4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
[naam 1] heeft aangifte gedaan van aanranding. Op donderdag 7 september 2017 rond 16:45 uur liep zij naar de [Naam 6] op het Korvelplein te Tilburg. Op de terugweg zag zij een jongen op de Nicolaas Beetsstraat fietsen. Die jongen kwam vanuit een zijstraat aan de rechterkant aan fietsen. Zij kon de jongen als volgt omschrijven:
- blank
- 1.70 meter - 1.80 meter lang; zij is zelf 1.60 meter en de jongen was een kop groter
- lichtblond, rossig kort en piekerig haar;
- puistjes in het gezicht;
- ogen dicht bij elkaar;
- zwart/grijze lange spijkerbroek, leek versleten;
- donkere kleding.
De jongen fietste haar een paar keer voorbij. Zij liep toen naar de voordeur van haar huis aan de [adres 2] te Tilburg om haar fiets te pakken. De jongen zette toen aan en stopte. Zij liep toen naar de poort achter haar huis. Die jongen stond toen ook bij de poort en vroeg de weg naar [Naam 6] . Vervolgens stak zij de sleutel in het slot van de poort en de jongen kwam achter haar staan en deed zijn handen boven haar schouders op de poort. Zij voelde dat zijn middel haar opzettelijk met kracht tegen de poort aan duwde. Zij zat klem tussen zijn armen, lichaam en de poort. In totaal duwde de jongen vier of vijf keer hard, snel en met kracht met zijn schaamstreek van onder naar boven tegen haar billen aan. Zij kwam met haar linkerhand tegen de sleutel van de poort aan en zij voelde later een stekende pijn in haar hand. Zij schrok heel erg en was bang.
Op 3 april 2018 kreeg verbalisant [verbalisant 1] een melding van [naam 1] dat zij de jongen die haar had aangerand had gezien en een foto van hem had gemaakt. Verbalisant heeft deze foto van die jongen op de briefing laten zetten.
De jongen op de afbeelding werd door verbalisant [verbalisant 2] herkend als verdachte. Hij herkende verdachte ambtshalve van een passantenonderzoek op 8 februari 2018. Hij herkende verdachte aan zijn opvallend blanke huidskleur, zijn smalle spitse gezicht, zijn smalle/slanke postuur en zijn haardracht.
In zijn verhoor bij de politie op 17 april 2018 worden aan verdachte de foto getoond van het passantenonderzoek en de foto die [naam 1] van hem had gemaakt. Verdachte herkent zichzelf op die foto’s.In zijn verhoor heeft verdachte verklaard dat hij op donderdagen tot 16:45 uur bij [bedrijf] in Tilburg werkt.De woning van de ouders van verdachte, waar hij destijds woonde, ligt in de buurt van de woning van aangeefster [naam 1] .
Op basis van de aangifte, de ambtshalve herkenning van verdachte door een verbalisant op de door aangeefster gemaakte foto en de eigen herkenning door verdachte op de aan hem getoonde foto’s in zijn verhoor bij de politie, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft begaan. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat hij op donderdagen tot 16:45 uur werkte bij [bedrijf] in Tilburg, dat 7 september 2017 op donderdag viel en dat de plaats delict op de route van [bedrijf] naar zijn toenmalige woonadres aan de [adres 3] te Tilburg ligt, zodat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in de nabijheid van het plaats delict kan worden geplaatst.
De rechtbank acht daarbij, gelet op het letsel aan de hand van aangeefster, eveneens bewezen dat verdachte aangeefster door geweld en een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling. Het verweer van de verdediging dat de herkenning van verdachte door aangeefster niet betrouwbaar is, omdat zij verdachte wellicht herkende uit de buurt, kan naar het oordeel van de rechtbank verworpen worden. Aangeefster had immers bij haar aangifte al een signalement gegeven van de dader, welk signalement overeenkomt met dat van verdach
Ten aanzien van feit 6
[naam 5] heeft aangifte gedaan van aanranding. Op 10 april 2018 fietste zij rond 17:00 uur op de Generaal Winkelmanstraat te Tilburg. Er reed een jongen op een scooter schuin achter haar. Ze merkte pas dat hij achter haar reed, toen ze plotseling een hand op haar bil voelde. Zij werd aangeraakt op haar billen, vooral haar linkerbil en dan over de bilnaad op een stukje van haar rechterbil. Zij voelde zich geïntimideerd.In het informatief gesprek zeden verklaarde zij dat het aanraken heel soepel ging. De hand ging vlak via haar onderrug in haar broek bij haar billen. Zij voelde zijn hand op haar kont en hij stopte bij het zadel waar ze op zat. Doordat ze een string droeg, voelde ze zijn koude hand op haar blote huid. Het signalement van de jongen omschreef zij als volgt:
- jonge jongen 17 - 19 jaar
- hij was tenger, er zit geen vent op de scooter
- hij had een blanke, bleke huid, ongezond wit
- hij had geen baardgroei
- hij had stekelhaar van ongeveer 4 cm, een beetje egelhaar, donkerblond van kleur, volgens aangeefster een lichte aanzet en dan naar donkerder
- het was een schriel tenger jochie.
