ECLI:NL:RBZWB:2020:2647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
02-820648-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Tempelaar
  • J. de Weert
  • M. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling, openlijk geweld en bedreiging met zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich in 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een reeks buitensporige en sadistische geweldplegingen tegen hetzelfde slachtoffer. De verdachte, geboren in 1989, heeft samen met medeverdachten openlijk geweld gepleegd, mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats in de periode van 1 mei tot en met 31 mei 2016, waarbij het slachtoffer meerdere keren werd mishandeld en bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging hebben gehandeld en dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigen en forensisch bewijs, geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een aanzienlijk bedrag vorderde voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële schade en een deel van de immateriële schade zijn erkend. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelast en de wettelijke voorschriften toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820648-16
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1989 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsvrouw: mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte twee openlijke geweldplegingen, een mishandeling en een bedreiging, beide in vereniging, heeft gepleegd

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij heeft zich hierbij met name gebaseerd op de verklaringen van aangever [Benadeelde partij] en de grotendeels bekennende verklaringen van de verdachten [Verdachte] ,
[Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] . Volgens de officier van justitie vinden de verklaringen van aangever [Benadeelde partij] ook steun in het bij hem geconstateerde letsel, diverse Whatsappberichten, tapgesprekken, getuigenverklaringen en in het forensisch onderzoek dat is verricht in de keuken van [Medeverdachte 1] . Op basis hiervan acht de officier van justitie de verklaringen van aangever [Benadeelde partij] geloofwaardig en meent zij, dat de onder feit 1 tot en met 3 ten laste gelegde (gewelds)handelingen volledig bewezen kunnen worden en dat deze feiten tezamen en in vereniging zijn begaan. Bij feit 4 gaat de officier van justitie uit van een bedreiging met zware mishandeling. Aangever [Benadeelde partij] was al meerdere keren fors mishandeld door [Verdachte] en [Medeverdachte 1] zodat hij wist waartoe de beide verdachten in staat waren, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, uitgezonderd het onder feit 4 ten laste gelegde wurgen met een handdoek.
De verdediging meent dat verdachte van die geweldpleging moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [Verdachte] en [Medeverdachte 1] in de periode van
1 mei tot en met 28 mei 2016 meerdere keren geweldshandelingen hebben verricht jegens aangever [Benadeelde partij] op de Broekstraat gelegen tussen Gilze-Rijen en Molenschot. [Verdachte] en [Medeverdachte 1] hebben steeds in elkaars bijzijn afwisselende geweldshandelingen uitgevoerd en hebben daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, beiden een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. De rechtbank acht vrijwel alle geweldshandelingen waarover aangever heeft verklaard, bewezen, nu zijn verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door de verklaringen van [Medeverdachte 1] en [Verdachte] en door objectief bewijs. De rechtbank wijst hierbij in het bijzonder op de foto’s die op 13 mei 2016 via Whatsapp door [Verdachte] zijn gestuurd naar getuige [Naam 1] , waarop is te zien dat aangever [Benadeelde partij] letsel heeft in zijn gezicht. Ten aanzien van het laatste gedachtestreepje, het laten plaatsnemen tegen een in werking zijnde stroomdraad, overweegt de rechtbank dat niet is vast te stellen dat deze handelingen in de tenlastegelegde periode zijn gepleegd. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Ten aanzien van feit 2
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [Verdachte] en [Medeverdachte 1] op 29 mei 2016 geweldshandelingen hebben verricht jegens aangever [Benadeelde partij] , eerst nabij station Gilze-Rijen, daarna op de Broekstraat gelegen tussen Gilze-Rijen en Molenschot en vervolgens op de Kanaaldijk in Terheijden. [Verdachte] en [Medeverdachte 1] hebben steeds in elkaars bijzijn afwisselend de geweldshandelingen uitgevoerd en hebben daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, beiden steeds een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. De rechtbank acht hierbij alle geweldshandelingen waarover aangever heeft verklaard, bewezen, nu zijn verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door de verklaringen van [Verdachte] en [Medeverdachte 1] en door objectief bewijs. De rechtbank wijst hierbij in het bijzonder op het gegeven dat door de zoon van getuige [Naam 2] is gezien dat twee mannen een jongen tegen zijn hoofd sloegen en schopten, terwijl die jongen op de grond lag. Gelet op de overige bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de twee mannen [Verdachte] en [Medeverdachte 1] waren en dat aangever [Benadeelde partij] de jongen was die op de grond lag. [Verdachte] en [Medeverdachte 1] hebben ontkend dat zij tegen het hoofd van [Benadeelde partij] hebben geschopt. Nu de zoon van [Naam 2] dit heeft gezien, en er geen reden is om aan zijn verklaring te twijfelen, vindt de rechtbank ook het schoppen tegen het hoofd bewezen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 2, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Ten aanzien van feit 3
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [Verdachte] , [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] aangever [Benadeelde partij] op 30 mei 2016 hebben mishandeld in de woning van [Medeverdachte 1] gelegen te Oosterhout.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever op alle onderdelen steun vinden in de verklaringen van de voornoemde drie verdachten. Daarnaast past het bij aangever [Benadeelde partij] op 31 mei 2016 en 3 juni 2016 geconstateerde letsel bij dat wat hij heeft verklaard.
