ECLI:NL:RBZWB:2020:2120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19_3497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor kweek van St. Jacobsschelpen in het Veerse Meer

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen de weigering van de minister om een vergunning te verlenen voor het kweken van St. Jacobsschelpen in het Veerse Meer. De minister had de vergunning geweigerd op basis van het Visrechten-uitgiftebeleid, dat stelt dat voor de uitgifte van nieuw schelpdier-visrecht geen vergunning kan worden verleend zonder een vastgesteld uitgiftebeleid. De eiser voerde aan dat hij geen vergunning nodig had omdat hij geen vissen maar kweken wilde, en dat de weigering niet gebaseerd kon worden op verouderd beleid.

De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de eiser een vergunning nodig had, omdat het kweken van schelpdieren onder de Visserijwet valt. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen projectplan had ingediend bij zijn aanvraag, wat noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag als experiment. De rechtbank concludeerde dat de minister in redelijkheid tot de weigering van de vergunning had kunnen besluiten, en verklaarde het beroep van de eiser ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3497 WET

uitspraak van 11 mei 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. B.H. Vader
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 juni 2019 (bestreden besluit) inzake de weigering van verweerder om vergunning ingevolge de Visserijwet 1963 te verlenen voor het kweken van St. Jacobsschelpen in het Veerse Meer, nabij de Katse Heule.
Partijen hebben ingestemd met een uitspraak zonder onderzoek ter zitting.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser beschikt naar eigen zeggen sedert 31 oktober 2018 over een vergunning ingevolge de Waterwet tot het plaatsen en behouden van longlines ten behoeve van schelpdierenkweek nabij Katse Heule in het Veerse Meer. Hij beoefent al jarenlang de mosselhangcultuur en wil zijn activiteiten uitbreiden met de kweek van St. Jacobsschelpen (Pecten maximus). De daartoe vereiste vergunning ingevolge de Visserijwet 1963 heeft hij op 14 december 2018 aangevraagd.
Bij het primaire besluit van 31 januari 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Hiertegen heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat hij op grond van het Visrechten-uitgiftebeleid voor de beroeps- en sportvisserij op de staatsbinnenwateren (hierna: het Uitgiftebeleid) niet kan overgaan tot uitgifte van nieuw schelpdier-visrecht.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij geen vergunning ingevolge de Visserijwet 1963 nodig heeft omdat geen sprake is van vissen maar van kweken. Subsidiair heeft eiser betoogd dat de weigering niet gebaseerd kan worden op beleid dat al meer dan 10 jaar oud is. Voorts heeft hij betwist dat zijn aanvraag betrekking heeft op vrijliggend schelpdier-visrecht. Ten slotte zijn volgens eiser voor het Veerse Meer aan een andere, vergelijkbare visser wel rechten voor de kweek van schelpdieren uitgegeven, zodat ook hem een vergunning zou moeten worden gegeven.
3.1
Ingevolge artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Visserijwet 1963 wordt voor het bepaalde bij of krachtens deze wet verstaan onder "vis”:
b. schaal- en schelpdieren van de door Onze Minister aangewezen soorten, delen van deze dieren, alsmede zeesterren en zee- of koraalmos;
Ingevolge artikel 2 van de Uitvoeringsregeling visserij worden als schaal- en schelpdieren als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de wet, aangewezen de in de bijlage 1 opgenomen soorten.
In Bijlage I, onder nummer 114, van de Uitvoeringsregeling visserij is de grote mantel (Pecten maximus) genoemd.
Ingevolge artikel 21 van de Visserijwet 1963 is het verboden in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, te vissen voor zover een ander rechthebbende is op het visrecht van dat water.
In dit artikel 1, vierde lid, onderdeel d, is "binnenvisserij" genoemd, het vissen in de overige wateren van Nederland.
3.2
Uit deze regelgeving volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van vissen en dat eiser wel degelijk een vergunning nodig heeft. Niet in geding is dat het Veerse Meer een binnenwater is en evenmin dat eiser niet de rechthebbende is voor het visrecht van het Veerse Meer.
4.1
In hoofdstuk 5 van het Uitgiftebeleid is aangegeven dat in de situatie waarbij een huurovereenkomst of schriftelijke toestemming niet wordt verlengd, of in de situatie waarin een water nog nooit is verhuurd, sprake is van een vrijliggend (of vrijgevallen) visrecht.
Voor de uitgifte van vrijliggende visrechten is in dit uitgiftebeleid - voor zover hier van belang - bepaald dat ingeval er sprake is van vrijliggend schelpdier-visrecht vooralsnog niet tot uitgifte wordt overgegaan. Hiervoor dient nog een uitgiftebeleid te worden vastgesteld.
