ECLI:NL:RBZWB:2020:273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
02-810513-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Veldhuizen
  • J. de Weert
  • A. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdreiging en poging tot dwang door meesteres in BDSM-relaties

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die als meesteres in diverse BDSM-relaties meerdere mannen heeft afgeperst. De verdachte heeft hen door middel van chantage gedwongen geld aan haar over te maken, met dreigingen van openbaarmaking van intieme foto's en geheimen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en poging tot dwang. De feiten vonden plaats tussen april 2016 en oktober 2017, waarbij de verdachte gebruik maakte van WhatsApp-berichten om haar slachtoffers onder druk te zetten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat de slachtoffers vrijwillig hadden gekozen voor de chantage en dat haar gedragingen niet gerechtvaardigd waren binnen de BDSM-relatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding betalen aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810513-17
vonnis van de meervoudige kamer van 27 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
sinds 11 november 2019 zonder bekende woon- of verblijfplaats
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 januari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. De Graaf, zijn standpunt kenbaar heeft gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 april 2016 tot en met 25 juli 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) (ongeveer) 1000 euro , althans een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim hierin bestond dat zij, verdachte, die [slachtoffer 1] een of meer whatsappberichten stuurde (zakelijk weergegeven) dat (bij niet-betaling) sexueel getinte foto's van hem op
internet geplaatst zouden worden of naar zijn vriendin zouden worden gestuurd;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks juli 2016 in Oosterhout, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] door bedreiging met enige (andere) feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen geld over te maken/te betalen aan haar, verdachte, aan die [slachtoffer 2] een of meer whatsappberichten heeft gestuurd (zakelijk weergegeven) dat hij moest betalen, omdat ze hem anders niet met rust zouden laten en/of iemand op hem af zouden sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 17 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Valkenswaard, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad,smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) (ongeveer) 750 euro , althans een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim hierin bestond dat zij, verdachte, die [slachtoffer 3] een of meer sms- en/of whatsappberichten stuurde (zakelijk weergegeven) dat (bij niet-betaling) een foto van hem met ontbloot bovenlijf op internet met uitleg en wat voor
smeerlap hij is op internet geplaatst zou worden en/of dat ze naar hem toe zou komen en/of dat ze weet waar hij woont en wie zijn familie is en waar hij werkt en wat zijn IP-adres is en/of dat ze hem komen opzoeken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 17 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Valkenswaard, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 3] , door enige (andere) feitelijkheid en/of bedreiging met enige (andere) feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het overmaken/betalen aan haar, verdachte, van (in totaal) 750 euro, althans een geldbedrag, door (na ontvangst van een naaktfoto van die [slachtoffer 3] ) een of meer sms- en/of wahtsappberichten naar die [slachtoffer 3] te sturen (zakelijk weergegeven) dat ze naar hem toe zou komen en/of dat ze weet waar hij woont en wie zijn familie is en waar hij werkt en wat zijn IP-adres is en/of dat ze hem komen opzoeken op zijn werk;
4.