De rechtbank vindt daarom de verklaring van aangever geloofwaardig en acht bewezen dat een en ander heeft plaatsgevonden zoals hij heeft verklaard. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 3, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangever [Benadeelde partij] op 31 mei 2016 in bijzijn van verbalisanten werd gebeld door [Verdachte] . Deze verbalisanten hoorden aan de andere kant van de lijn twee mannen praten en hoorden dat door één van hen tegen aangever werd gezegd “je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor”. Uit de herkenning van de twee mannenstemmen door aangever [Benadeelde partij] en de verklaringen van [Verdachte] en [Medeverdachte 1] , leidt de rechtbank af dat het [Verdachte] en [Medeverdachte 1] zijn geweest die aangever [Benadeelde partij] op dat moment belden. [Verdachte] heeft verklaard dat hij uit woede de hiervoor omschreven uitlating gedaan kan hebben en [Medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [Verdachte] die woorden heeft horen zeggen. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat [Verdachte] de genoemde uitlating heeft gedaan die, naar het oordeel van de rechtbank, bedreigend van aard is.
De rechtbank overweegt verder dat ten aanzien van [Medeverdachte 1] weliswaar met zekerheid kan worden vastgesteld dat hij erbij was, maar niet dat hij opzet had op het uiten van die bedreigende woorden door [Verdachte] jegens aangever [Benadeelde partij] . De rechtbank kan namelijk niet vast stellen dat [Medeverdachte 1] wist dat [Verdachte] deze woorden zou gebruiken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen niet bewezen kan worden. Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 4, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 1 mei 2016 tot en met 28 mei 2016 te Gilze Rijen/Molenschot met een ander op of aan de openbare weg, te weten de Broekstraat (Gilze Rijen/Molenschot) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Benadeelde partij] , welk geweld bestond uit
  • het duwen en slaan en schoppen tegen/op het lichaam en gezicht van die [Benadeelde partij] en
  • het dichtgooien/dichtdrukken van een autoportier tegen een hand en been van die [Benadeelde partij] en het gooien van die [Benadeelde partij] tegen een portierstijl van een auto en
  • het dichtgooien van de achterklep van een auto tegen het hoofd van die [Benadeelde partij] ;
feit 2
op of 29 mei 2016 te Gilze-Rijen/Molenschot en Terheijden, met een ander op of aan de openbare weg, te weten nabij het station te Rijen en de Broekstraat (Gilze Rijen/Molenschot) en Kanaaldijk (Terheijden), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Benadeelde partij] , welk geweld bestond uit
(nabij het station)
- het duwen en slaan en schoppen/trappen tegen/op het lichaam en hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en
(Broekstraat)
  • het met kracht duwen en slaan en schoppen tegen/op het lichaam en hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en
  • het meermalen laten plaatsnemen/duwen van die [Benadeelde partij] tegen een in werking zijnde stroomdraad en
(Kanaaldijk)
  • het duwen en slaan en schoppen tegen/op het lichaam en hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en
  • het aanleggen van handboeien bij die [Benadeelde partij] en vervolgens die [Benadeelde partij] geboeid op de grond laten knielen en die [Benadeelde partij] met zijn gezicht laten vallen en rollen in brandnetels en brandnetels in het gezicht van die [Benadeelde partij]
feit 3
op 30 mei 2016 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen, [Benadeelde partij] heeft mishandeld door
- die [Benadeelde partij] met kracht te slaan met vuisten en een rol vuilniszakken en schoppen tegen diens lichaam en hoofd/gezicht en
- die [Benadeelde partij] te wurgen met een handdoek en
- die [Benadeelde partij] meermalen met kracht met een riem op diens ontblote rug te slaan en
- zout in de wonden van die [Benadeelde partij] te strooien/wrijven en
- die [Benadeelde partij] met zijn gezicht in een met water gevulde wasbak te duwen;
feit 4
op 31 mei 2016 te Gilze-Rijen, [Benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend door de telefoon die [Benadeelde partij] de woorden toegevoegd: "je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een maximale werkstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[Verdachte] heeft zich in 2016 (meerdere keren) schuldig gemaakt aan mishandeling,
het plegen van openlijk geweld en aan bedreiging. De feiten waren steeds gericht tegen het slachtoffer [Benadeelde partij] . De geweldplegingen gingen van kwaad tot erger. In de periode van 1 tot en met 28 mei 2016 is [Benadeelde partij] op verschillende momenten geweld aangedaan door [Verdachte] en [Medeverdachte 1] tezamen. Zij hebben hem geslagen en geschopt en hebben een autoportier dichtgegooid, terwijl een hand of been van [Benadeelde partij] ertussen zat. Ook werd de achterklep van een auto op het hoofd van [Benadeelde partij] gegooid. [Benadeelde partij] werd voorts gedwongen om tegen een stroomdraad aan te blijven staan en hij moest met geboeide handen rollen door de brandnetels. Alsof dit nog niet genoeg was, werden er ook nog met geschoeide voet brandnetels in zijn gezicht gesmeerd. Op 29 mei 2016 werd het slachtoffer opnieuw op brute wijze mishandeld, dit keer door [Medeverdachte 1] , [Verdachte] en [Medeverdachte 2] . [Benadeelde partij] werd wederom geschopt en geslagen. Ook werd hij geslagen met een rol vuilniszakken en gewurgd met een handdoek. Verdachten hebben [Benadeelde partij] nog meer leed toegevoegd door hem meerdere keren met een riem te slaan op zijn ontblote onderrug en zijn gezicht in een met water gevulde wasbak te duwen en te houden. Tot slot werd er zout in de wonden van [Benadeelde partij] gewreven. Daags later is [Benadeelde partij] ook nog telefonisch bedreigd door [Verdachte] met de woorden: “je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor”.
