ECLI:NL:RBZWB:2020:2685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
C/02/372579 / KG ZA 20-271
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van onroerende zaak door sociale woningcorporatie wegens verblijf zonder recht of titel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting WonenBreburg en gedaagden die zonder recht of titel verblijven in een onroerende zaak. Eiseres, een sociale woningcorporatie, vorderde ontruiming van de woning, gelegen aan een specifiek adres, omdat gedaagden, waaronder een persoon zonder bekend inschrijfadres, het pand zonder toestemming van eiseres hadden betrokken. Eiseres stelde dat dit onrechtmatig gebruik van de woning haar schade toebracht, aangezien zij sinds 1 maart 2020 geen gebruiksvergoeding ontving en het verhuren van de woning belemmerd werd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet zijn verschenen. Gelet op de omstandigheden en de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en publicaties, werd verstek verleend. De rechter oordeelde dat het eigendomsrecht van eiseres, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, in het geding was. Eiseres had een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat zij de woning snel weer beschikbaar wilde maken voor verhuur aan woningzoekenden.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden onrechtmatig handelen door zonder recht of titel in de woning te verblijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor gedaagden om de woning te ontruimen. Tevens werden gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.389,89 werden vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/372579 / KG ZA 20-271
Vonnis in kort geding van 23 juni 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONENBREBURG,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat mr. M.M. de Cock te Tilburg,
tegen

1.B. VAN ERVEN,

zonder bekend inschrijfadres in de Basis Registratie Personen, doch feitelijk verblijvende in de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres] ,
2. ALLEN DIE ZONDER RECHT OF TITEL VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF GEDEELTE DAARVAN STAANDE EN GELEGEN AAN [adres],
feitelijk verblijvende in de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 29 mei 2020 met producties;
de brief van de griffier van 27 mei 2020;
de brief zijdens eiseres van 4 juni 2020 met één productie;
e aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 9 juni 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Eiseres vordert om, voor zoveel mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
  • gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning te [adres] met aanhorigheden, te ontruimen en ontruimd te houden, met alle personen en goederen die zich in de woning bevinden, en dit pand ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
  • het ontruimingsvonnis binnen een termijn van één jaar ook ten uitvoer te kunnen leggen jegens gedaagden en eenieder die zich, ten tijde van de tenuitvoerlegging, zonder recht of titel op het perceel en/of in de woning bevindt;
  • gedaagden te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Eiseres legt aan haar vordering – kort gezegd – ten grondslag dat gedaagden, althans gedaagde sub 1, zonder toestemming van eiseres het pand heeft betrokken, waardoor inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van eiseres. Het onrechtmatig gebruik van de woning staat het verhuren van de woning in de weg. Eiseres lijdt daardoor oplopende schade. Eiseres ontvangt sinds 1 maart 2020 geen gebruiksvergoeding.
2.3.
Gedaagden zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de betekende dagvaarding en de overgelegde publicatie in het Brabants Dagblad geconstateerd dat gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen voor de behandeling van dit kort geding. Gelet op het bepaalde in artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is ten aanzien van gedaagden verstek verleend.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat het eigendomsrecht ex artikel 5:1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij om van de zaak gebruik te maken, mits dat gebruik niet in strijd is met rechten van anderen. Ingevolge artikel 5:2 BW heeft de eigenaar de bevoegdheid om zijn of haar eigendom op te eisen van een ieder die haar zonder recht of titel onder zich houdt. Dit betekent dat de eigenaar zijn of haar eigendomsrecht kan handhaven tegenover een ieder die daar inbreuk op maakt.
3.3.
Om een voorziening te treffen zoals gevorderd, dient met een hoge mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een overeenstemmende vordering zal toewijzen. Bovendien dient voor de toewijzing van de onderhavige vordering er zijdens eiseres sprake te zijn van een dermate spoedeisend belang, dat een beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
3.4.
Eiseres stelt een spoedeisend belang te hebben bij de vordering tot ontruiming. Eiseres is als sociale woningcorporatie wettelijk verplicht haar woningen passend toe te wijzen aan woningzoekende binnen haar doelgroepen, die op de wachtlijst staan en voor een woning in aanmerking komen. Voorts lijdt eiseres schade, aangezien gedaagde sub 1 alle sloten heeft vervangen en een ruit heeft vernield. Daarbij wordt al een aantal maanden geen gebruiksvergoeding betaald. Het spoedeisend belang van eiseres is gelegen in het op korte termijn gebruiksklaar maken van de woning voor verhuur.
3.5.
Het voorgaande is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om spoedeisend belang aan te nemen.
3.6.
Als niet weersproken staat voorts vast dat gedaagden zonder recht of titel in de woning van eiseres verblijven en daarmee inbreuk maakt op het eigendomsrecht van eiseres. Gedaagden handelen in beginsel dan ook onrechtmatig jegens eiseres. Eiseres is in dat geval bevoegd de woning van gedaagden op te eisen. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat het aannemelijk is dat een bodemrechter zou oordelen dat gedaagden thans zonder recht of titel in de woning verblijft en de ontruiming van de woning zal toewijzen.
3.7.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde ontruiming van de woning wordt toegewezen. Wel zal aan gedaagden een redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gegund om tot ontruiming van de woning over te gaan.
3.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het vragen van inlichtingen aan het college van Burgemeester & Wethouders, zoals bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv, onverenigbaar met het belang van eiseres bij ontruiming van de woning. Eiseres heeft gesteld op korte termijn de vrije beschikking moet hebben over de woning om haar concrete plannen tot het verrichten van herstelwerkzaamheden en het verhuren van de woning uit te voeren. De gevraagde toepassing van artikel 557a lid 3 Rv zal dan ook worden gegeven, nu de omstandigheden van het geval daartoe voldoende aanleiding geven.
3.9.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden vastgesteld op:
- betekening oproeping € 100,89
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 1.389,89

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt gedaagden om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van eiseres zijn, en de sleutels af te geven aan eiseres;
4.2.
bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van één jaar ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
4.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden vastgesteld op € 1.389,89, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk – als de één betaalt, zal de ander zijn bevrijd – in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving door eiseres aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: LvV