Zij was gefocust op het kenteken van de scooter en noteerde het kenteken van de scooter in haar telefoon. In haar beleving was het [kenteken] .
Verbalisant [verbalisant 3] die ter plaatse was gegaan na de melding door aangeefster, trof een hevig geëmotioneerde aangeefster aan. De verbalisant zag dat aangeefster aan het huilen was. Aangeefster vertelde verbalisant dat zij rond 16:58 uur over de Generaal Winkelmanstraat fietste en dat zij toen een hand in haar broek voelde. Later hoorde verbalisant op het politiebureau dat aangeefster een aanvullend signalement van de dader gaf:
- naar schatting 1.75 - 1.80 meter.
Verbalisant [verbalisant 4] , die eveneens ter plaatse was na de melding door aangeefster, sloeg aan op het door aangeefster gegeven signalement. Zij wist dat verdachte mogelijk in aanmerking kwam voor dit delict, omdat zij had vernomen dat hij was herkend op een foto gemaakt door een slachtoffer van een andere aanranding. In het politiesysteem zag verbalisant dat verdachte een snorfiets op naam had staan met kenteken [kenteken] . Doordat de B erg lijkt op een 8 en het kenteken voor het overige overeenkwam met het door aangeefster [naam 5] genoteerde kenteken, sloeg verbalisant nog meer aan op verdachte.
Uit onderzoek door verbalisant [Naam 7] is gebleken dat verdachte sinds 6 april 2018 een snorfiets op zijn naam heeft staan, voorzien van kenteken [kenteken] . Tevens trof verbalisant op Google op naam van [verdachte] een hit aan op de Facebookpagina [rijschool] verkeersopleidingen, waarbij [verdachte] werd gefeliciteerd met het behalen van zijn bromfietsrijbewijs. Op de daarbij geplaatste foto herkende verbalisant de persoon direct als de hem ambtshalve bekende verdachte.
In zijn verhoor bij de politie op 17 april 2018 heeft verdachte verklaard dat hij op 23 maart 2018 zijn scooterrijbewijs heeft gehaald bij rijschool [rijschool] .Verder heeft hij in zijn verhoor verklaard dat hij zijn scooter herkent op de foto die aan hem getoond wordt.Voorts heeft hij verklaard dat hij op 10 april 2018 naar [stichting] is geweest, dat hij op de scooter naar huis is gegaan en dat de Generaal Winkelmanstraat in Tilburg op zijn weg terug ligt.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bij [stichting] om 17:00 uur klaar is, soms iets eerder, soms iets later en dat hij altijd bovenop stekeltjeshaar had en de zijkanten van zijn haar kort. De stekeltjes stonden wel overeind.
Uit het onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat als locatiegegevens op 10 april 2018 werden aangetroffen:
- 10 april 2018 van 16:30 uur tot 16:56 uur [stichting] ”, zijnde de locatie van [stichting]
- 10 april 2018 van 17:02 uur tot 17:49 uur “thuis”.
De afstand van [stichting] tot aan de plaats delict aan de Generaal Winkelmanstraat te Tilburg bedraagt ongeveer 2,4 kilometer.
Op basis van hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit begaan heeft. De aangifte van [naam 5] wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisant, dat hij aangeefster vlak na het feit in emotionele toestand aantreft. De rechtbank concludeert dat verdachte degene is geweest die aangeefster heeft aangerand, op basis van het onderzoek naar het kenteken van de scooter van verdachte waaruit blijkt dat het kenteken van de scooter die op naam staat van verdachte op één cijfer/letter afwijkt van het kenteken dat door aangeefster is genoteerd, terwijl niet is gebleken dat het door [naam 5] genoteerde kenteken is te koppelen aan een andere scooter, de verklaring van verdachte dat hij op 23 maart 2018 bij rijschool [rijschool] zijn scooterrijbewijs heeft gehaald en de herkenning door verdachte van zijn scooter op de hem getoonde foto. Daar komt bij dat verdachte voldoet aan het door aangeefster opgegeven signalement, zoals onder meer blijkt uit de foto bij het behalen van zijn rijbewijs, waarop verdachte met stekeltjeshaar te zien is, en de eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij destijds altijd bovenop stekeltjeshaar had. Uit het onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat hij tot 16:56 uur in de buurt van [stichting] aanwezig was en zich daarna in de richting van zijn huis heeft begeven, hetgeen hem ten tijde van het plegen van het feit in de nabijheid van de plaats delict plaatst.