Over de reden van deze reeks van mishandelingen werd verklaard dat [Benadeelde partij] geld zou hebben gestolen van het bedrijf dat [Verdachte] en [Benadeelde partij] samen hadden. [Benadeelde partij] had de diefstal ontkend, maar [Verdachte] geloofde hem niet. [Benadeelde partij] moest onder druk worden gezet zodat hij de waarheid zou vertellen over het gestolen geld. Dat kon volgens [Verdachte] niet anders dan op deze manier.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een reeks buitensporige geweldplegingen die sadistisch van aard waren. Door [Benadeelde partij] op die manier te mishandelen en te vernederen, heeft [Verdachte] inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [Benadeelde partij] en hem angst aangejaagd en heeft [Verdachte] bijgedragen aan het ontstaan van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat [Benadeelde partij] nog altijd last heeft van wat hem is aangedaan blijkt wel uit zijn woorden geuit op de zitting van 9 juni 2020, inhoudende dat hij zich de laatste vier jaar beperkt heeft gevoeld in zijn vrijheid en dat het nog altijd impact heeft op zijn leven. De rechtbank rekent dit [Verdachte] zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de voor haar geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol die [Verdachte] heeft gespeeld in het geheel. Uit het dossier komt naar voren dat hij de initiatiefnemer was en dat hij het meeste geweld heeft gebezigd tegen [Benadeelde partij] . [Verdachte] en het slachtoffer kenden elkaar al ongeveer 20 jaar en beschouwden elkaar als broers. Deze vertrouwensband is door het handelen van [Verdachte] , daarbij geholpen door [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , ernstig geschonden. [Medeverdachte 1] heeft zich laten beïnvloeden en meeslepen door [Verdachte] , wat niet wegneemt dat ook hij op verschillende momenten een actieve bijdrage heeft geleverd aan het groepsgeweld. [Medeverdachte 2] was indertijd de vriendin van [Verdachte] en raakte betrokken bij één van de vele geweldplegingen. Ook zij heeft actief bijgedragen aan het sadistische geweld.
De rechtbank merkt op dat uit het dossier naar voren komt dat [Verdachte] consequent heeft gelogen tegen zijn familie, vrienden, partner en de politie. Zo heeft hij hen doen geloven dat hij werkzaam is voor defensie, dat hij meermalen op uitzending is geweest en daar collega’s heeft verloren en dat hij daardoor PTSS heeft opgelopen. Gebleken is dat niets van dit alles waar is. De rechtbank vindt dit buitengewoon zorgelijk, te meer omdat er geen inzicht is verkregen in de persoon van [Verdachte] terwijl daartoe wel pogingen zijn gedaan.
Het voorgaande doet vermoeden dat sprake is van problematieken omtrent de persoon van [Verdachte] . De rechtbank kan daarmee echter geen rekening houden nu [Verdachte] geen medewerking heeft verleend aan persoonlijkheidsonderzoeken.
Een en ander afwegende, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van twaalf maanden geïndiceerd. Gelet op de ernst van de feiten, het sadistische karakter daarvan en de rol die verdachte daarin heeft gespeeld, acht de rechtbank, anders dan de verdediging, een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
Als uitgangspunt heeft echter te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar, nadat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in de onderhavige zaak met twee jaar en dus in aanzienlijke mate is overschreden, terwijl geen sprake is geweest van bijzondere omstandigheden.
Het voorgaande afwegende, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk. De proeftijd zal worden vastgesteld op twee jaar.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 41.684,92, waarvan
€ 1.684,92 ter zake van materiele schade en € 40.000,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht het gevorderde voldoende aannemelijk gemaakt.
De gevorderde schadevergoeding ad € 1.648,92 ligt derhalve in beginsel voor toewijzing gereed. De rechtbank is van oordeel dat verdachte slechts voor een deel daarvan aansprakelijk kan worden gehouden gelet op zijn rol die hij heeft gespeeld in het geheel. Alles afwegend, zal de rechtbank een bedrag van € 842,46 ter zake van de materiële schade toewijzen.
Het gevorderde bedrag ad € 40.000,00 ter zake van immateriële schade komt de rechtbank onredelijk hoog voor. Alle feiten en omstandigheden afwegend, acht de rechtbank een vergoeding van € 10.000,00 ter zake van immateriële schade passend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte slechts voor een deel daarvan aansprakelijk kan worden gehouden gelet op zijn rol die hij heeft gespeeld in het geheel. Alles afwegend, zal de rechtbank een bedrag van € 5.000,00 ter zake van immateriële schade toewijzen.
