ECLI:NL:RBZWB:2020:2458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
02-236724-19 en 02-185590-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • A. Kooijman
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, diefstal en vernieling met bijzondere voorwaarden

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, diefstal en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 96 weken, waarvan 71 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een groot aantal bijzondere voorwaarden. De feiten vonden plaats in Roosendaal, waarbij de verdachte op 1 oktober 2019 meerdere personen heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en hen heeft gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Daarnaast heeft hij in september 2019 een inbraak gepleegd in een winkel en telefoons gestolen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte handelde uit psychische overmacht, verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekenbaar is, gezien zijn psychische problemen, waaronder ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een zorginstelling en deelname aan gedragsinterventies, om recidive te voorkomen. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/236724-19 en 02/185590-19
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
thans verblijvende te Eindhoven, De Woenselse Poort
raadsman mr. R.A.A. Maat, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Parketnummer 02/236724-19
1
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Roosendaal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 1] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan de [naam 2] en/of [naam 1] toebehoorde, zich heeft begeven naar de [adres 2] en/of zich heeft begeven in het pand aan de [adres 2] en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend wapen, aan die [naam 1] heeft getoond en/of op die [naam 1] heeft gericht en/of die [naam 1] de woorden heeft toegevoegd 'Geld, geld, kassa!', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Roosendaal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 3] en/of [naam 4] en/of één of meer andere(n) te dwingen tot afgifte van (elk) een portemonnee en/of gsm, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [naam 3] en/of [naam 4] en/of die één of meer andere(n) toebehoorde zich heeft begeven naar de [adres 2] en/of zich heeft begeven in het pand aan de [adres 2] en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend wapen, aan die [naam 3] en/of [naam 4] en/of die één of meer andere(n) heeft getoond en/of op die [naam 3] en/of [naam 4] en/of die één of meer andere(n) heeft gericht en/of die [naam 3] en/of [naam 4] en/of die één of meer andere(n) heeft plaats laten nemen op een stoel en/of de woorden heeft toegevoegd 'Ga zitten' en/of 'Lever portemonnees en gsm's in' en/of 'Geef mij uw portemonnee', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 19/20 september 2019 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 35, althans één of meer, gsm('s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 5] (gevestigd aan de [adres 3] te Roosendaal),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 september 2019 tot en met 2 oktober 2019 te Roosendaal, een goed/enige goederen, te weten 14, althans één of meer, gsm('s) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).
Parketnummer 02/185590-19
1
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 6] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Roosendaal, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie,
te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/236724-19
De officier van justitie acht de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde pogingen tot afpersing wettig en overtuigend bewezen. Er zijn meerdere getuigen die de dader omschrijven als een lange, dunne man met tatoeages in de nek en verdachte is kort hierna aangehouden. Dat verdachte zegt dat hij het allemaal niet zo goed weet, doet daaraan niet af. De officier van justitie acht feit 3 subsidiair, de heling van de telefoons wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoons voor een ander bij zich moest houden. Uit zijn verklaring volgt duidelijk dat hij wist dat het niet goed zat met de herkomst van de telefoons. De verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte aan haar heeft verteld dat hij de telefoons gestolen heeft, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde diefstal van de telefoons. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Parketnummer 02/185590-19
De officier van justitie acht de vernieling van de auto en het voorhanden hebben van de ploertendoder wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van verdacht, de aangifte en het aantreffen van de ploertendoder bij verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/236724-19
Ten aanzien van de pogingen tot afpersing is de verdediging van mening dat deze feitelijk bewezen kunnen worden, maar dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft gehandeld in een schreeuw om hulp. Door op meerdere tijdstippen bij meerdere instanties hulp te vragen heeft verdachte feitelijk alles gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om de vreselijke gevolgen van zijn psychotisch gedrag te voorkomen.
De diefstal van de telefoons wordt door verdachte betwist. Ten aanzien van de heling is de verdediging van mening dat gelet op de verstandelijke vermogens van verdachte hij niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen. De verdediging is van mening dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Parketnummer 02/185590-19
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde vernieling van de auto en het voorhanden hebben van een ploertendoder.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02/236724-19
Feiten 1 en 2
Aangezien verdachte ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie d.d. 7 november 2019 [1] ;
- de aangifte van [naam 1] [2] ;
- de getuigenverklaring van [naam 3] [3] ;
- de getuigenverklaring van [naam 4] [4] ;
- de getuigenverklaring van [getuige 2] [5] ;
- de getuigenverklaring van [getuige 3] [6] ;
- de getuigenverklaring van [getuige 4] [7] .
Het verweer van de verdediging dat bij verdachte bij deze feiten op grond van de bij hem bestaande stoornissen het opzet heeft ontbroken, ook in voorwaardelijke zin, wordt verworpen. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan zo'n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van opzet in de weg staan indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan is geen sprake blijkens de tot het procesdossier behorende rapporten en de handelingen die verdachte voorafgaand aan het plegen van deze feiten heeft verricht, uit welke handelingen blijkt dat verdachte deze feiten bewust heeft gepleegd om hulp te krijgen.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal bij [naam 5] heeft gepleegd op grond van de volgende bewijsmiddelen:
De aangifte namens [naam 5] dat in de nacht van 19 op 20 september 2019 er 35 telefoons uit de winkel te Roosendaal zijn ontvreemd [8] .
De verklaring van [getuige 1] dat verdachte in de ochtend van 20 september 2019 vroeg bij haar was en zei dat hij een inbraak had gepleegd bij een tweedehandswinkel in Roosendaal en dat dat omstreeks 03.00 uur in de nacht van 19 op 20 september zou zijn geweest en dat verdachte had aangegeven dat het ongeveer 30 telefoons waren en dat het iPhones en Samsungs betroffen [9] .
Het proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld dat in de woning van verdachte in een krukje 29 telefoons werden aangetroffen en 1 iPod [10] .
Het proces-verbaal van bevindingen waarin is vermeld dat de bij verdachte aangetroffen goederen zijn vergeleken met de weggenomen goederen vermeld in de aangifte en dat daaruit naar voren kwam dat van deze dertig goederen, er van veertien goederen direct kon worden aangetoond dat deze behoorden bij de goederen die bleken te zijn weggenomen bij de inbraak bij [naam 5] [11] .
Verdachte heeft verklaard dat getuige [getuige 1] zomaar iets verzonnen heeft en dit zo zou hebben verklaard om hem zwart te maken. De rechtbank acht dit echter niet aannemelijk gelet op de gedetailleerdheid van haar verklaring, waarvan de inhoud wordt bevestigd door de overige stukken in het dossier. Zo verklaart zij over het soort en het aantal van de telefoons die bij een tweedehandswinkel in Roosendaal zouden zijn weggenomen rond 3:00 uur ’s nachts, hetgeen overeenkomt met de gegevens van de aangifte.
De verklaring van verdachte dat hij de telefoons die bij hem zijn aangetroffen niet heeft gestolen, maar heeft gekregen van ene [naam 8] , is niet controleerbaar door het ontbreken van enige gegevens waarmee deze [naam 8] kan worden geïdentificeerd. De rechtbank acht deze verklaring bovendien niet aannemelijk gelet op de verklaring van de getuige [getuige 1] . De rechtbank gaat daarom voorbij aan de verklaring van verdachte..
Parketnummer 02/185590-19
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2020 [12] en afgelegd bij de politie op 28 juni 2019 [13] ;
- de aangifte van [naam 6] [14] .
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 mei 2020 [15] en afgelegd bij de politie op 28 juni 2019 [16] ;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het wapen [17] .