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten 2, 3, 4 en 5 heeft begaan. Ten aanzien van deze feiten zijn de volgende aangiftes gedaan.
Ten aanzien van feit 2
[naam 2] heeft aangifte gedaan van aanranding. Op donderdagochtend 25 januari 2018 fietste zij op de Langendijk te Tilburg richting de Grevenbrichtstraat. Om 07:54 uur ging zij linksaf de Grevenbrichtstraat in en een jongen haalde haar rechts in. Op het moment dat zij linksaf sloeg, werd zij bij haar rechterbil gegrepen door die jongen. Het voelde als knijpen in haar billen. Zij is er van geschrokken.
Het signalement van de jongen omschreef aangeefster als volgt:
- blank, bleek, heel lichte huid
- geschatte leeftijd ongeveer 17 jaar
- hij had een donkere muts op
- donkere gewatteerde winterjas
- slank postuur (in de lengte gegroeid, in de breedte nog niet)
- geen sporter
- niet gespierd.
Ten aanzien van feit 3
[naam 3] heeft aangifte gedaan van aanranding. Op donderdag 1 februari 2018 tussen 07:45 uur en 08:00 uur wilde zij naar haar werk gaan. Zij liep naar haar auto aan de overkant van de [adres 4] te Tilburg. Zij zag een jongeman voorbij fietsen. Zij keek die jongen aan toen hij voorbij fietste en die jongen haar ook. Het was niet helemaal donker meer. Het was schemerig, maar alles was goed te zien. Zij liep achter haar auto langs. Het had gevroren, dus zij moest de ruiten krabben. Zij zag de jongen terugfietsen. Toen zij bij de ruit van het bijrijdersportier was om te krabben, werd zij in een keer vanuit het niets tegen haar billen tegen de auto geduwd. Zij keek om en zag die jongen. Zij voelde tegen haar billen twee handen op haar beide billen en zij werd tegen de auto geduwd. Het was best hard. Die jongen pakte met kracht haar billen vast. Hij deed zijn handen tegelijk op haar billen en duwde. Zijn handen verschoven naar heupen, meer naar voren, richting de plek waar haar broekzakken aan de voorkant zitten. Zij voelde dat ze niet weg kon. Het gebeuren doet heel veel met haar.
Het signalement omschreef aangeefster als volgt:
- een blanke jongen
- ongeveer 1.70 - 1.75 meter
- een jonge jongen, aangeefster schat hem tussen de 16 en 22 jaar
- echt blank, een type dat snel kan verbranden
- geen bril, baard of snor
- een smal wat spitser gezicht
- het was een lange tengere jongen
- het is een Nederlandse jongen.
Op 10 februari 2018 is een compositietekening opgesteld naar aanleiding van het door aangeefster gegeven signalement. Na het voltooien van de tekening gaf aangeefster aan dat ze kippenvel kreeg van de tekening, dat de tekening niet helemaal goed is, maar wel wat van de dader weg heeft.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
[naam 4] heeft aangifte gedaan van aanranding en mishandeling. Op 13 maart 2018 om 15:00 uur reed zij bij het [Naam 8] in Tilburg. Zij reed vanuit de Tilburgseweg onder het viaduct door van de snelweg A58, waarna je meteen rechtsaf een pad in kunt wat uitkomt op La Defence. Ineens was er een jongen die heel dicht naast haar kwam rijden. Zij zag hem voor het eerst toen ze al op het pad reed. Volgens Google maps heet het pad Kalundborg. Hij kneep of sloeg haar op haar kont en hij raakte haar aan op haar borst. Hij raakte haar kont aan met zijn hand. Hij zat echt op haar bil. Hij raakte niet haar broek aan, maar haar jas, maar hij sloeg of kneep best hard. Hij sloeg als het ware tegen haar borst. Haar linkerborst raakte hij aan met platte hand. Zij trapte in zijn richting en hij kwam uit evenwicht. Hij kwam achter haar aan en sloeg haar met zijn platte hand op haar linkerwang. Toen ze thuis was voelde ze de pijn. Haar moeder zei dat ze een rode wang had. Aangeefster was in shock.In het informatief gesprek zeden heeft aangeefster het volgende signalement van de jongen gegeven:
- rood, plat haar met gel naar een kant
- heel veel puistjes in zijn hele gezicht
- smal gezicht
- smalle dunne jongen
- tussen de 1.70 en 1.80 meter
- donkere jas
- 17 à 18 jaar oud.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten 2, 3, 4 en 5. De rechtbank heeft ook de overtuiging bekomen dat verdachte deze feiten heeft begaan.