Het overig gevorderde zal door de rechtbank worden afgewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 30 mei 2016.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 141, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee stuks handboeien (goednummers 1554210 en 1554227);
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Benadeelde partij] van € 5.842,46, waarvan € 842,46 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 30 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [Benadeelde partij] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Benadeelde partij] € 5.842,46 te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 64 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat het overig gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. De Weert en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juni 2020.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I: De tenlastelegging

feit 1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 28 mei 2016 te Gilze Rijen/Molenschot en/of Terheijden, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Broekstraat (Gilze Rijen/Molenschot) en/of Kanaaldijk (Terheijden), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [Benadeelde partij] , welk geweld (telkens) bestond uit
  • het duwen en/of stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen/op het/de lichaam en/of hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en/of
  • het met kracht dichtgooien/dichtdrukken van een autoportier tegen een of meer hand(en) en/of be(e)n(en) van die [Benadeelde partij] en/of het gooien van die [Benadeelde partij] tegen een portierstijl van een (personen)auto en/of
  • het met kracht dichtgooien van de achterklep van een (personen)auto tegen het hoofd van die [Benadeelde partij] en/of
  • het meermalen laten plaatsnemen/duwen van die [Benadeelde partij] tegen een in werking zijnde stroomdraad;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 mei 2016 te Gilze-Rijen/Molenschot en/of Terheijden, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten nabij het station te Rijen en/of de Broekstraat (Gilze Rijen/Molenschot) en/of Kanaaldijk (Terheijden), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [Benadeelde partij] , welk geweld (telkens) bestond uit
(nabij het station)
- het duwen en/of stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen/op het/de lichaam en/of hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en/of
(Broekstraat)
  • het (met kracht) duwen en/of stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen/op het/de lichaam en/of hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en/of
  • het meermalen laten plaatsnemen/duwen van die [Benadeelde partij] tegen een in werking zijnde stroomdraad en/of
(Kanaaldijk)
  • het duwen en/of stompen/slaan en/of schoppen/trappen tegen/op het/de lichaam en/of hoofd/gezicht van die [Benadeelde partij] en/of het op het hoofd staan van die [Benadeelde partij] en/of
  • het aanleggen van handboeien bij die [Benadeelde partij] en/of vervolgens die [Benadeelde partij] (geboeid) op de grond heeft/hebben laten knielen/liggen en/of die [Benadeelde partij] (met zijn gezicht) heeft/hebben laten vallen en/of rollen in brandnetels en/of brandnetels in het gezicht van die [Benadeelde partij] heeft/hebben gesmeerd en/of het duwen van het gezicht van die [Benadeelde partij] in brandnetels;
feit 3
hij op of omstreeks 30 mei 2016 te Oosterhout, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [Benadeelde partij] heeft/hebben mishandeld door
- die [Benadeelde partij] (met kracht) te stompen/slaan (met vuisten en/of een rol vuilniszakken) en/of schoppen/trappen tegen/op diens lichaam en/of hoofd/gezicht en/of
- die [Benadeelde partij] te wurgen met een handdoek en/of
- die [Benadeelde partij] meermalen met kracht met een riem op diens (ontblote) rug te slaan en/of
- zout in de wonden van die [Benadeelde partij] te strooien/wrijven en/of
- die [Benadeelde partij] met zijn gezicht in een met water gevulde wasbak te duwen.
feit 4
hij op of omstreeks 31 mei 2016 te Gilze-Rijen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [Benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend (door de telefoon) die [Benadeelde partij] de woorden toegevoegd: "je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

12.Bijlage II: De bewijsmiddelen

Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB3R016065 van de eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 750.
FEIT 1
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 20 juni 2016, pagina 96 tot en met 99 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op vraag van verbalisanten wanneer aangever [Benadeelde partij] is mishandeld geeft aangever [Benadeelde partij] een aantal data aan op een kalender waaronder 14 mei, 23 mei en 27 mei. Hij verklaart verder op vragen van de verbalisant: ik denk dat ik een keer of vijf in de Broekstraat ben mishandeld. Een paar keer hebben zij mij tussen de autodeur gezet en zij gooiden de deur dan dicht. Een keer ben ik gaan zitten en zij drukten toen de deur dicht met mijn been ertussen. Ik ben mishandeld met de achterdeuren en de kofferklep. Als ik dan wilde drinken en dat uit de achterklep wilde pakken, gooiden ze de achterklep op mijn hoofd. Dat gebeurde meerdere keren op de Broekstraat. [Verdachte] en [Medeverdachte 1] deden dat beiden met de deuren en de achterklep. Dat was afwisselend.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 26 juli 2016, pagina 113 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 19 mei 2016 stuurt [Telefoonnummer 1] (de centrale) een foto van het letsel aan het gezicht van aangever [Benadeelde partij] naar [Telefoonnummer 2] (de directie). Aangever [Benadeelde partij] verklaart dat hij die foto van zichzelf aan [Verdachte] moest sturen.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 311 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Getuige [Naam 1] heeft op 13 mei 2016 via Whatsapp twee foto’s toegestuurd gekregen van het gezicht van aangever [Benadeelde partij] . Deze foto’s waren toegestuurd door [Verdachte] . Op diezelfde datum stuurde [Verdachte] ook het volgende Whatsapp bericht: “en [Benadeelde partij] heeft gister ook flinke meppen van me gehad”.
