ECLI:NL:RBZWB:2020:2599
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdige betaling van griffierecht
Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende te [plaatsnaam], en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had op 6 januari 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR van 28 november 2019. In het procesverloop werd eiser gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser ontving op 8 februari 2020 een aangetekende brief waarin hij werd geïnformeerd dat het griffierecht niet was ontvangen en dat hij dit binnen vier weken moest betalen om ontvankelijkheid van zijn beroep te waarborgen. Deze brief werd echter onbestelbaar geretourneerd, waarna een tweede brief op 11 maart 2020 werd verzonden met een nieuwe termijn voor betaling.
De rechtbank constateerde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan, met inachtneming van de relevante artikelen uit de Awb die de verplichting tot betaling van griffierecht en de gevolgen van niet-tijdige betaling regelen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juni 2020, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.