zij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2016 tot en met 17 oktober 2017 te Oosterhout, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 4] , heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) ruim 11.000 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 4] , welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim hierin bestonden dat zij, verdachte,(nadat die [slachtoffer 4] op 9 oktober 2017 een naaktfoto van zichzelf aan verdachte had gestuurd en daarna -zakelijk weergegeven- had laten weten dat hij geen zin had in verdere contacten) op 12 oktober 2016 die [slachtoffer 4] een whatsappbericht stuurde (zakelijk weergegeven) dat die [slachtoffer 4] een geldbedrag moest storten, omdat hij hun tijd had verdaan op 9 oktober 2016, en dat als hij dat niet zou doen ze naar zijn werk zouden komen en (ook) via facebook een vriendschapsverzoek van meesteres [pseudoniem verdachte] aan die [slachtoffer 4] stuurde;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2016 tot en met 17 oktober 2017 te Oosterhout, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 4] , door enige (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met enige (andere) feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten aan haar, verdachte, (in totaal) ruim 11.000 euro, althans een geldbedrag, over te maken,door (nadat die [slachtoffer 4] op 9 oktober 2017 een naaktfoto van zichzelf aan verdachte had gestuurd en daarna -zakelijk weergegeven- had laten weten dat hij geen zin had in verdere contacten) op 12 oktober 2016 die [slachtoffer 4] een whatsappbericht te sturen (zakelijk weergegeven) dat die [slachtoffer 4] een geldbedrag moest storten, omdat hij hun tijd had verdaan op 9 oktober 2016, en dat als hij dat niet zou doen ze naar zijn werk zouden komen en(ook) via facebook een vriendschapsverzoek van meesteres [pseudoniem verdachte] aan die [slachtoffer 4] te sturen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de afdreiging tenlastegelegd onder feit 1 en feit 4 primair, de poging tot dwang tenlastegelegd onder feit 2 en de dwang zoals subsidiair tenlastegelegd onder feit 3 heeft gepleegd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de afdreiging zoals primair onder feit 3 tenlastegelegd, omdat niet is gedreigd met smaad of smaadschrift.
De officier van justitie baseert zich bij de bewezenverklaring op de aangiftes, de verklaringen van aangevers en de verklaring van verdachte dat zij de berichtjes heeft gestuurd, heeft gevraagd geld over te maken en onder andere heeft gedreigd geheimen openbaar te maken. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat alle vier de aangevers expliciet hebben verklaard niet voor de optie tot chantage hebben gekozen en dat chantage geen onderdeel was van haar profiel.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (hierna aangevers) hebben vanaf november 2015 tot oktober 2016 op internet via de websites ‘ [naam website 1] ’ en ‘ [naam website 2] ’ contact gekregen met verdachte. Aangevers waren uit op het spelen van een BDSM-spel, waarbij aangevers de ondergeschikte waren en verdachte de meesteres.
In dit spel heeft verdachte de beschikking gekregen over specifieke foto’s van aangevers.
De aangevers hebben deze foto’s gemaakt in opdracht van verdachte. Verdachte heeft vervolgens de aangevers sms- en WhatsAppberichten gestuurd waarin zij aangaf dat de aangevers geld naar haar moesten overmaken anders zou zij de foto’s en/ of het geheim openbaar maken en/ of naar bekenden van de aangevers sturen. Ook heeft verdachte berichten gestuurd inhoudende dat zij de aangevers op hun werk zou opzoeken of dat zij hen niet met rust zouden laten als zij de geldbedragen niet overmaakten.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat zij middels bedreiging met smaad(schrift) of bekendmaking van een geheim aangevers heeft gedwongen tot afgifte van geld dan wel dat zij door bedreiging met enig andere feitelijkheid aangevers heeft gedwongen, althans heeft geprobeerd, geld aan haar over te maken. Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten. Zij heeft verklaard dat de “chantage” onderdeel was van het spel en dat alles wat zich heeft afgespeeld op vrijwillige basis was.
Feit 1 - [slachtoffer 1]
heeft op 26 juli 2016 aangifte gedaan van afpersing en chantage en op 23 juli 2017 een klacht ingediend. Hij heeft verklaard dat hij in november 2015 via de website ‘ [naam website 1] ’ waarop gechat kan worden met geïnteresseerden in SM, in contact is gekomen met een persoon die zich [pseudoniem verdachte] noemde. Zij hebben het contact voortgezet middels WhatsApp en hadden gemiddeld één a twee maal per maand contact. Tijdens dit contact heeft [slachtoffer 1] ongeveer twintig seksueel getinte foto’s van zichzelf naar [pseudoniem verdachte] gestuurd. Ook heeft [slachtoffer 1] diverse keren geld naar [pseudoniem verdachte] over gemaakt, onder andere bedragen van € 25,-, € 50,- en € 100,-.
