.4
De rechtbank oordeelt als volgt. Betrokkene is een meisje van 13 jaar, dat beschikt over beneden gemiddeld ontwikkelde verbale vaardigheden en zeer zwak ontwikkelde praktische vaardigheden. Op sociaal-emotioneel vlak functioneert betrokkene nog in de eerste socialisatiefase (passend bij een ontwikkeling in de leeftijd van zes tot achttien maanden). Tevens verloopt haar emotieregulatie nog via de ander, waardoor zij sterk overspoeld kan raken door de emoties die zij ervaart. De rechtbank stelt vast dat het horen van betrokkene zeer belastend is voor betrokkene, waarbij zwaar meeweegt dat dit al de derde zitting in vier weken is. De rechtbank overweegt verder dat de moeder van betrokkene en haar behandelaars instemmen met het verzoek van de advocaat. Tot slot zullen de moeder van betrokkene, die haar wettelijk vertegenwoordiger is, en haar advocaat, die al langere tijd juridische bijstand verleent aan betrokkene, wel deelnemen aan de mondelinge behandeling, zodat de rechtbank via hen kan vernemen wat betrokkene van het verzoek vindt. De rechtbank is op grond van het vorengaande van oordeel dat betrokkene thans niet in staat is – zonder ernstig nadeel voor betrokkene – te worden gehoord. Aangezien, naar eveneens uit het vorengaande volgt, de belangen van betrokkene voldoende worden gewaarborgd, heeft de rechtbank afgezien van het horen van betrokkene.
1.5
In verband met de uitbraak van COVID-19 is het houden van een fysieke zitting niet mogelijk. Op grond van artikel 2 lid 1 van de Tijdelijk wet COVID-19 Justitie en Veiligheid heeft de rechtbank besloten dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden door middel van telefonisch horen. De betrokkenen zijn tijdens het telefonisch horen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
1.6
De rechtbank heeft het verzoek op 14 april 2020 – met gesloten deuren – behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen telefonisch gehoord:
- mr. Koole, namens betrokkene;
- de moeder, tevens wettelijk vertegenwoordiger van betrokkene;
- [naam 1] , waarnemend medisch specialist.
1.7
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet deel te nemen aan de mondelinge behandeling zodat de rechtbank heeft afgezien van het telefonisch horen van de officier van justitie.

2.De standpunten

2.1
Mr. Koole voert geen verweer tegen toewijzing van het verzoek, omdat volgens haar is voldaan aan de criteria voor voortzetting van de crisismaatregel. Door het toewijzen van de voorzetting van de crisismaatregel wordt het verblijf van betrokkene op de huidige afdeling gewaarborgd totdat zij overgeplaatst kan worden naar een passende instelling op basis van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd), waarvoor reeds een rechterlijke machtiging is verleend. Toch merkt mr. Koole op dat hoewel betrokkene liefdevol verzorgd en begeleid wordt op de afdeling waar zij momenteel verblijft, dit voor haar geen passende plek is. Volgens mr. Koole heeft geneesheer-directeur [naam 2] in een e-mailbericht aan haar aangegeven dat er zicht is op een passende vervolgplek, maar dat deze nog niet is gerealiseerd. Het standpunt van mr. Koole is dan ook dat het in het belang van betrokkene noodzakelijk is dat zij vooralsnog op de huidige afdeling bij [zorginstelling] kan verblijven, maar dat dit slechts een tijdelijke situatie betreft waarin de betrokken partijen alles op alles dienen te zetten om een passende vervolgverblijfplaats mogelijk te maken. Mr. Koole verzoekt in dat verband de rechtbank het belang van de vervolgplaatsing te benadrukken, omdat het verblijf bij [zorginstelling] geen duurzame oplossing is.
2.2
Volgens de moeder heeft betrokkene een ontzettend heftige week achter de rug. Nu betrokkene medicatie toegediend heeft gekregen, lijkt zij weer tot rust gekomen. De moeder wil graag dat betrokkene op een goede plek verblijft. Hoewel er vanaf november 2019 met man en macht wordt gezocht, is er nog geen passende vervolgplek gevonden. In dat verband stelt de moeder dat men bezig is een zorgunit te plaatsen op het terrein van een zorgaanbieder met één-op-één begeleiding, maar dat er veel (externe) partijen zijn die daarvoor hun toestemming moeten geven, hetgeen tot op heden nog niet is gebeurd.
2.3
De waarnemend medisch specialist stelt dat betrokkene is belast met een verstandelijke beperking die op de voorgrond staat en leidt tot ernstig nadeel. Gelet daarop heeft de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wzd verleend. Binnen dat kader wordt er gezocht naar een passende instelling. Aangezien er nog geen passende instelling is gevonden voor betrokkene dreigde vorige week de situatie te ontstaan waarin betrokkene zonder een daarvoor vereiste machtiging bij [zorginstelling] verblijft. Gelet daarop is een crisismaatregel verzocht (en het voorliggende verzoek tot voortzetting daarvan), zodat betrokkene ter overbrugging op de huidige groep bij [zorginstelling] kan verblijven. De medisch specialist is het eens met het standpunt van de moeder van betrokkene en de advocaat dat het huidige verblijf van betrokkene bij [zorginstelling] een overbruggingsmaatregel is. Het moet een tijdelijk verblijf zijn en het kan niet zo zijn dat er keer op keer een crisismaatregel op grond van de Wvggz wordt verzocht.

