ECLI:NL:RBZWB:2020:2663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6073 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van uitkering op grond van de Wet WIA

Op 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 17 februari 2020, waarin haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) was afgewezen. In het kader van deze procedure heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kan blijven. De rechter heeft vervolgens overwogen dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Hierbij speelt de spoedeisendheid van het verzoek een cruciale rol.

De griffier heeft verzoekster op 4 juni 2020 verzocht om het spoedeisend belang van haar verzoek te onderbouwen. Verzoekster heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor het bestaan van een spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6073 WIA VV

uitspraak van 19 juni 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft bij brief van 4 juni 2020 aan verzoekster gevraagd het spoedeisend belang te onderbouwen. Verzoekster heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op deze brief.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek zal worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier op 19 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.