4.4
De bewezenverklaring
Parketnummer 02/236724-19
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 oktober 2019 te Roosendaal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] te dwingen tot afgifte van enig geldbedrag, dat aan deze of aan een derde, te weten aan de [naam 2] toebehoorde, zich heeft begeven naar de [adres 2] en zich heeft begeven in het pand aan de [adres 2] en een op een vuurwapen gelijkend wapen, aan die [naam 1] heeft getoond en op die [naam 1] heeft gericht en die [naam 1] de woorden heeft toegevoegd 'Geld, geld, kassa!', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 1 oktober 2019 te Roosendaal, gedurende voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 3] en [naam 4] en anderen te dwingen tot afgifte van portemonnees en/of gsms, die aan derden, te weten aan die [naam 3] en [naam 4] en die anderen toebehoorden, zich heeft begeven naar de [adres 2] en zich heeft begeven in het pand aan de [adres 2] en een op een vuurwapen gelijkend wapen, aan die [naam 3] en [naam 4] en die anderen heeft getoond en op die [naam 3] en [naam 4] en die anderen heeft gericht en de woorden heeft toegevoegd 'Ga zitten' en 'Lever portemonnees en gsm's in' en 'Geef mij uw portemonnee', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op of omstreeks 19/20 september 2019 te Roosendaal 35, gsm's, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, te weten aan [naam 5] (gevestigd aan de [adres 3] te Roosendaal), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Parketnummer 02/185590-19
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 juni 2019 te Roosendaal, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), die aan een ander, te weten aan [naam 6] toebehoorde,
heeft vernield;
2
op 27 juni 2019 te Roosendaal, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder voorhanden heeft gehad .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de vernieling van de auto verdachte niet of niet ten volle is toe te rekenen vanwege psychische overmacht. Verdachte is waarschijnlijk onder invloed van hetgeen men hem heeft aangedaan tot zijn daden gekomen. Er was geen direct zichtbare noodweersituatie meer, maar de psychische constitutie van verdachte maakte dat hij waarschijnlijk enige tijd niet anders had kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Aanknopingspunten daarvoor zijn in de rapportages te vinden.
De rechtbank overweegt dat beslissend voor de beoordeling van dat verweer de vraag is of er sprake is van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarbij geldt dat de reactie op genoemde drang dient te voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarvan is geen sprake. Dat de verdachte zodanig in het nauw was gebracht door [naam 9] dat er voor hem geen andere uitweg was dan te handelen zoals hij heeft gedaan, is niet alleen weinig stellig onderbouwd door de verdediging, maar ook niet aannemelijk geworden. Dat er een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 9] staat op basis van de verschillende getuigenverklaringen vast. Volgens getuigen heeft die buiten de auto plaatsgevonden, volgens verdachte is hijzelf in zijn auto belaagd. Gelet op de getuigenverklaringen, maar ook op de verklaring van verdachte zelf, is verdachte nadat de vechtpartij was gestopt, met een ploertendoder naar de auto gelopen waar [naam 9] eerder in zat en heeft daarvan de ruiten ingeslagen. Voor zover er op dat moment nog een van buiten komende drang bestond, voldoet het handelen van verdachte in ieder geval niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, die geheel voorwaardelijk opgelegd kan worden, met uitzondering van de 217 dagen die verdachte al heeft uitgezeten in voorarrest. Daarbij vordert de officier van justitie bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering. Deze voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar verklaard te worden, nu er sprake is van een hoog recidiverisico bij verdachte en ook het gevaar voor letsel bij personen volgens de reclassering hoog is. Er dient een proeftijd van 3 jaar aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden te worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, voor zover de feiten bewezen kunnen worden en deze aan verdachte kunnen worden toegerekend, aan verdachte een straf opgelegd dient te worden, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet hoger is dan het ondergane voorarrest. Daarnaast zou een voorwaardelijke gevangenisstraf van hooguit 6 maanden aan hem moeten worden opgelegd, met een daaraan verbonden maatregel als opname in de FPC Woenselse Poort en reclasseringstoezicht daarop.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen tot afpersing, een inbraak, een vernieling en het bezit van een ploertendoder.
