Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 11 mei
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 12 mei 2020, is het wrakingsverzoek van verzoekster behandeld. Verzoekster had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [voorletters] Duinhof, de kinderrechter die belast was met de behandeling van een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat verzoekster niet was opgeroepen voor de zitting van 1 mei 2020 en dat zij noch haar advocaat het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering hadden ontvangen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster tijdig op de hoogte was van het verzoek en dat de rechter zijn beslissing om de behandeling van de zaak niet aan te houden, heeft genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor vooringenomenheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.