ECLI:NL:RBZWB:2020:2288
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake WOB-verzoek
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle op haar aanvraag tot verstrekking van documenten met betrekking tot een handhavingstraject voor illegale bebouwing. Het college heeft op 10 februari 2020 besloten de gevraagde stukken te verstrekken, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. Het college heeft echter betwist dat bepaalde kosten voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder portokosten en griffierecht.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het college inderdaad aan verzoekster is tegemoetgekomen, maar dat de door verzoekster opgevoerde portokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, maar merkt op dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht aan verzoekster dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 22 mei 2020 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.