In april 2016 heeft [slachtoffer 1] besloten te stoppen met het contact met [pseudoniem verdachte] hetgeen hij haar per WhatsApp heeft medegedeeld. Hierop antwoordde [pseudoniem verdachte] dat stoppen alleen mogelijk was als hij haar en haar vriendin [naam 1] , die op de hoogte zou zijn van hun contacten, zou betalen. Als hij niet zou betalen zouden zijn foto’s op internet worden geplaatst of zouden ze verstuurd worden naar zijn vriendin. Ook werd door de chauffeur van [pseudoniem verdachte] gedreigd foto’s naar de vriendin van [slachtoffer 1] te sturen als hij geen geld over zou maken. [slachtoffer 1] heeft hierop geantwoord niet te kunnen betalen. [slachtoffer 1] heeft na het moment dat hij heeft aangegeven te willen stoppen nog verschillende geldbedragen van in totaal ongeveer € 1.000,- aan [pseudoniem verdachte] en [naam 1] (op het zelfde bankrekeningnummer) overgemaakt. [1] [2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij weet van de optie chantage in SM, maar dat hij hier niet voor heeft gekozen. Hij heeft tevens verklaard dat hij er ziek van werd dat hem werd verteld dat het stopzetten van het contact met [pseudoniem verdachte] geld kostte en dat hij hier slecht van sliep, hij maakte zich er druk om dat het uit zou komen en dat zijn vriendin er achter zou komen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat zij uit naam van [pseudoniem verdachte] en [naam 1] als meesteres contact heeft gehad met slaaf [slachtoffer 1] [4] en dat zij filmpjes en foto’s van [slachtoffer 1] heeft ontvangen omdat zij hem dat had opgedragen. Ook heeft zij aangegeven opdracht te hebben gegeven geld naar [pseudoniem verdachte] en [naam 1] over te maken. Verdachte heeft aangegeven in het spel te dreigen [5] en te chanteren, hetgeen zij zelf ‘bang maken’ noemt. Verdachte heeft tevens verklaard dat zij een junk heeft betaald om [slachtoffer 1] te bellen als zijnde haar chauffeur, waarin ‘haar chauffeur’ dreigde foto’s te versturen naar de vriendin van [slachtoffer 1] en dat ‘haar chauffeur’ zou langskomen als [slachtoffer 1] niet zou betalen. [6]
Bij de aangifte heeft [slachtoffer 1] onder meer onderstaande berichtwisseling tussen hem ( [slachtoffer 1] ) en verdachte ( [telefoonnummer] ) bijgevoegd:
- [telefoonnummer] : “ Je ongehoorzaamheid wordt bestraft”
- [telefoonnummer] : “ Wij hebben wat op te lossen”
- [telefoonnummer] : “ Of zal ik alles meteen sturen naar [naam 2] ”
- [telefoonnummer] : “ Ze zal de paarse dildo wel herkennen”
- [slachtoffer 1] : “Ik heb alles verteld tegen [naam 2] ”
- [slachtoffer 1] : “En ik heb geen geld”
- [telefoonnummer] : “ Dat is aan jou en dat veranderd niet. ik moet declareren bij jou”
- [telefoonnummer] : “ Je hebt tijd genoeg gehad […]”
- [telefoonnummer] : “ En als je het hebt opgebiecht zal ze vast jou foto’s willen zien en
hoe flink jij jezelf neukt”
- [telefoonnummer] : “Met haar dildo”
- [slachtoffer 1] : “Ik heb het geld gewoon niet”
- [telefoonnummer] : “ Vandaag 250 en volgende maand € 250 als [naam 1] er mee
akkoord gaat”
- [telefoonnummer] : “ Dus van welke bank ga jij storten naar [naam 1] ”
- [slachtoffer 1] : “Ik heb nu niks”
- [telefoonnummer] : “ Dan heb jij een probleem”
- [telefoonnummer] : “ Jij gaat dit nu oplossen”
- [slachtoffer 1] : “Ik heb geen geld”
- [telefoonnummer] : “ Dan ben ik morgen daar”
- [telefoonnummer] : “Run 6 was het”
- [telefoonnummer] : “ Dit is nu al meer dan 3 weken aan de gang”