3.De beoordeling

3.1
Bij beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes van 9 april 2020 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan verblijft betrokkene op dit moment bij het [zorginstelling] te [locatie] .
3.2
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
3.3
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, bedreiging van de veiligheid van betrokkene en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
3.4
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, overige DSM-5 stoornissen.
3.5
De rechtbank overweegt in dat verband dat bij beschikking van deze rechtbank van 3 april 2020 (in de zaak met het zaaknummer: C/02/370043 / FA RK 20/1337) een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene in een Wzd-accommodatie is verleend, met ingang van 3 april 2020 tot en met 3 oktober 2020. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat betrokkene is belast met een licht verstandelijke beperking die op de voorgrond staat en leidt tot ernstig nadeel, waardoor opname en verblijf van betrokkene in een Wzd-accommodatie noodzakelijk is. De rechterlijke machtiging op grond van de Wzd biedt dan ook het best passende (juridische) kader. De combinatie met de andere stoornissen maakt echter dat een zeer bijzondere Wzd-accommodatie nodig is. In een dergelijke accommodatie kan de hulpverlening voldoende afstemmen en blijvende intensieve ondersteuning bieden teneinde het ernstig nadeel te voorkomen en beperken. Hoewel er voortgang is gemaakt bij het vinden van een dergelijke plek, is het nog altijd niet duidelijk wanneer betrokkene daadwerkelijk geplaatst kan worden. De rechtbank concludeert daarom dat het nog niet is gelukt om een goede en passende vervolgverblijfplaats voor betrokkene te vinden. Op dit moment komt [zorginstelling] zoveel als mogelijk tegemoet aan de benodigde zorg voor betrokkene.
3.6
Uit de Handreiking Samenloop van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport volgt dat niet enkel de voorliggende stoornis of problematiek, maar ook de zorgbehoefte van de betrokkene en, waar mogelijk, continuïteit van zorg de leidende principes moeten zijn bij de keuze voor een wettelijk regime. Nu vast staat dat de licht verstandelijke beperking van betrokkene op de voorgrond staat, zou onderhavig verzoek strikt genomen moeten worden afgewezen. Artikel 1:1 lid 3 Wvggz is bedoeld voor die gevallen waarin een betrokkene met een lopende Wzd machtiging door een (acute) psychische stoornis verplichte zorg onder de Wvggz nodig heeft die niet kan worden verleend onder de Wzd. Dit artikel is niet bedoeld om een betrokkene gedurende een wachttijd voor een Wzd-accommodatie in een Wvggz-accommodatie op te nemen. De rechtbank is niettemin van oordeel, gesteund door de behandelaren, de moeder van betrokkene en haar advocaat, dat het verblijf bij [zorginstelling] moet worden voortgezet totdat er een plek voor haar is gevonden in een Wzd-accommodatie. Bovendien komt het verblijf op de huidige groep bij [zorginstelling] zo goed mogelijk tegemoet aan de zorgbehoefte van de betrokkene en biedt deze plaats continuïteit van de zorg. Tot slot is niet in geschil dat weliswaar de licht verstandelijke beperking van betrokkene op de voorgrond staat, maar dat het ernstig nadeel mede wordt veroorzaakt door stoornissen die onder de Wvggz vallen. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie toewijzen. Gelet daarop zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden, te weten tot en met 5 mei 2020.
3.7
De rechtbank deelt het standpunt van de moeder van betrokkene, de advocaat en de behandelaar, dat voortzetting van het verblijf van betrokkene bij [zorginstelling] van tijdelijke aard zou moeten zijn. Betrokkene wacht al sinds eind 2019 op een geschikte plek binnen een Wzd-accommodatie, waar zij de noodzakelijk geachte en passende behandeling en begeleiding kan ontvangen. Bovendien dient de eerder door deze rechtbank afgegeven Wzd-machtiging op grond van artikel 39 lid 7 Wzd uiterlijk 4 weken na 3 april 2020 ten uitvoer worden gelegd. Het is daarom van groot belang dat betrokkene op korte termijn de overstap kan maken naar een Wzd-accommodatie. De rechtbank verwijst in dat verband op de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders om ervoor te zorgen dat er voldoende plekken beschikbaar zijn. De huidige situatie waarin betrokkene, een zeer kwetsbaar meisje van 13 jaar oud, niet tijdig op de juiste plek geplaatst kan worden, is dan ook zeer onwenselijk. De rechtbank verwacht dan ook in eerste instantie van de zorgaanbieders, maar ook van overige betrokken actoren, dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om een opname en verblijf te realiseren in een Wzd-instelling, waar betrokkene de noodzakelijk geachte en passende zorg, behandeling en begeleiding kan ontvangen.
3.8
De rechtbank is van oordeel dat – in afwachting van een geschikte plek binnen een Wzd-accommodatie – de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • het opnemen in een accommodatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Bovengenoemde vormen van verplichte zorg zijn bovendien evenredig en naar verwachting effectief.
3.9
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

4.De beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, te weten tot en met 5 mei 2020, ten aanzien van:
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze beschikking is op 14 april 2020 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.B. Scheltema Beduin, rechter, in aanwezigheid van mr. B.T.M. Wallerbos als griffier, en op 23 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(BW)

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.