De eigen waarneming van de rechtbank aan de hand van de foto’s van het letsel van [Benadeelde partij] , pagina 313 en 314 van voornoemd eindproces-verbaal:
Te zien is dat aangever [Benadeelde partij] een opgezwollen en bebloede onderlip heeft.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 3 november 2016, pagina 669 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
We hebben zijn hand tussen de deur gedaan en de deur dichtgegooid. Het klopt dat hij met zijn benen tussen het portier werd gezet, op de passagiersstoel moest gaan zitten en dat de deur dicht weggegooid werd. Toen stond [Medeverdachte 1] schuin achter mij. [Benadeelde partij] was aan het liegen, daarop heb ik hem een duw gegeven. [Medeverdachte 1] heeft hem een schop gegeven en ik heb hem een klap gegeven. Ik heb hem wel wat schoppen gegeven.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 701, 703 en 704 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De mishandeling van aangever [Benadeelde partij] met de autodeuren is volgens mij in de Broekstraat geweest. [Verdachte] heeft [Benadeelde partij] tegen de portierstijl gegooid en daarna moest [Benadeelde partij] gaan zitten en werd door [Verdachte] de portier dichtgegooid. Ik heb [Benadeelde partij] plat geduwd en [Verdachte] ging erop los. Flink erop met schoenen aan schoppen terwijl [Benadeelde partij] op de grond lag. Het klopt dat ik erbij was en dat ik [Benadeelde partij] er naartoe heb gelokt. [Benadeelde partij] is wel een paar keer mishandeld in de Broekstraat.
De eigen waarneming van de rechtbank aan de hand van een uitdraai van Google Maps, ongenummerd gevoegd na pagina 87 van voornoemd eindproces-verbaal:
De Broekstraat is gelegen tussen Gilze-Rijen en Molenschot.
FEIT 2
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 20 juni 2016, pagina 98 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik ben drie keer op 29 mei mishandeld. Een keer ’s middags op het station Gilze en Rijen. Nog een keer ’s avonds in de Broekstraat en aansluitend daarop in Terheijden langs het kanaal.
Het proces-verbaal, pagina 272 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op donderdag 23 juni 2016 heeft verbalisant contact gehad met getuige [Naam 2] . Haar is gevraagd te vertellen wat zij op 29 mei 2016 heeft gezien. Getuige [Naam 2] vertelde daarop tegen de verbalisant dat zij de bewuste zondag haar zoon naar het station in Rijen bracht. Ineens zag zij haar zoon richting het station rennen. Zij is achter hem aangerend. Zij zag toen een jongen op de grond liggen. Zij hoorde later dat deze jongen geslagen zou zijn door twee mannen die in een taxi stapte. Haar zoon heeft haar verteld dat hij heeft gezien dat deze twee mannen de jongen tegen zijn hoofd geslagen en geschopt hadden op het moment dat hij op de grond lag.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 1 november 2016, pagina 653 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Wij hebben op 29 mei 2016 op het station in Rijen een flinke woordenwisseling gehad met [Benadeelde partij] . Toen heb ik hem een duw gegeven en [Medeverdachte 1] hem een schop. [Medeverdachte 1] heeft hem een schop gegeven toen hij op de grond lag.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 690 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Gilze Rijen dat kan kloppen. [Benadeelde partij] riep steeds iets na, ik heb mij toen omgedraaid en hem een trap gegeven. U vraagt mij wat [Verdachte] met [Benadeelde partij] deed. Die schopte harder dan ik.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 1 juni 2016, pagina 78 tot en met 80 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Zondag moest ik naar de Broekstraat toe. [Verdachte] sloeg mij in het gezicht een keer of vijf zes. Het was met zijn vuist dat hij mij sloeg. Tegen mijn gezicht. Met name tegen mijn oog aan. Hij heeft mijn neus een keer of twee geraakt, mijn neus begon te bloeden. We zijn naar de achterkant van de sedan gelopen. Daar kreeg ik nog een paar klappen in mijn gezicht en op mijn rif. Hij sloeg op mijn buik en op mijn gezicht. Met de vuist. Toen moest ik mee naar de stroomdraad toe. Toen moest ik daar tegenaan gaan staan. Toen heb ik een paar opsodemieters van de stroom gehad. Ik moest er tegenaan blijven staan. Ik heb ongeveer tien of vijftien schokken gehad. Toen moest ik van de stroomdraad afkomen. Toen heb ik daar nog een paar klappen gehad, een of twee.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 20 juni 2016, pagina 97 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
De mishandeling aan de Broekstraat was op 29 mei 2016.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 26 juli 2016, pagina 114 voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 29 mei 2016 wordt vanuit het nummer [Telefoonnummer 3] in gebruik bij [Medeverdachte 1] het volgende bericht gestuurd naar [Telefoonnummer 1] : ‘Je stuk blouse hangt er nog aan’. Ook werd een foto gestuurd met daarbij een foto van een grasland met prikkeldraad.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 699 en 700 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op de Broekstraat heeft [Benadeelde partij] flink stampen gehad van [Verdachte] , vrij hard en krachtig. Ik heb [Benadeelde partij] en duw gegeven. [Benadeelde partij] moest van [Verdachte] meerdere malen tegen de stroomdraad gaan staan. [Benadeelde partij] liep er netjes naartoe en ging tegen het draad aan staan. [Verdachte] gaf [Benadeelde partij] klappen toen hij bij het schrikdraad wegliep. Ik ben er altijd bij geweest. U houdt mij voor dat op 29 mei 2016 een Whatsapp bericht is gestuurd naar [Benadeelde partij] met daarbij een foto van een grasland met prikkeldraad. Dat ging over dat schrikdraad. Het is met mijn telefoon verstuurt. Dat heeft [Verdachte] gedaan.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 1 november 2016, pagina 653 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
In de avond op 29 mei 2016 zijn we naar de Broekstraat gereden. Toen heb ik hem een duw gegeven en [Medeverdachte 1] hem een schop.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 3 november 2016, pagina 670 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb tegen [Benadeelde partij] gezegd dat hij tegen die stroomdraad aan moest gaan staan. [Medeverdachte 1] stond daarbij. [Medeverdachte 1] heeft ook gezegd dat hij tegen de stroomdraad aan moest gaan staan.