- [telefoonnummer] : “ [naam 1] zegt je moet haar nu ontblokken of ze belt persoonlijk
[naam 2] op”
- [telefoonnummer] : “ Ze verwacht nu100€ van je en de rest vrijdag dus ze komt je nog
tegemoet.” [7]
Bedreiging met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte heeft gedreigd met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim òf dat de gedragingen van verdachte onderdeel waren van de BDSM-relatie en niet strafbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de voorgaande bewijsmiddelen dat verdachte dreigde om seksueel getinte foto’s en het BDSM-geheim van [slachtoffer 1] bekend te maken aan de vriendin van [slachtoffer 1] wanneer [slachtoffer 1] niet overging tot het overmaken van diverse geldbedragen. Anders dan verdachte heeft verklaard, is niet gebleken dat dit gerechtvaardigd zou zijn in het kader van het gespeelde spel, dat [slachtoffer 1] gekozen zou hebben voor chantage en dat hij geld over maakte op vrijwillige basis. De rechtbank baseert zich daarbij op het navolgende.
Op grond van de inhoud van het dossier is allereerst geenszins aannemelijk geworden dat aangever heeft ingestemd met de optie ‘chantage’ en het hanteren van de in de tenlastelegging genoemde dreigmiddelen. Verder is op grond van het dossier evenmin aannemelijk geworden dat er afspraken waren dat verdachte deze middelen daadwerkelijk zou inzetten in de rol als meesteres en blijkt ook niet uit het online profiel van verdachte dat chantage een optie is. Voorts heeft [slachtoffer 1] aangegeven het contact te willen beëindigen en heeft hij herhaaldelijk aangegeven geen geld te hebben, hetgeen verdachte beslist verder aan het denken heeft moeten zetten omtrent de gerechtvaardigdheid van de middelen. Bovendien verklaart verdachte tegenstrijdig wanneer het gaat om het al dan niet toepassen van chantage en of dit zou zijn vermeld in haar advertenties waarin zij haar dienst als meesteres aanbood. Tot slot komt het ook niet logisch voor dat wanneer het slechts om een spel zou zijn gegaan, de foto’s ook daadwerkelijk aan de vriendin van [slachtoffer 1] toe te zenden, hetgeen uiteindelijk wel is gebeurd. Dat verdachte dat wel heeft gedaan, past veel beter in het scenario dat de verdachte [slachtoffer 1] daadwerkelijk heeft willen chanteren. Van dit laatste scenario gaat de rechtbank dan ook uit.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde afdreiging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 2 – [slachtoffer 2]
heeft op 16 januari 2017 aangifte gedaan van chantage en poging afpersing en op 16 februari 2017 een klacht ingediend. Hij heeft verklaard dat hij begin juli 2016 via de website ‘ [naam website 1] ’ in contact is gekomen met [naam 1] en [pseudoniem verdachte] . Na een half uur met [naam 1] te hebben gechat, heeft het contact zich verder voortgezet via WhatsApp. Verdachte heeft met beide dames een afspraak gemaakt waar hij € 100,- voor heeft betaald. Omdat hem het verloop van die afspraak niet beviel, heeft hij aangegeven hoe hij het graag anders had gezien. Dit was mogelijk en hiervoor moest hij € 50,- betalen, hetgeen hij heeft gedaan. [slachtoffer 2] bedacht zich echter en vond dat hij dit niet moest doen, dit paste niet bij hem. Dit heeft hij geprobeerd uit te leggen aan [naam 1] waarop [slachtoffer 2] berichten ontving met teksten als “zo ga je niet met dames om” en “je moet meer betalen, we laten je anders niet met rust.”
