ECLI:NL:RBZWB:2020:2608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20_47
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.W. van de Wege, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2019, waarin het UWV weigerde haar een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De rechtbank heeft op 4 juni 2020 de zitting gehouden, maar beide partijen zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 september 2017 niet meer werkzaam is en dat het UWV op 11 juli 2019 een WIA-uitkering heeft geweigerd. De kern van het geschil betreft de vraag of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 augustus 2019. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres lijdt aan PTSS en een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar dat haar belastbaarheid niet onterecht was vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/47 WIA

uitspraak van 18 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 juni 2020. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als [functie]. Voor dat werk is zij op 1 september 2017 uitgevallen.
Bij besluit van 11 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 30 augustus 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 30 augustus 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er sprake lijkt te zijn van vroeg kinderlijke traumatisering wat mogelijk heeft geleid tot een verstoorde ontwikkeling in de persoonlijkheid. Er zou sprake kunnen zijn van PTSS. De verzekeringsarts is van mening dat eiseres is aangewezen op werk zonder hoge stressbelasting. Verder neemt de verzekeringsarts lichte rugbeperkingen aan vanwege de geclaimde rugklachten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 juni 2019.
4.2.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de weergegeven beperkingen goed passen bij PTSS en een depressie. Op grond van de borderline persoonlijkheidsstoornis moeten er beperkingen op het sociaal terrein worden aangenomen. De beperkingen zoals opgenomen in de FML houden vrijwel volledig rekening met de mentale kwetsbaarheid van belanghebbende. Wel heeft de verzekeringsarts b&b aanleiding gezien een beperking voor het hanteren van emotionele problemen van anderen aan te nemen.
Ten aanzien van de lage rugklachten heeft de verzekeringsarts b&b gerapporteerd dat deze a-specifiek zijn. Met de gegeven dynamische en statische beperkingen is de rugbelastbaarheid van eiseres niet onderschat.
De verzekeringsarts b&b heeft aanvullend gerapporteerd dat de na het medisch onderzoek verstrekte medische gegevens niet leiden tot verdere aanpassing van de belastbaarheid. De milde discopathie is niet van klinische betekenis omdat bekend is dat een dergelijke bevinding geen relatie heeft met lage rugpijn.
4.3.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar belastbaarheid onjuist is vastgesteld. De beperkingen die voortvloeien uit de borderline persoonlijkheidsstoornis zijn door de verzekeringsarts onderschat.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de borderline persoonlijkheidsstoornis. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b rekening gehouden met de gegevens van GGZ Breburg. De FML is aangevuld met een beperking voor het hanteren van emotionele problemen van anderen. Eiseres heeft in beroep geen (medische) informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 25 juni 2019, aangevuld met de beperking voor het hanteren van emotionele problemen van anderen, de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML met genoemde aanvullende beperking.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML en de extra beperking die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medior soldering operator (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267053) en assembleur sanitair (Sbc-code 271130).
5.2.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 juli 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 22 november 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit de opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 30 augustus 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.