ECLI:NL:RBZWB:2020:2559

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5410
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering na beëindiging eerdere uitkering en medische beoordeling

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.E. Crone, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 20 september 2019 van het UWV, waarin haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd geweigerd. De rechtbank constateerde dat partijen toestemming hadden gegeven om uitspraak te doen zonder zitting, vanwege de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een ZW-uitkering had ontvangen, die per 14 maart 2019 was beëindigd na een eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb). Eiseres meldde zich op 8 mei 2019 opnieuw ziek, maar het UWV weigerde haar een nieuwe ZW-uitkering toe te kennen. In geschil was of het UWV terecht had geweigerd om een ZW-uitkering toe te kennen, waarbij de rechtbank de medische beoordeling van het UWV en de omstandigheden van eiseres in overweging nam.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep (b&b) hadden de klachten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten waren toegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie die zij had overgelegd geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de bevindingen van het UWV. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5410 ZW

uitspraak van 16 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. B.E. Crone,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 20 september 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 19 maart 2020. Door de uitbraak van het corona-virus COVID-19 heeft het onderzoek ter zitting niet kunnen plaatsvinden. Partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft eerder een ZW-uitkering ontvangen. Deze uitkering is na een eerstejaars ziektewetbeoordeling (EZWb) beëindigd per 14 maart 2019. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Aansluitend aan haar ZW-uitkering heeft eiseres een werkloosheidsuitkering ontvangen. Op 8 mei 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld.
Het UWV heeft bij besluit van 4 juli 2019 (primair besluit) geweigerd aan eiseres een ZW-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht geweigerd heeft om een ZW-uitkering toe te kennen. Bij de beantwoording van deze vraag is van belang of eiseres per 8 mei 2019 (datum ziekmelding), toegenomen arbeidsongeschikt is ten opzichte van de EZWb.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), of een eerstejaarsziektewetbeoordeling en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat één van de geduide functies in het kader van de eerstejaarsziektewetbeoordeling als ‘zijn arbeid’ moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat de klachtenpresentatie van eiseres overeenkomt met de klachten die zij tijdens de EZWb naar voren heeft gebracht. De verzekeringsarts is van mening dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de EZWb.
De arts b&b heeft eiseres gezien tijdens een hoorzitting. De arts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres is verwezen naar een psychiater omdat haar klachten onveranderd bleven. De klachten zelf zijn niet anders dan de maanden daarvoor. De verzekeringsarts b&b is van mening dat eiseres hetzelfde belastbaar is als voorheen.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat er sprake is van toegenomen klachten ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres is doorverwezen naar een psychiater. Zij heef esciltalopram en alprazolam voorgeschreven gekregen. Eiseres is van mening dat het onzorgvuldig is dat het UWV geen informatie bij haar psychiater heeft opgevraagd. Eiseres is van mening dat het UWV te weinige beperkingen heeft aangenomen Er is onder andere een urenbeperking nodig. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van haar psychiater, gedateerd 2 oktober 2019, overgelegd.
5.3
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie hierop gesteld dat volgens eiseres de klachten op moment van ziekmelding onveranderd waren ten opzichte van de maanden ervoor. De doorverwijzing naar een psychiater en het starten van therapie en medicatie zijn voorts geen bewijs van toename van de ziekte, maar van de aanwezigheid daarvan. Hiervoor zijn beperkingen aangenomen. Gelet hierop en vanwege het feit dat eiseres op betrouwbare wijze een volledig beeld kon schetsen van haar situatie, is er geen medische informatie opgevraagd. De brief van de psychiater bevat volgens de verzekeringsarts b&b geen nieuwe informatie.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De arts b&b heeft het dossier bestudeerd, informatie van de behandelend sector meegewogen, eiseres gezien op de hoorzitting en aansluitend medisch onderzoek gedaan. Uit de rapportages van de verzekeringsarts en de arts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Op basis hiervan en vanwege de weergave door eiseres van haar situatie heeft de arts b&b geen aanleiding hoeven zien om informatie bij de behandelaar op te vragen over de per mei 2019 nog op te starten behandeling. Verder heeft de arts b&b voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat geen urenbeperking noodzakelijk is. Gelet op de omvang van de maatman (30,23 uur per week) kan eiseres de therapie volgen naast arbeid in dezelfde arbeidsomvang.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de arts b&b. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit deze informatie weliswaar blijkt dat eiseres per 12 augustus 2019 dusdanige klachten had dat ze met medicijnen is begonnen, maar dit is ruim 3 maanden na de datum in geding. De brief van de psychiater geeft geen aanleiding om te oordelen dat de beperkingen van eiseres per 8 mei 2019 zijn toegenomen ten opzichte van de bij de EZWb reeds aangenomen beperkingen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamisch handelen, statische houdingen en werktijden.
5.5
Omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de EZWb moeten de destijds geduide functies ook onveranderd geschikt worden geacht voor eiseres. Een afzonderlijke beoordeling of die functies bij de EZWb terecht als passende functies zijn aangemerkt, valt buiten de omvang van dit geding. Dit betekent dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken of te bepalen dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier op 16 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.