[slachtoffer 2] heeft dit nummer geblokkeerd, waarna hij twee dagen later met een ander nummer een bericht ontving met de tekst “je kan ons wel blokkeren, maar wij kennen iemand die jouw telefoon kan traceren, we weten je wel te vinden, je moet betalen, we sturen wel iemand op je af.”
[slachtoffer 2] heeft hierop geantwoord dat hij er klaar mee was en heeft ook dit nummer vervolgens geblokkeerd. Na een week stilte heeft [slachtoffer 2] wederom een berichtje ontvangen met de tekst dat hij op deze manier niet met dames om kon gaan en dat hij moest betalen. Ook dit nummer heeft verdachte geblokkeerd.
[slachtoffer 2] heeft aangegeven zich bedreigd te voelen door de dreigingen, hij dacht dat de bedreigingen waargemaakt konden worden. Hij heeft na de dreigingen geen geld betaald. Het geld dat hij wel heeft betaald, zijnde in totaal € 150,-, heeft hij vrijwillig betaald. [8] [9]
Verdachte heeft verklaard dat zij uit naam van [pseudoniem verdachte] en [naam 1] als meesteres contact heeft gehad met slaven en dat zij met [slachtoffer 2] in contact is gekomen via de chat. Verdachte heeft verklaard dat het kan kloppen dat er een foto van [slachtoffer 2] in haar telefoon is aangetroffen omdat slaven haar foto’s sturen. Zij heeft [slachtoffer 2] geld laten betalen om te testen of hij een echte slaaf was. [10]
Poging tot dwang
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er voldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte de in de aangifte genoemde berichtjes heeft gestuurd.
Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat er voor het versturen van de berichtjes enkel als bewijs de aangifte van [slachtoffer 2] ligt van 16 januari 2017. Verdachte heeft ontkend te hebben gestuurd “je kan ons wel blokkeren, maar wij kennen iemand die jouw telefoon kan traceren, we weten je wel te vinden, je moet betalen, we sturen wel iemand op je af”, verdachte zegt zich de andere berichtjes niet te herinneren.
De rechtbank is echter van oordeel dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan feit 1 kunnen dienen als schakelbewijs voor het feit zoals ten laste is gelegd onder 2. Er is immers sprake van een herkenbare en specifieke modus operandi. De manier waarop is gehandeld door verdachte bij feit 1 komt overeen met de manier waarop door verdachte is gehandeld bij feit 2. Immers is bij beide feiten het contact ontstaan via de website ‘ [naam website 1] ’, waarna een meesteres-slaaf relatie is ontstaan tussen de aangevers en [pseudoniem verdachte] dan wel [naam 1] , waarover verdachte verklaart dat zij dit is. Ook hebben deze contacten zich gedurende dezelfde periode afgespeeld en hebben de berichten dezelfde strekking gehad, namelijk het overmaken van geld naar verdachte met bepaalde consequenties wanneer de aangevers dit niet zouden doen.
De rechtbank stelt gelet op voorgaande vast dat verdachte genoemde berichtjes aan [slachtoffer 2] heeft gestuurd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich door het sturen van deze berichtjes schuldig heeft gemaakt aan een poging tot dwang òf dat het sturen van de berichtjes onderdeel waren van de BDSM-relatie en niet strafbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen geld naar haar over te maken door te dreigen dat wanneer hij dit niet zou doen zij hem niet met rust zou laten of iemand op hem af zou sturen.