Bij deze pogingen tot afpersing heeft verdachte in totaal zes personen in [locatie] in Roosendaal bedreigd met een voorwerp dat leek op een vuurwapen en geroepen om geld, telefoons en portemonnees. Hij heeft dit voorwerp op het hoofd gericht van [naam 1] . Een van de personen, [naam 4] , heeft hij ook nog bij de nek gepakt en een zaal ingeduwd. Zijn vrouw, [naam 3] , was getuige daarvan. [naam 4] zelf heeft ook gezien hoe zijn vrouw werd bedreigd met - naar hij dacht - een vuurwapen. Ook drie anderen zijn bedreigd. Dergelijke feiten maken over het algemeen diepe indruk op de betrokkenen en kunnen nog lang invloed hebben op hun gevoel van veiligheid. Dat geldt ook wanneer de bedreiger niet heel professioneel overkomt, zoals in deze zaak door een aantal personen is ervaren. Verdachte zegt tot zijn daden te zijn gekomen uit wanhoop, omdat hij op deze manier een opname bij de GGZ wilde afdwingen. Dat maakt deze beleving echter niet minder indringend voor de slachtoffers en verdachte heeft daar kennelijk geen oog voor gehad.
Deze feiten rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte, kennelijk om zijn financiële problemen op te lossen, een inbraak in een bedrijf gepleegd, hetgeen veel schade en overlast voor het bedrijf oplevert. Ook heeft verdachte na een ruzie uit boosheid de autoruiten van het slachtoffer ingeslagen, met een ploertendoder die hij al maanden in zijn auto had liggen.
Verdachte is in het verleden veroordeeld voor geweldsfeiten, maar dat is al geruime tijd geleden, zodat daar geen rekening mee wordt gehouden bij de bepaling van de strafmaat. Voor twee recente strafbeschikkingen voor verkeersfeiten geldt dat deze gelet op de aard van deze feiten en de daarbij opgelegde geldboetes niet van invloed zijn op de door de rechtbank op te leggen straf.
Over de persoon van verdachte zijn rapportages door een psychiater en een psycholoog uitgebracht en daarnaast een reclasseringsadvies.
Zowel de psychiater drs. [naam 10] , als de psycholoog, drs. [naam 11] , hebben in grotendeels overeenkomende diagnoses vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zij noemen ADHD, PTSS, een psychotische kwetsbaarheid en een borderline persoonlijkheidsstoornis (met antisociale trekken) en daarnaast een stoornis in het gebruik van cannabis en zwakbegaafdheid. Die stoornissen waren ten tijde van de tenlastegelegde pogingen tot afpersing aanwezig en beïnvloedden in combinatie en versterking met elkaar de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte op grond waarvan de deskundigen hebben geadviseerd om verdachte verminderd toerekenbaar te beschouwen.
Psychiater [naam 10] rapporteert op 22 december 2019 dat er zonder behandeling sprake is van een hoog recidiverisico. Verdachte disfunctioneert op alle levensgebieden en er is partieel ziektebesef. Zijn verandermogelijkheden zijn beperkt. Hij heeft (gedwongen) structuur en begeleiding nodig voor het abstinent blijven van middelen, voor behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek, ADHD, het op orde krijgen van zijn financiën en het toewerken naar (betaald) werk.
Hij adviseert om verdachte te plaatsen op een dubbeldiagnose/klinische setting om mee te beginnen. De behandeling dient als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf opgenomen te worden. Het voorwaardelijk strafdeel dient vanuit gedragskundig oogpunt zo groot mogelijk te zijn en de proeftijd het best zo lang mogelijk.
Psycholoog [naam 11] concludeert in haar rapport van 22 december 2019 ook dat er een hoog recidiverisico is en een behandelnoodzaak. De behandeling dient zich volgens haar te richten op het aanleren van copingstrategieën, het omgaan met emoties. Ook de verslaving van verdachte verdient aandacht in de behandeling. Er is lijdensdruk en ziektebesef, maar het inzicht lijkt beperkt.
Bij de behandeling dient rekening gehouden te worden met zijn zwakbegaafde tot licht verstandelijk beperkte intellectuele vaardigheden, waardoor het vergroten van inzicht in zijn eigen problemen en eigen gedrag mogelijk te hoog gegrepen is.
