ECLI:NL:RBZWB:2020:2435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6364 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersmaatregel in Alphen-Chaam

Op 2 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar had gemaakt tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam. Dit verkeersbesluit betrof het afsluiten van een aantal wegen en weggedeelten voor gemotoriseerd verkeer binnen gemeentelijke bossen in Alphen-Chaam en Gilze-Rijen. Verzoekster heeft op 11 mei 2020 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vreesde dat de geslotenverklaring van de wegen een nadelig effect zou hebben op de bereikbaarheid van gezinnen die in de nabijheid van het bos wonen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De rechter heeft vastgesteld dat het moeten omrijden voor de gezinnen geen zelfstandig spoedeisend belang oplevert. De gevolgen van het verkeersbesluit zijn niet onomkeerbaar en kunnen gecompenseerd worden indien verzoekster in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld. Daarom is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is er geen grond voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juni 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6364 WET VV

uitspraak van 2 juni 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 23 maart 2020 (primaire besluit) inzake het verkeersbesluit tot het gesloten verklaren voor motorvoertuigen van een aantal wegen en weggedeelten binnen gemeentelijke bossen van Alphen-Chaam en Gilze-Rijen.
Zij heeft op 11 mei 2020 tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoekster heeft aangegeven dat zij met haar verzoek om schorsing van het verkeersbesluit wil voorkomen dat de gezinnen die in de nabijheid van het bos wonen in Snijders-Chaam lange tijd, totdat er op het bezwaar is beslist, hun familieleden, scholen, vrienden, werkplaatsen en het Amphia ziekenhuis alleen kunnen bereiken met een omweg van 4 tot 6 kilometer over routes die filegevoelig zijn. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat haar woning getaxeerd moet worden en dat de geslotenverklaring een waardedrukkend effect kan hebben.
3.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een beslissing op dat bezwaarschrift.
3.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het moeten omrijden geen zelfstandig spoedeisend belang oplevert. De gezinnen waarvoor verzoekster zegt op te komen, zullen meer tijd en brandstof kwijt zijn om Ulvenhout en Bavel te bereiken dan vóór de geslotenverklaring van (met name) de onverharde weg door het bos in het verlengde van de verharde [naam straat] . Maar dit is, evenals de gestelde waardedaling van de woning, een nadelig effect van het bestreden verkeersbesluit dat gecompenseerd kan worden indien verzoekster in de bodemprocedure in het gelijk gesteld wordt. De door verzoekster gestelde gevolgen van het bestreden verkeersbesluit zijn in elk geval niet onomkeerbaar. Dit betekent dat verzoekster de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak kan afwachten en dat derhalve geen sprake is van onverwijlde spoed in vorenbedoelde zin.
4. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Gelet hierop is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.