ECLI:NL:RBZWB:2020:2340

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 20_4757 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tegen CBR

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. D. Quakernaat, een verzoek ingediend om veroordeling in de proceskosten na het intrekken van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over zijn rijgeschiktheid. Het beroep was ingesteld op 17 februari 2020, maar het primaire besluit was al op 14 februari 2020 genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan het beroepschrift, omdat het besluit al genomen was voordat het beroep werd ingediend. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten het verzoek om proceskostenveroordeling af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 27 mei 2020 door mr. S.A.M.L. van de Sande, met J.J.P.M. van Gestel als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4757 WVW
uitspraak van 27 mei 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. D. Quakernaat,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 14 februari 2020, ontvangen bij de rechtbank per fax op 17 februari 2020 en per post op 18 februari 2020, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een primair besluit door het CBR aangaande zijn rijgeschiktheid.
Bij brief van 23 maart 2020 heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het CBR te veroordelen in de proceskosten. Het CBR heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit is gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2. Naar het oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroepschrift van verzoeker. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het rechtsmiddel van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit strekt ertoe het bestuursorgaan te bewegen op de aanvraag te beslissen. Ten tijde van het indienen van het beroep per fax op 17 februari 2020, was het primaire besluit echter al genomen. Uit de door het CBR ingestuurde stukken is de rechtbank namelijk gebleken dat dit besluit op 14 februari 2020 is genomen. Nu het primaire besluit al vóór het ingediende beroep was genomen, is geen sprake van het met dit besluit geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroepschrift van verzoeker.
Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 27 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.