ECLI:NL:RBZWB:2020:1984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
AWB- 18_6198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 9 augustus 2018, waarbij zijn Ziektewet-uitkering werd beëindigd. De rechtbank heeft op 24 april 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, die eerder als betontimmerman werkte, heeft zich in 1995 ziekgemeld na een motorongeluk en ontving sindsdien een WAO-uitkering. Na een periode van werkloosheid meldde hij zich in 2012 opnieuw ziek. Het UWV beëindigde zijn ZW-uitkering per 22 mei 2018, wat eiser aanvecht. Tijdens de zitting op 11 december 2018 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft het UWV zich laten vertegenwoordigen door een jurist. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen, die op 17 december 2019 rapporteerde dat eiser op de datum in geding een redelijk tot goede handfunctie had. De deskundige concludeerde dat eiser geschikt was voor de functies van wikkelaar en machinebediende, ondanks zijn klachten. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn belastbaarheid was verslechterd. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, omdat eiser geschikt werd geacht voor de eerder geduide functies. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/6198 ZW

uitspraak van 24 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. C.J.M.M. Verwijmeren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 augustus 2018 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Op 20 december 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropent om een deskundige te raadplegen. De deskundige heeft op 17 december 2019 gerapporteerd. Partijen hebben gereageerd op dit rapport.
De rechtbank heeft het onderzoek op 13 maart 2020 gesloten, nadat partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser is werkzaam geweest als betontimmerman. Voor dat werk is hij op 26 juli 1995 uitgevallen vanwege linkerschouderklachten ten gevolge van een motorongeluk.
Op 18 februari 1999 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege linkerarmklachten. Na het doormaken van de wachttijd is aan eiser met ingang van 27 februari 2000 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Eiser is van 19 maart 2001 tot en met 30 april 2012 voor 24 uur per week werkzaam geweest als chauffeur/bezorger bij een bakkerij.
Op 15 augustus 2012 heeft eiser zich vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld. Bij besluit van 28 oktober 2014 heeft het UWV eisers WAO-uitkering met ingang van 14 augustus 2014 verhoogd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Aan dit besluit liggen een rapportage van verzekeringsarts Hoogsteen van 19 september 2014, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 september 2014 en een rapportage van arbeidsdeskundige Nagtegaal van 8 oktober 2014 ten grondslag. Door Nagtegaal zijn de volgende functies betrokken bij de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122), wikkelaar (Sbc-code 267050) en machinebediende/handmatig uitvoeder afwerking (Sbc-code 271093).
Op 19 december 2016 heeft eiser zich vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld vanwege klachten aan voet en hand. Bij besluit van 18 januari 2017 heeft het UWV aan eiser met ingang van 17 januari 2017 een ZW-uitkering toegekend. Eisers WW-uitkering is met ingang van dezelfde datum beëindigd.
Bij besluit van 16 mei 2018 (primair besluit) heeft het UWV eiser hersteld verklaard en zijn ZW-uitkering beëindigd met ingang van 22 mei 2018.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 22 mei 2018.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de WAO of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat één van de eerder in het kader van een WAO-beoordeling geduide functies als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts Van der Voort heeft eiser gezien op het spreekuur, hem lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts rapporteert dat eiser geopereerd zou worden aan zijn rechterhand, maar op de operatiekamer bleek dat er sprake was van een zeer hoge bloeddruk. De operatie is toen niet doorgegaan. Hierna bleek eiser ook last te hebben van slaapapneu. Zowel voor de hoge bloeddruk als de slaapapneu is eiser behandeld. Voor de operatie van de rechterhand heeft eiser geen afspraak gemaakt. Eiser geeft ook aan veel last te hebben van de rug. Bij onderzoek is er sprake van een zeer forse buikadipositas en een slechte algehele conditie. De huidige klachten van de rug hangen hiermee samen, beperkingen ten aanzien van werken zijn er hierdoor niet. Wel heeft eiser beperkingen door peesproblemen van de handen. Voorwerpen met kracht beetpakken gaat niet. Met de vingers kan hij wel voorwerpen hanteren. Verder heeft eiser nog beperkingen door discopathie van de nek en peesproblemen van de voeten. Deze beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts in voorgaande WAO-beoordeling al vastgelegd in de FML van 19 september 2014. De daarin aangegeven beperking ten aanzien van werken met toetsenbord en muis met de linkerhand komt de verzekeringsarts niet plausibel voor. De beperkingen ten aanzien van zitten is niet passend bij de huidige medische toestand; eiser zit juist op de dag te veel. Naast de bestaande beperkingen heeft eiser beperkingen ten aanzien van het gebruik van de handen, met name de rechterhand. Hij kan hierdoor niet veelvuldig voorwerpen beetpakken. Kleine voorwerpen die beetgepakt worden met de vingers kan hij wel hanteren.