Zij adviseert behandeling binnen een klinische forensische setting (FPA of FPK) van idealiter een half jaar tot een jaar, waarna de behandeling ambulant overgenomen kan worden middels een FACT-LVB team, dat aansluit bij de lage intellectuele vaardigheden van verdachte. Deze behandeling wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk deel op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en psychiater met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 18 februari 2020, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 12] , sluit aan bij de bovengenoemde rapportages. Ook de reclassering acht het recidiverisico hoog en meent dat een langdurig behandel- en begeleidingstraject startend in een klinische setting nodig is.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen aan verdachte met een proeftijd van 3 jaren en reclasseringstoezicht, met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Gedragsinterventie agressiebeheersing
  • Opname in een zorginstelling
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Drugsverbod
  • Alcoholverbod
  • Meewerken aan schuldhulpverlening
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming
  • Meewerken aan middelencontrole
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht. De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot.
Ter zitting is bekend geworden dat verdachte sinds 6 mei 2020 in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis is opgenomen in de Woenselse Poort.
De deskundige [naam 12] van de reclassering heeft ter zitting toegelicht dat hij achter het advies van de reclassering blijft staan. Hij heeft daarbij vermeld dat hij contact heeft gehad met medewerkers van de Woenselse Poort, waarbij is gemeld dat het in de eerste week goed is gegaan met verdachte, maar dat hij na een week zijn medicatie niet meer wilde innemen, waarna zijn gedrag is veranderd en als storend werd ervaren.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat in de Woenselse Poort. Het klopt dat hij zijn anti-psychotische medicatie niet meer wilde nemen, maar als de kliniek het nodig vindt, zal hij dit weer gaan doen. Hij wil meewerken aan de voorwaarden zoals die door de reclassering worden geadviseerd.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van de feiten het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn. Met name gelet op het feit dat de feiten verdachte verminderd zijn toe te rekenen en de noodzaak van behandeling van verdachte om recidive te voorkomen, zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank acht daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren aangewezen om verdachte ervan te doordringen dat hij langdurige en intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft en zich aan alle voorwaarden die daarbij gesteld worden moet houden. Voor de voorwaarden die daarbij opgelegd worden, sluit de rechtbank aan bij het advies van de reclassering. De rechtbank verklaart de voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar. Er dient ernstig rekening mee gehouden te worden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen dat is gericht tegen of gevaar zal veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van 96 weken, waarvan 71 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden alle voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 6] vordert een schadevergoeding van € 1.100,- voor feit 1 van parketnummer 02/185590-19.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. De benadeelde partij heeft enkel bedragen voor de autoruiten en montage genoemd zonder deze nader te onderbouwen door middel van bijvoorbeeld nota’s of offertes. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 311, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/236724-19:
feit 1:poging tot afpersing;
feit 2:poging tot afpersing;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 02/185590-19
feit 1:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 96 weken, waarvan 71 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- verdachte meldt zich binnen 5 dagen na dit vonnis bij LJ&R Reclassering te Eindhoven op
het adres Dr. Cuyperslaan 80, te Eindhoven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte laat zich opnemen in de FPC De Woenselse Poort of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start direct aansluitend aan de detentie. De opname duurt zolang het behandelteam en de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie I Respect of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing indien de agressie interventie welke klinisch aangeboden wordt niet voldoende blijkt te zijn. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- verdachte laat zich behandelen door een forensisch FACT-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of verdiepingsdiagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte verblijft in een nader te noemen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
- verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
- verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 6] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2020.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R019096 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, De Markiezaat, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 189.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , pagina 16 en 17.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , pagina 25 tot en met 27.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , pagina 28 en 29.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 30 en31.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 34 en 35.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina 37 en 38.
8.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 7] , namens [naam 5] d.d. 23 september 2019, pagina 143 en 144.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 49 en 50.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 78.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 152.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 mei 2020.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 38 tot en met 42.
14.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , pagina 12 en 13.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 mei 2020.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 38 tot en met 42.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief foto’s, pagina 25 tot en me 28.