4.2
Dat het Uitgiftebeleid inmiddels meer dan 10 jaar oud is, doet op zichzelf niet af aan de geldigheid van dat beleid. Maar naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder zich thans niet meer voor de weigering van de vergunning beroepen op het ontbreken van uitgiftebeleid. De rechtbank kan zich voorstellen dat een bestuursorgaan voor het formuleren van beleid enige tijd neemt en gedurende die periode tijdelijk geen aanvragen honoreert, maar dan moet het wel gaan om een korte periode van bezinning.
Gelet hierop moet verweerder de aanvraag van eiser thans op zijn eigen merites beoordelen.
4.3
Verweerder heeft voor de weigering van de vergunning ook verwezen naar het “Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005 – 2020, Ruimte voor een zilte oogst. Naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur” (Beleidsbesluit). Uit dit Beleidsbesluit volgt dat het kweken van soorten als Sint Jacobsschelpen, Venusschelpen en Japanse oesters in beginsel positief zal worden beoordeeld, waarbij in eerste instantie dit soort nieuwe kweekvormen alleen onder experimentele omstandigheden (kleinschalig en begeleid door onderzoek) mogen plaatsvinden. Een koppeling met het innovatie traject ligt voor de hand, zo geeft het Beleidsbesluit aan. Het Beleidsbesluit is nader uitgewerkt in het
“Beleidsvoornemen voor innovaties in de schelpdiervisserij en –kweek in de Nederlandse kust- en zoute binnenwateren. Een nadere uitwerking van het Beleidsbesluit schelpdiervisserij 2005 – 2020 “Ruimte voor een zilte oogst” (Beleidsvoornemen). In dit Beleidsvoornemen zijn eisen gesteld aan de vergunbare experimenten. Deze eisen moeten zijn verwerkt in een bij de aanvraag mee te sturen projectplan.
4.4
Bij het vooroverleg over de door eiser in te dienen aanvraag is namens verweerder aangegeven dat alleen een uitgewerkte en inhoudelijk goed onderbouwde aanvraag voor duidelijke innovaties gehonoreerd zou kunnen worden. De rechtbank stelt vast dat eiser geen projectplan bij zijn aanvraag heeft ingestuurd en ook niet heeft gemotiveerd waarom zijn aanvraag als een experiment moet worden gezien. Hij heeft ook niet aangegeven waarom zijn aanvraag innovatief zou zijn. Verweerder heeft eiser vervolgens in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen, waarbij verweerder onder meer de “wijze van uitvoering” nader onderbouwd wilde zien. Eiser heeft die nadere onderbouwing niet aangeleverd, waarop verweerder in het primaire besluit stelt dat de aanvraag wordt geweigerd omdat daaruit niet blijkt dat het om een experiment gaat.
Zelfs als eiser voorafgaand aan dit primaire besluit niet had begrepen dat hij een projectplan had moeten opstellen, met daarin aandacht voor het innovatieve en experimentele karakter van zijn aanvraag, dan had eiser in ieder geval uit het primaire besluit kunnen begrijpen dat zijn aanvraag hierin tekort schoot. Desalniettemin heeft hij ook in de bezwaarfase geen aanvullende gegevens aangeleverd. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid tot weigering van de aanvraag kunnen besluiten.
4.5
Eiser heeft ten slotte een beroep gedaan op het feit dat aan een andere visser wel een vergunning voor de kweek van schelpdieren is gegeven, zonder dat bij die andere visser sprake is van een experiment. Daarbij wijst eiser in de aanvulling op zijn bezwaarschrift op het gebruik van het viswater door [naam palinghandel] . Verweerder wijst erop dat [naam palinghandel] een recht heeft om daar te experimenteren. Uit de door de
Vereniging van Beroepsvissers Veerse Meer in april 2016 opgestelde Uitgangspuntennotitie voor commerciële schelpdierkweek in het Veerse Meer wordt een proefperceel voor de kweek van venusschelpen beschreven. In deze Uitgangspuntennotitie wordt verder beschreven dat “palinghandel [naam palinghandel] in samenwerking met stichting Zeeschelp een proefvak van 1 hectare heeft aangevraagd om de kweek van venusschelpen uit te proberen.(…) Voor het uitproberen van kokkel- en tapijtschelpkweek bleek 1 hectare een geschikte oppervlakte voor een proefkweek op praktijkschaal. De verzaai- en oogsttechniek zijn hetzelfde als bij de kokkel en tapijtschelp en sluit dus naadloos aan. Voor de kweek van venusschelpen wordt een ontheffing aangevraagd voor 2 maal 3 jaar. Bij venusschelpen geldt een grotere minimum maat en zij groeien langzamer dan tapijtschelpen.” De rechtbank leidt hieruit af dat [naam palinghandel] anders dan eiser een onderbouwde aanvraag heeft gedaan. Daarmee kan de aanvraag van eiser niet op één lijn gesteld worden met de aanvraag van [naam palinghandel] .
5. Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 11 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.