ECLI:NL:RBZWB:2020:2252
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. De eiser had op 19 augustus 2019 een melding gedaan voor een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Na een verzoek om een voorlopige voorziening op 13 januari 2020, dat op 17 maart 2020 werd afgewezen, heeft de eiser op 27 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 21 juni 2017 een maatwerkvoorziening individuele begeleiding had toegekend, die op 1 juli 2019 eindigde. Eiser heeft op 24 mei 2019 verlenging aangevraagd, maar het college heeft hem op 29 juli 2019 een tijdelijke voorziening toegekend. Eiser heeft het college in gebreke gesteld omdat er geen tijdig besluit was genomen op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet verstreken was. Hierdoor was het college geen dwangsom verschuldigd aan eiser.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.