Uitspraak
1.Procesverloop
2.Standpunt van de officier van justitie
3.Standpunt van betrokkene
Standpunt van de geneesheer-directeur aangewezen ex artikel 5:4 Wvggz en van psychiater Hagenauw
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1961. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor een verblijf in Domus Mill, maar de rechtbank oordeelde dat deze accommodatie niet voldoet aan de eisen van artikel 1:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), omdat het niet is opgenomen in het openbare register voor dwang in de zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende grond is om ambtshalve een alternatieve zorgvorm te bepalen, aangezien het verzoek tot verplichte zorg niet is ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, omdat de noodzakelijke voorwaarden voor een verplichte opname niet zijn vervuld. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling op 26 mei 2020, waarbij de betrokkene telefonisch is gehoord vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene, gezien zijn verstandelijke handicap en psychische stoornissen, weliswaar zorg nodig heeft, maar dat deze zorg niet kan worden verleend in de gevraagde accommodatie.