Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Feiten
2.Wettelijk kader
3.Omvang geschil
4.Beoordeling
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.J. Koningsveld, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen. Eiseres is eigenaar van een perceel in [plaatsnaam] en heeft een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college vanwege het gebruik van het perceel in strijd met het bestemmingsplan. Het college had op 9 mei 2019 een last onder dwangsom opgelegd, omdat er op het perceel een tweede huishouden werd gehuisvest, wat in strijd was met de bestemmingsplanregels. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar deze zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 2 juni 2020, waar de gemachtigde van eiseres en de vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet voldoende bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het college van handhaving zou moeten afzien. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij alles in het werk heeft gesteld om het huurcontract met de tweede huurder te beëindigen, maar de rechtbank oordeelt dat zij al op de hoogte was van de overtreding en niet tijdig heeft gehandeld. De rechtbank heeft ook de begunstigingstermijn van het college als redelijk beoordeeld en geconcludeerd dat de hoogte van de verbeurde dwangsom van € 6.000,- proportioneel is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de besluiten van het college in stand gelaten.