De verzekeringsarts heeft met de arbeidsdeskundige overlegd over de functies die in het kader van de WAO zijn geduid. Twee van de drie functies (wikkelaar (Sbc-code 267050) en machinebediende / handmatig uitvoerder afwerking (Sbc-code 271093)) worden passend geacht. In de functie van wikkelaar is er sprake van een lichte belasting van de handen. Het hanteren van kleine onderdelen met de vingers is mogelijk te achten. Ook een pincet hanteren is voor eiser mogelijk. Uit de functiebeschrijving komt naar voren dat de belasting van de handen zeer wisselend is, er zijn diverse grepen mogelijk. Dit maakt dat deze functie passend is te achten. Daarnaast is de functie van machinebediende mogelijk. Het betreft een zeer lichte functie, de belasting van de handen is zeer beperkt. Daarbij is er ook geen sprake van een eenzijdige belasting van de handen, vele afwisselende bewegingen zijn mogelijk. Deze bewegingen worden vooral met de vingers uitgevoerd, de belasting van de handpalm is nihil. Dit maakt dat deze functie passend is en dat eiser geschikt is voor de maatstaf.
Verzekeringsarts b&b Zwiers-Jonkers heeft eiser gezien op de hoorzitting, hem lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b acht het onderzoek van de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig en zijn conclusie voldoende onderbouwd. Eiser heeft geen stukken overgelegd die volgens de verzekeringsarts b&b maken dat de belastbaarheid anders vastgesteld moet worden. Dat blijkt ook niet uit de hoorzitting of het medisch onderzoek. De verzekeringsarts b&b constateert tijdens medisch onderzoek dat de vingerbewegingen van de rechterhand goed zijn en de knijpkracht vrij normaal. De vingers kunnen nog volledig worden gestrekt en er kan een volledige vuist worden gemaakt. Links is er een veel minder uitgesproken Dupruyten met normale functies. De eerder in 2017 vastgestelde beperkingen aan deze hand gelden volgens de bevindingen van de verzekeringsarts b&b zeker niet op de datum in geding. Als gevolg van de behandeling van de slaapapneu, waardoor deze goed is geregeld, zijn er geen aanvullende beperkingen aan de orde. Ook de verzekeringsarts b&b acht eiser geschikt voor de arbeidsmaatstaf.
5.2
Standpunt van eiser
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn belastbaarheid niet juist is vastgesteld. Zijn belastbaarheid is ten opzichte van de eerdere beoordeling niet toegenomen, maar aanzienlijk verslechterd. Eiser meent dat er aangegeven had moeten worden dat hij moet afwisselen van houding. Verder is er te weinig rekening gehouden met zijn beperkingen aan zijn handen door de ziekte van Dupruyten. In 2017 is geconstateerd dat eiser beperkte knijpkracht en fijne motoriek heeft, een beperking op repeterende bewegingen in de rechterhand en daarom niet geschikt is voor de geduide functies. Inmiddels vertoont eisers linkerhand ook verschijnselen van Dupruyten. De enkele constatering dat eiser zijn vingers kan bewegen is onvoldoende. In de functie wikkelaar moet in hoog tempo, zeer geconcentreerd en nauwkeurig worden gewerkt met kleine spoelen en klein gereedschap met de handen. Eiser acht dat gelet op de toestand van zijn handen niet mogelijk.
5.3
Deskundige
Op basis van de beroepsgronden en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien om een deskundige met betrekking tot eisers ziekte van Dupruyten te raadplegen. De rechtbank heeft plastisch chirurg Strijbosch als deskundige benoemd.