De rechtbank verwerpt de verklaring van verdachte voor zover zij heeft verklaard dat deze gedragingen onderdeel van het spel en gerechtvaardigd zouden zijn en dat [slachtoffer 2] zou hebben gekozen voor chantage. De rechtbank overweegt hiertoe dat op grond van de inhoud van het dossier niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] heeft ingestemd met het hanteren van de in de tenlastelegging genoemde dwangmiddelen. De optie chantage is niet opgenomen in het online profiel van verdachte. Bovendien heeft het feit dat [slachtoffer 2] afzag van het afspreken omdat dit niet bij hem paste hetgeen hij aan verdachte heeft geprobeerd uit te leggen, verdachte aan het denken moeten zetten over de rechtvaardigheid van het sturen van de berichtjes. Nadat [slachtoffer 2] haar eerste telefoonnummer had geblokkeerd, en al helemaal nadat [slachtoffer 2] vervolgens een ander contactnummer van haar had geblokkeerd, heeft verdachte moeten beseffen dat zij haar rol als meesteres te buiten ging.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde poging tot dwang wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 3 – [slachtoffer 3]
heeft op 26 januari 2017 aangifte gedaan van chantage en afpersing en op 16 februari 2017 een klacht ingediend. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij een keer een SM-sessie wilde doen en dat hij hiernaar op internet op zoek is gegaan. Via ‘ [naam website 2] ’ is hij op 17 juni 2016 met meesteres [naam 1] in contact gekomen waarna het contact zich heeft voortgezet via WhatsApp. Zij vroeg hem direct een naaktfoto van zichzelf te sturen, waarna [slachtoffer 3] een foto heeft gestuurd van zijn bovenlichaam. Meesteres [naam 1] droeg hierna op € 350,- aan haar over te maken anders zou zij naar hem toe komen. [slachtoffer 3] heeft hierop geld overgemaakt. Op 19 juni 2016 kreeg [slachtoffer 3] van [naam 1] een SMS waarin stond dat zij het geld nog niet had ontvangen en dat hij dit over moest maken voor 13.00 uur anders had [slachtoffer 3] een probleem. [slachtoffer 3] heeft aangegeven dat hem dit niet ging lukken en heeft contact opgenomen met de bank om na te gaan waarom het bedrag niet was overgeschreven. In de tussentijd kreeg [slachtoffer 3] ook berichten van een ander nummer, de vaste slaaf van [naam 1] , die zei dat [slachtoffer 3] beter kon doen wat [naam 1] zei en dat hij wist waar [slachtoffer 3] werkte. Dit ging enkele dagen door. Er werden dingen gezegd zoals: “Ik weet waar je zit, heb je adres, weet waar je werk is. Als je niet betaalt zet ik je foto op internet met uitleg en wat voor smeerlap je bent. Wie je familie is. Mijn slaaf komt ook uit Enkhuizen” en “Weet waar je woont en wie je familie is en wat je IP-adres is, we komen je opzoeken op het werk.”
Op 24 juni 2016 is [slachtoffer 3] naar de politie gegaan omdat hij zich bedreigd voelde. Hij heeft toen op advies van de politie een ander nummer genomen waarna hij niets meer gehoord heeft. [slachtoffer 3] heeft in totaal een bedrag van € 750,- naar [naam 1] overgemaakt. Op 18 juni 2016 en 19 juni 2016 heeft hij een bedrag van € 100,- overgemaakt, en op 23 juni 2016 heeft hij € 550,- overgemaakt. [11] [12]
Verdachte heeft verklaard dat het kan dat zij contact heeft gehad met [slachtoffer 3] en dat [slachtoffer 3] de geldbedragen naar haar heeft over gemaakt omdat hij hiertoe opdracht zal hebben gekregen. Ook heeft zij over haar rol als meesteres in het algemeen verklaard dat zij wel eens heeft gezegd dat zij foto’s online zou zetten. [13] Over de stelling dat zij tegen [slachtoffer 3] zou hebben gezegd dat hij geld moest over maken omdat ze anders naar hem toe zou komen, heeft verdachte verklaard dat dit is gezegd om [slachtoffer 3] te pushen om door te gaan. Uitspraken als ‘zeggen waar iemand werkt’ en ‘weten waar iemand woont’ gericht aan [slachtoffer 3] werden volgens verdachte gedaan om te vernederen en bang te maken en omdat de slaven moesten gehoorzamen. [14]
Op een van de van verdachte inbeslaggenomen telefoons zijn onder meer de volgende berichten aangetroffen die verdachte aan [slachtoffer 3] heeft gestuurd:
  • mijn 100€ heb ik nog steeds niet binnen slaaf ik stond rood dus ik eis dat jij alsnog 100€ overmaakt kenmerk voor [naam 1] tevens eis ik at jij niet meer op [naam website 2] komt zodat je van andere hun tijd ook niet kan verspillen en ik eis dat je na betaling mijn telefoonnummer verwijderd en ik wil de slaaf op geen enkele bdsmchat of site zie ben ik duidelijk;
  • blijkbaar heb jij niet geleze jou 100 us binnen maar ik stond rood dus jij nu godverdomme die 100€ sturen laat het me niet nog een x zeggen.