Hij moest dat denk ik twee of drie keer. Ik heb hem er nog een keer tegenaan geduwd. Ja, dat kan wel zijn dat ik hem toen nog een klap gegeven heb.
De eigen waarneming van de rechtbank aan de hand van een uitdraai van Google Maps, ongenummerd gevoegd na pagina 87 van voornoemd eindproces-verbaal:
De Broekstraat is gelegen tussen Gilze-Rijen en Molenschot.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 1 juni 2016, pagina 78, 81, 82 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Aangever [Benadeelde partij] verklaart dat hij, [Medeverdachte 1] en [Verdachte] naar het zandpand in Terheijden zijn gereden. De verbalisant stelt vast dat het zandpad de Kanaaldijk betreft. Aangever [Benadeelde partij] verklaart verder: toen heb ik daar flinke klappen gehad van [Verdachte] waarna ik op de grond viel. Toen liepen we een stukje terug naar de auto. Daar kreeg ik ook weer klappen, waaronder een paar met de vlakke hand tegen de onderkant van mijn neus aan. Toen kreeg ik handboeien om. Toen zeiden zij; 'dan kan je nu hier naar beneden lopen'. Toen ik erin liep voelde ik dat het brandnetels waren. Ik moest toen op mijn knieën gaan zitten. Ik moest mijn voorover laten vallen in de brandnetels. Toen moest ik terug naar boven beginnen te rollen. . Toen mocht ik opstaan en moest ik terug naar boven komen. Boven moest ik weer op mijn knieën gaan zitten en moest ik met mijn gezicht door verse brandnetels heen.
Iemand zei dat ik dat niet goed deed en iemand smeerde met zijn schoen brandnetels in mijn gezicht. Ik moest opstaan, ze trokken aan de handboeien en we zijn naar de auto gelopen. Bij de auto zijn ze verder gegaan met schoppen en slaan en heb ik nog een paar klappen op mijn gezicht gekregen. Ik kreeg toen schoppen en slagen op mijn middenrif. Ze hebben me ook een paar keer in mijn kruis geschopt. [Verdachte] een paar keer en [Medeverdachte 1] een paar keer.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 700 en 701 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Volgens mij heeft [Benadeelde partij] daar ook weer klappen gehad van [Verdachte] . [Verdachte] heeft [Benadeelde partij] handboeien aangedaan. [Benadeelde partij] werd door [Verdachte] op de grond geduwd. Dat was een kort stukje. Toen moest [Benadeelde partij] van [Verdachte] door de brandnetels rollen. [Verdachte] had van die kisten aan, van die hoge schoenen. Daarmee heeft hij [Benadeelde partij] met zijn gezicht in de brandnetels gedrukt.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 2 november 2016, pagina 666 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
We stonden bij het kanaal. We hebben een gesprek met [Benadeelde partij] gehad, dat liep uit de hand. Ik duwde [Benadeelde partij] tegen de auto, duwde hem, schopte hem.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 3 november 2016, pagina 668 en 669 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
We hadden inderdaad handboeien. Die heb ik bij [Benadeelde partij] aangelegd. Ik zei tegen [Benadeelde partij] ga maar op de grond liggen en rol maar door de struiken. Er stonden meerdere planten. Ik zei Rol er maar doorheen en misschien dat je dan gaat praten. Ik heb hem een schop gegeven daar. Ik heb hem wel de brandnetels ingeduwd. Het kan zijn dat ik dat met mijn schoen heb gedaan. [Medeverdachte 1] heeft [Benadeelde partij] geschopt en geslagen en was erbij toen ik [Benadeelde partij] de bossen in duwde.
