Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.E. Crone, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 20 september 2019 van het UWV, waarin haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd geweigerd. De rechtbank constateerde dat partijen toestemming hadden gegeven om uitspraak te doen zonder zitting, vanwege de coronamaatregelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een ZW-uitkering had ontvangen, die per 14 maart 2019 was beëindigd na een eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb). Eiseres meldde zich op 8 mei 2019 opnieuw ziek, maar het UWV weigerde haar een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen. In geschil was of het UWV terecht had geweigerd om een ZW-uitkering toe te kennen, waarbij de rechtbank de medische beoordeling van het UWV en de omstandigheden van eiseres in overweging nam.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep (b&b) hadden de klachten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten waren toegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie die zij had overgelegd geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de bevindingen van het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering.