Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. van de Wege, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2019, waarin het UWV weigerde haar een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De rechtbank heeft op 4 juni 2020 de zitting gehouden, maar beide partijen zijn niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 september 2017 niet meer werkzaam is en dat het UWV op 11 juli 2019 een WIA-uitkering heeft geweigerd. De kern van het geschil betreft de vraag of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 augustus 2019. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres lijdt aan PTSS en een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar dat haar belastbaarheid niet onterecht was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.