FEIT 3
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 1 juni 2016, pagina 85 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik moest van [Verdachte] naar de [Straatnaam] in Oosterhout komen, de woning van [Medeverdachte 1] . [Verdachte] sloeg mij in de keuken met gebalde vuist in het gelaat. Op mijn oog waardoor mijn gezicht nu echt opgezwollen is. Eerst zat mijn oog alleen dicht en was mijn gezicht blauw. Hij sloeg met kracht een paar keer op mijn hoofd en tegen de zijkant van mijn buik. Ik ondervond toen veel pijn en proefde bloed in mijn mond. [Verdachte] is even gestopt en weer doorgegaan met mij te slaan. Op het einde heeft hij ook geschopt. Hij pakte ook een rol met vuilniszakken en sloeg ermee tegen mijn neus aan. [Verdachte] schopte mij toen ik op de grond zat met zijn werkschoenen tegen mijn buik en tegen de zijkant van mijn gezicht. Daarvan heb ik ook de korsten gekregen. Hij schopte met behoorlijke kracht. Hierna moest ik het bloed opruimen. Dat deed ik met een handdoek. [Verdachte] heeft me nog gewurgd daarmee.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [Benadeelde partij] op 20 juni 2016, pagina 99 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik ben in de keuken van [Medeverdachte 1] mishandeld met een riem op mijn blote rug. Het waren een soort zweepslagen. Ze waren met zijn drieën. Dat waren [Medeverdachte 1] , [Verdachte] en [Medeverdachte 2] . Ze sloegen alle drie met een riem. Aan het einde hield het op maar ik werd nog wel geslagen en geschopt. Voordat ik weg mocht hebben ze nog zout in de wonden op mijn rug en mijn gezicht gestrooid. Ze hebben het ook nog ingewreven. Degene die het zout op mijn lichaam heeft gestrooid rug en gezicht is [Medeverdachte 2] geweest en zij heeft het ook ingewreven.
Het mutatierapport, pagina 64 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Verbalisanten zien op 31 mei 2016 zichtbaar letsel in het gezicht en op het lichaam van aangever.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 1 november 2016, pagina 649 en 650 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op een gegeven moment waren we bij [Medeverdachte 1] thuis. [Benadeelde partij] , [Medeverdachte 1] , [Medeverdachte 2] en ik. Ik was zo enorm boos op [Benadeelde partij] . Ik sloeg hem op zijn neus. Ik sloeg tegen de zijkant van zijn kop. Toen had hij een bloedneus. [Medeverdachte 1] gaf hem een handdoek om het bloed in zijn neus te stelpen. [Medeverdachte 1] heeft [Benadeelde partij] geslagen. [Medeverdachte 1] heeft aangever toen in de keuken meer dan één keer met zijn vuist geslagen en hem op zijn neus en oog geraakt. [Medeverdachte 2] heeft hem hooguit een klap in zijn gezicht gegeven. Ik heb hem twee of drie keer geslagen. Later heb ik de handdoek tegengehouden tegen het stelpen van het bloed.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 2 november 2016, pagina 664 en 665 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het kan zijn dat ik [Benadeelde partij] met zijn hoofd in de wasbak heb gegooid en het kan dat [Medeverdachte 2] zout in de wonden van [Benadeelde partij] heeft gestrooid. Ik denk dat ik zo boos ben geworden dat ik [Benadeelde partij] vast gepakt heb en hem met zijn hoofd in de wasbak heb gestopt. Ik heb hem vastgepakt bij zijn hoofd, denk ik. Ik heb er een herinnering aan dat ik hem in die wasbak heb geduwd. Heel misschien zat daar een klein beetje afwas water in.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 696 tot en met 699 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Bij mij thuis heb ik hem een bloedneus geslagen. [Verdachte] gaf [Benadeelde partij] de eerst klap. [Benadeelde partij] zei wat en toen gaf ik hem met links een tik op zijn neus. Toen mepte [Verdachte] nog een paar keer. Ik zag dat [Verdachte] met zijn vuist uithaalde. [Medeverdachte 2] heeft ook geschopt en geslagen. Ik heb gezien dat [Medeverdachte 2] [Benadeelde partij] een klap had gegeven in de keuken. [Benadeelde partij] was door de klap tegen de printer aan gekomen in het hoekje bij de aanrechtblok. U vraagt mij hoe [Medeverdachte 2] sloeg met de riem. Zij sloeg met een zwaaibeweging. De riem kwam terecht op de onderrug van [Benadeelde partij] , een keer of zes, zeven. U vraagt mij wie die riem heeft gepakt. Als ik mij goed herinner [Medeverdachte 2] . Die heeft zij gebruikt. Ik hoorde op een gegeven moment [Benadeelde partij] gillen dat hij pijn had aan zijn wonden. Ik hoorde iemand iets zeggen over zout.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] op 1 november 2016, pagina 733 tot en met 736 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Wij waren bij [Medeverdachte 1] . Ik hoorde dat [Benadeelde partij] nog iets zei en er sprong een knopje om bij mij en ik gaf hem vervolgens een klap. In mijn optiek kwamen [Verdachte] en [Medeverdachte 1] voor mij op maar ik deelde nog meer klappen uit maar hun gingen langer door dan ik. Ik raakte [Benadeelde partij] in zijn gezicht. Ik sloeg hem vervolgens nog een paar keer. Ik werd door hem tegen de tafel geduwd en voelde mij hierdoor in een hoek gedreven. Ik gaf hierop een knietje tegen [Benadeelde partij] . Ik zag dat [Verdachte] en [Medeverdachte 1] hem vervolgens ook klappen hebben gegeven.
