ECLI:NL:RBZWB:2020:2636
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar inzake Wob-verzoek
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat met betrekking tot een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten dat een zitting niet nodig was. De rechtbank constateert dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van zes weken heeft beslist op het bezwaar van eiser, dat op 19 september 2019 was ingediend. De beslistermijn was verstreken op 25 december 2019, en eiser heeft de Staatssecretaris op 3 januari 2020 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven.
De rechtbank bepaalt dat de Staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Daarnaast wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 178,-. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers op 19 juni 2020 en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.