ECLI:NL:RBZWB:2020:2203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5209
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering na arbeidsongeschiktheidsmelding en beoordeling door UWV

Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 september 2019, waarin haar aanspraak op een Ziektewet (ZW) uitkering werd geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich per 28 augustus 2017 arbeidsongeschikt had gemeld, nadat zij een Werkloosheidsuitkering ontving. Het UWV had haar een ZW-uitkering toegekend, maar deze werd per 5 november 2018 beëindigd. Eiseres meldde zich op 2 mei 2019 opnieuw ziek vanuit de WW, maar het UWV weigerde haar een ZW-uitkering toe te kennen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV. De verzekeringsarts b&b concludeerde dat er geen wezenlijk nieuwe feiten of omstandigheden waren ten opzichte van eerdere beoordelingen. Eiseres had al lange tijd last van vermoeidheidsklachten en pijn, maar de rechtbank oordeelde dat de belastbaarheid zoals vastgesteld in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 25 september 2018 onveranderd van toepassing was. Eiseres had geen medische stukken overgelegd die wezenlijk nieuwe beperkingen aantoonden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering, omdat haar belastbaarheid ongewijzigd was en zij geschikt was voor de eerder geduide functies. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding of griffierechtvergoeding toegewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5209 ZW

uitspraak van 19 mei 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 september 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet.
Partijen zijn uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting op 30 april 2020. Vanwege de coronacrisis is deze zitting niet doorgegaan. Partijen hebben (desgevraagd) toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft zich vanuit de situatie dat zij een Werkloosheidsuitkering (WW) ontving, per 28 augustus 2017 arbeidsongeschikt gemeld.
Met ingang van 27 november 2017 heeft het UWV een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
Bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV een belastbaarheid opgesteld. Deze belastbaarheid is neergelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 25 september 2018. Rekening houdend met deze belastbaarheid zijn er functies geduid die eiseres nog kan verrichten. Met deze functies is zij in staat meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.
Met het besluit van 4 oktober 2018 is aan eiseres meegedeeld dat haar ZW-uitkering per 5 november 2018 wordt beëindigd. Het bezwaar dat eiseres tegen dit besluit heeft ingediend, is bij besluit van 13 februari 2019 ongegrond verklaard.
Met ingang van 5 november 2018 is weer een WW-uitkering aan eiseres toegekend.
Eiseres heeft zich op 2 mei 2019 vanuit de WW ziek gemeld.
Het UWV heeft bij besluit van 14 juni 2019 (primair besluit) geweigerd aan eiseres met ingang van 2 mei 2019 een ZW-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht geweigerd heeft om per 2 mei 2019 een ZW-uitkering toe te kennen.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de EZWb en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat één van de eerder in het kader van de EZWb geduide functies als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er ten opzichte van de bevindingen op 25 september 2018 en op 14 januari 2019 (datum onderzoek van de verzekeringsarts b&b in het bezwaar tegen het besluit van 4 oktober 2018) geen wezenlijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn aan te wijzen en dat deze er ook niet zijn geweest. Uit de eerdere rapportages blijkt dat eiseres al heel lang last heeft van vermoeidheidsklachten en van stijve en pijnlijke spieren. Bij de vorige beoordeling is eiseres al fors beperkt op vrijwel alle mentaal en fysiek belastende factoren.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres zich heeft ziekgemeld met klachten die ze al langer heeft. Recent heeft de reumatoloog de diagnose fibromyalgie gesteld. Het gegeven dat de klachten nu een naam hebben, maakt niet dat er meer of andere beperkingen aangenomen moeten worden. Er zijn bij de EZWb forse beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts b&b ziet geen redenen om van de visie van de primaire verzekeringsarts af te wijken.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar fysieke en psychische beperkingen zijn onderschat. Eiseres is van mening volledig arbeidsongeschikt te zijn.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat uit de beschikbare stukken niet blijkt dat er ten opzichte van de EZWb-beoordeling iets is veranderd in de medische situatie van eiseres. Eiseres heeft onveranderd last van vermoeidheids- en pijnklachten. Het enige verschil met de vorige beoordeling is dat de pijnklachten van eiseres nu een naam hebben gekregen; namelijk fibromyalgie. Het enkele feiten dat er nu een diagnose is gesteld betekent niet dat er meer of andere beperkingen, dan de al aangenomen beperkingen op mentaal en fysiek belastende factoren, moeten worden aangenomen. Eiseres heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van toegenomen beperkingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de belastbaarheid zoals deze is neergelegd in de FML van 25 september 2018 onveranderd van toepassing is.
5.4
Omdat de belastbaarheid van eiseres ongewijzigd is ten opzichte van de EZWb-beoordeling moet geoordeeld worden dat zij onveranderd geschikt is voor de destijds geduide functies. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 19 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.