De rechtbank stelt voorop dat zij ervan uitgaat dat de jongen waarover wordt gesproken in de betreffende aangiftes verdachte is, evenals in de aangiftes van [naam 1] onder feit 1 en van [naam 5] onder feit 6.
In dit verband wijst de rechtbank op het signalement dat steeds door aangeefsters wordt gegeven en op belangrijke kenmerken overeenkomt. Opvallend hierbij zijn de steeds terugkerende kenmerken dat het een lange, smalle, tengere/dunne, jonge jongen betreft met een smal gezicht en met een blanke, hele lichte huid. Dat de signalementen niet op alle onderdelen exact overeenkomen, is naar het oordeel van de rechtbank niet van doorslaggevende betekenis.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts sprake van een overeenkomende werkwijze, die bij alle zaken min of meer gelijk is. Aangeefsters verklaren dat zij onverhoeds van achteren door een jongen werden vastgepakt of betast en/of aangeraakt bij hun billen en/of borst. Wat ook past in de wijze van opereren is dat de dader telkens op de fiets reed en kort nadat verdachte een scooterrijbewijs kreeg en een scooter, ook op een scooter en wel met voren besproken kenteken.
Verder is er sprake van een overeenkomende geografische ligging van de plaatsen delict, die in de buurt van het woonadres van verdachte liggen, dan wel in de buurt van de maatschappelijke opvang [stichting] te Goirle of de werkgever [bedrijf] te Tilburg, dan wel op de route van verdachte van en naar deze adressen en dat deze feiten steeds zijn begaan op de dagen dat verdachte de route van of naar [stichting] , dan wel [bedrijf] moest afleggen.
Verdachte heeft in zijn verhoor op 17 april 2018 bij de politie ten aanzien van feit 3 verklaard dat de Leidschendamstraat op zijn route ligt naar [bedrijf] .Uit het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [Naam 9] blijkt dat verdachte op 1 februari 2018 van 08:00 tot 16:45 uur heeft gewerkt bij [bedrijf] .Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van feit 2 verklaard dat hij op 25 januari 2018 om 08:00 uur moest beginnen bij [bedrijf] in Tilburg en dat hij dan altijd via de Langendijk fietst. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij op 13 maart 2018 onderweg was naar [stichting] en dat hij daar meestal rond 15:00 uur aankomt.
Ten aanzien van feit 3 heeft de rechtbank verdachte de compositietekening op pagina 237 van het dossier getoond. Verdachte ontkent dat hij dit is, maar de rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte lijkt op de persoon op deze tekening.
Aangeefster [naam 3] heeft weliswaar bij de fotoconfrontatie, waarbij verdachte op plaats 5 stond,niet met 100% zekerheid kunnen zeggen dat verdachte de dader was, maar zij knikte ja bij het zien van foto 5 en kreeg bij het zien van de foto van verdachte rillingen, kippenvel en buikpijn.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft [naam 4] verdachte, die bij de fotoconfrontatie op plaats 8 stondvoor 100% herkend als de dader.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte [naam 4] heeft mishandeld, gelet op de aangifte van [naam 4] en gelet op de schriftelijke slachtofferverklaring, ondertekend en ter zitting voorgelezen door de moeder van [naam 4] , waaruit blijkt dat de moeder van aangeefster zag dat aangeefster een rode wang had toen zij direct na het feit thuis kwam.
De rechtbank is van oordeel dat de aangiftes ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5 steun vinden in de verklaringen van de aangeefsters ten aanzien van de feiten 1 en 6. Bij de bewezenverklaring van de feiten 2, 3, 4 en 5 zal de rechtbank derhalve naast de verklaringen van aangeefsters tevens de verklaringen van de aangeefsters ten aanzien van de feiten 1 en 6 tot het bewijs bezigen.
De rechtbank verwerpt ten aanzien van de feiten 4 en 5 het verweer van de verdediging dat de herkenning van verdachte door aangeefster [naam 4] bij de fotoconfrontatie niet betrouwbaar is, omdat zij verdachte wellicht herkende uit de buurt. Aangeefster heeft immers bij haar aangifte al een signalement had gegeven van de dader, welk signalement overeenkomt met de bij de fotoconfrontatie getoonde foto.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten de handelingen van verdachte een ontuchtig karakter hebben. Voor het aannemen van een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht is voldoende dat het slachtoffer door gebruikmaking door de verdachte van bepaalde feiten of omstandigheden gedwongen wordt de ontuchtige handelingen te ondergaan. Voor alle aangeefsters geldt dat verdachte hen onverhoeds van achteren heeft vastgepakt of betast en/of aangeraakt bij hun billen en/of borst, terwijl de ontuchtige handelingen werden verricht door een voor aangeefsters volkomen vreemde.