ECLI:NL:RBZWB:2020:2570
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen last onder dwangsom en invordering van verbeurde dwangsommen in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Het eerste besluit betreft een last onder dwangsom die aan eiseres is opgelegd op 17 juli 2019, waarbij zij werd gelast om de overtreding van artikel 3.132 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) te beëindigen. Dit was gerelateerd aan de exploitatie van haar restaurant [restaurant] aan de [adres] in [plaatsnaam]. Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen een tweede besluit van 20 augustus 2019, waarin € 4.000,-- aan verbeurde dwangsommen werd ingevorderd. De rechtbank heeft op 5 maart 2020 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J. Flipse.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding van de geurnorm heeft begaan en dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op 20 april 2018 een vergunning voor een afzuigkanaal heeft aangevraagd, wat volgens haar betekende dat er concreet zicht was op legalisering. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele indienen van een aanvraag niet betekent dat er direct zicht is op legalisering. De rechtbank concludeerde dat eiseres de overtreding heeft voortgezet en dat de last onder dwangsom een redelijk doel diende.
Met betrekking tot de invordering van de dwangsommen oordeelde de rechtbank dat het belang van invordering zwaarwegend is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van invordering af te zien. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en bevestigde de besluiten van verweerder. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.