De deskundige heeft op 17 december 2019 gerapporteerd dat eiser op de datum in geding, 22 mei 2018, een redelijk tot goede handfunctie had, welke conclusie grotendeels aansluit bij die van de verzekeringsartsen van het UWV. Volgens de deskundige kwamen er bij lichamelijk onderzoek aan de handen maar weinig functionele beperkingen naar voren. De door eiser geclaimde matige fijne motoriek kan in ieder geval moeilijk worden verklaard door de zieke van Dupruyten of anderszins. De deskundige geeft aan dat beginnende vingergewrichtsslijtage een verklaring zou kunnen zijn, maar daarvoor vond hij bij lichamelijk onderzoek, behalve minder soepele bewegingen, geen andere aanwijzingen. Specifieke vragen naar de mogelijke aanwezigheid van gewrichtsslijtage in de vingers resulteerde in een zeer lage verdenking hiervan. Een aanvullende röntgenfoto achtte de deskundige daarom niet zinvol. De deskundige concludeert voorts dat eiser, voor zover objectiveerbaar, op de datum in geding in staat leek om de functies wikkelaar (Sbc-code 267050) en machinebediende (Sbc-code 271093) te verrichten. De deskundige kan echter niet garanderen dat eiser ook daadwerkelijk geschikt was voor deze functies, omdat de onderzoeken onvoldoende informatie verschaffen over de situatie bij langdurige belasting.
Eiser heeft in reactie op het rapport van de deskundige gesteld dat in de functies wikkelaar en machinebediende sprake is van intensief handgebruik gedurende 8 uur per dag en veelvuldige repeterende bewegingen. Volgens eiser overschrijdt dit zijn belastbaarheid. Eiser overlegt informatie van radioloog Versteylen van 12 augustus 2019 over een röntgenfoto aan beide handen, waaruit blijkt dat enige artrose in het CMC-I gewricht is geconstateerd. Volgens eiser is dit een extra beperkende factor naast zijn Dupruyten.
De verzekeringsarts b&b heeft in haar reactie gesteld dat de deskundige zowel weinig functiebeperkingen als ook slechts milde klachten van de rechterhand beschrijft, conform haar bevindingen. Voorts wijst de verzekeringsarts b&b op het overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in 2018 waaruit blijkt dat in de functie wikkelaar sprake is van een lichte belasting van de handen, het hanteren van kleine voorwerpen en een pincet en het uitvoeren van verschillende grepen. De functie machinebediende is een zeer lichte functie met een zeer beperkte belasting van de handen. Er is geen eenzijdige belasting, maar er zijn afwisselende bewegingen vooral met de vingers. De belasting van de handpalm is nihil. Volgens de verzekeringsarts b&b moet eiser voor deze functies geschikt worden geacht.
5.4
Oordeel van de rechtbank
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek, is inzichtelijk en consistent. De rechtbank gaat, gelet op de conclusies van de deskundige, ervan uit dat eiser op de datum in geding, 22 mei 2018, geschikt was voor de functies wikkelaar en machinebediende. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd en de door hem overgelegde informatie van de radioloog geen aanleiding om daar anders over te denken. Hoewel die informatie van de radioloog van ruim na de datum in geding dateert, laat dat onverlet dat de deskundige bij lichamelijk onderzoek maar weinig functionele beperkingen aan de handen en een redelijk tot goede handfunctie aantrof en eiser daarmee door de deskundige objectief gezien geschikt werd geacht voor de functies wikkelaar en machinebediende. Ook anderszins - vanwege eisers andere klachten die niet het gevolg zijn van de ziekte van Dupuyten, zoals zijn slaapapneu en klachten van nek en onderrug - ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser ongeschikt te achten voor die functies. Daarvoor is onvoldoende onderbouwing.
Nu eiser geschikt moet worden geacht voor in ieder geval één van de eerder in het kader van de WAO-beoordeling geduide functies, is de rechtbank van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 22 mei 2018.
6.
Conclusie
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en schadevergoeding
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden voor een proceskosten-veroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 24 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
w.g. mr. R.A. Karsten-Badal
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.