In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting WonenBreburg en gedaagden die zonder recht of titel verblijven in een onroerende zaak. Eiseres, een sociale woningcorporatie, vorderde ontruiming van de woning, gelegen aan een specifiek adres, omdat gedaagden, waaronder een persoon zonder bekend inschrijfadres, het pand zonder toestemming van eiseres hadden betrokken. Eiseres stelde dat dit onrechtmatig gebruik van de woning haar schade toebracht, aangezien zij sinds 1 maart 2020 geen gebruiksvergoeding ontving en het verhuren van de woning belemmerd werd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet zijn verschenen. Gelet op de omstandigheden en de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en publicaties, werd verstek verleend. De rechter oordeelde dat het eigendomsrecht van eiseres, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, in het geding was. Eiseres had een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat zij de woning snel weer beschikbaar wilde maken voor verhuur aan woningzoekenden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden onrechtmatig handelen door zonder recht of titel in de woning te verblijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor gedaagden om de woning te ontruimen. Tevens werden gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.389,89 werden vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.