In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met betrekking tot de minderjarige [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld tijdens een telehoorzitting vanwege de coronapandemie, waarbij de rechtbank de zaak als urgent heeft aangemerkt ondanks formeel bezwaar van de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Kleijnen, verzocht om gezamenlijk gezag en een contactregeling, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. M. Akça-Altun, bezwaar maakte tegen de urgentie van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders niet voldoende was om gezamenlijk gezag te weigeren en dat het belang van de minderjarige voorop staat. De rechtbank heeft de verzoeken van de man toegewezen, waarbij werd bepaald dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat er een contactregeling wordt vastgesteld. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.