Ik zag dat [Medeverdachte 1] vooral sloeg, eerst met zijn vlakke hand maar later ook met zijn vuist. Ik zag dat [Medeverdachte 1] [Benadeelde partij] ook twee keer heeft geslagen met een voorwerp, ik zag ook dat [Benadeelde partij] een smak maakte met zijn hoofd tegen de keukenkastjes.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 2] op 2 november 2016, pagina 743 en 744 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik zag dat [Verdachte] zijn hand in de nek of op het achterhoofd van [Benadeelde partij] had en hem met
zijn gezicht in het water in de wasbak duwde. Ik zag dat hij dit deed om kracht te
zetten op het hoofd, zodat het hoofd van [Benadeelde partij] niet zomaar uit het water zou komen.
Ik weet dat [Medeverdachte 1] [Benadeelde partij] die avond ook met een voorwerp heeft geslagen. Ik weet dat dit een riem is. Ik weet dit omdat ik eerst die riem heb gepakt, en [Benadeelde partij] hier een aantal keer mee heb geslagen. De eerste twee keer sloeg ik hem echt hard vanuit agressie. Ik heb zout gestrooid over de rug van [Benadeelde partij] .
FEIT 1, 2, 3
De Rapportage letselbeschrijving van GGD West-Brabant, pagina 64 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 3 juni 2016 wordt lichamelijk onderzoek verricht bij aangever [Benadeelde partij] .
Er zijn diverse bloeduitstortingen te zien in het gezicht, van verschillende kleur en datering. Bij het linker oog een bloeduitstorting met vooral een paarsblauwe verkleuring. Bij het rechteroog een bloeduitstorting met vooral een geelgroene verkleuring. Op de neusbrug is een bloeduitstorting met een vage paarsblauwe verkleuring zichtbaar. Aan de linker en rechterzijde van het gezicht en aan de onderkaakhoeken zijn bloeduitstortingen
met een geelgroene verkleuring te zien. De bloeduitstortingen met een paarsblauwe
verkleuring zijn hooguit enkele dagen oud. De bloeduitstortingen met een geelgroene
verkleuring zijn meer dan enkele dagen oud. Al deze bloeduitstortingen kunnen zijn
ontstaan door inwerking van stomp uitwendig geweld. Aan de linker en rechter zijde van het gezicht en op de neus zijn meerdere kleine oppervlakkige wondjes met korstvorming te zien. Deze letsels zijn enkele dagen oud en kunnen passen bij ontvellingen door schuren van de huid langs een ruw voorwerp of oppervlak. Aan de binnenzijde van de onderlip is een scheurwondje zichtbaar, met tekenen van een wondinfectie. Dit letsel is enkele dagen oud en zou kunnen zijn veroorzaakt door een tand door de onderlip.
Op de borst en de buik aan de voorzijde en beide zijkanten en op de rechter schouder zijn
meerdere bloeduitstortingen te zien, met vooral een gele verkleuring. Deze bloeduitstortingen zijn zeker meer dan enkele dagen oud. Al deze bloeduitstortingen zijn zeer waarschijnlijk ontstaan door inwerking van toegebracht stomp uitwendig geweld. Gezien de uitgebreidheid, de locaties en het patroon, is accidenteel geweld als oorzaak zeer
onwaarschijnlijk.
Aan de bovenzijde van de rug zijn meerdere oppervlakkige krasverwoningen te zien, met
korstvorming, verschillend in vorm en in verschillende richtingen lopend. Deze letsels zijn
meer dan enkele dagen oud en kunnen passen bij ontvellingen door schuren van de huid
langs een ruw voorwerp of oppervlak. Deze letsels zijn zeer waarschijnlijk ontstaan door
toegebracht uitwendig geweld. Gezien de uitgebreidheid, de locaties en het patroon, is
accidenteel geweld als oorzaak zeer onwaarschijnlijk.
FEIT 4
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 68 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Tijdens het gesprek tussen aangever en verbalisanten op 31 mei 2016 gaat de diensttelefoon van aangever. Aangever stelt dat [Verdachte] belde. Verbalisanten laten aangever opnemen en horen twee manspersonen praten en zeggen:
“Je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor.”. Aangever herkende deze stemmen volledig als [Verdachte] en [Medeverdachte 1] waren.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] op 2 november 2016, pagina 665 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
U vraagt mij wat ik nog weet van het telefoongesprek waarin tegen [Benadeelde partij] is gezegd “je bent de mijne, je gaat patsen krijgen, bereid je maar voor". Ik kan het uit echte
woede wel gezegd hebben.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] op 2 november 2016, pagina 696 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
[Verdachte] heeft door de telefoon [Benadeelde partij] bedreigd en geïntimideerd. Ik was erbij en heb dat gehoord.