Bedreiging met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim of, of dwang
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er voldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte de in de aangifte genoemde berichten heeft gestuurd.
De rechtbank constateert dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte als meesteres berichtjes heeft verstuurd naar [slachtoffer 3] en dat [slachtoffer 3] van haar geld moest overmaken naar haar.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte een uitleg heeft gegeven over het versturen van berichtjes naar [slachtoffer 3] met als strekking dat als [slachtoffer 3] niet zou betalen verdachte hem op zou komen zoeken. Ook heeft verdachte verklaard over uitspraken als ‘zeggen waar iemand werkt’ en ‘weten waar iemand woont’ gericht aan [slachtoffer 3] . De rechtbank begrijpt hier uit dat verdachte niet expliciet ontkent dat zij deze berichtjes aan [slachtoffer 3] heeft gestuurd. Verdachte heeft daarentegen wel expliciet ontkend te hebben gestuurd: “Als je niet betaalt zet ik je foto op internet met uitleg en wat voor smeerlap je bent. ”
De rechtbank stelt echter vast dat deze verklaring van verdachte niet strookt met haar verklaring dat zij als meesteres wel eens dreigt foto’s van slaven online te zetten. De ontkennende verklaring van verdachte strookt evenmin met de herkenbare en specifieke modus operandi, waarover bij feit 2 is overwogen. Vastgesteld kan namelijk worden dat ook bij feit 3 sprake is van dezelfde werkwijze van verdachte als bij feit 1. Immers is bij beide feiten het contact ontstaan via een website waarop geïnteresseerden in SM contact met elkaar op kunnen nemen, waarna een meesteres-slaaf relatie is ontstaan tussen de aangevers en [naam 1] , waarover verdachte verklaart dat zij dit is. Ook hebben deze contacten zich gedurende de zelfde periode afgespeeld. De berichten hebben ook dezelfde strekking gehad, namelijk het overmaken van geld naar haar met bepaalde consequenties wanneer de aangevers dit niet zouden doen.
De rechtbank is in tegenstelling tot de officier van justitie dan ook van oordeel dat gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan feit 1 kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] de in de aangifte genoemde berichten - waaronder “Als je niet betaalt zet ik je foto op internet met uitleg en wat voor smeerlap je bent” - heeft gestuurd.
Vervolgens ziet de rechtbank zich net als bij feit 1 voor de vraag gesteld of verdachte zich, door het sturen van genoemde berichten, schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim, zoals primair tenlastegelegd, óf dat het sturen van de berichtjes onderdeel waren van de BDSM-relatie en niet strafbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gedwongen geld naar haar over te maken door te dreigen dat wanneer hij dit niet zou doen zij naar hem toe zou komen of zij een foto van hem met uitleg wat voor smeerlap hij is op internet zou zetten. Dit was voor [slachtoffer 3] een dreiging dat zijn geheim openbaar gemaakt zou worden. Dat het sturen van deze berichten gerechtvaardigd zou zijn in het kader van het gespeelde spel, dat [slachtoffer 3] gekozen zou hebben voor chantage en dat hij geld over maakte op vrijwillige basis, zoals verdachte heeft verklaard, verwerpt de rechtbank ook hier, gelet op het eerder bij feit 1 overwogene. Immers is uit het dossier niet komen vast te staan dat [slachtoffer 3] heeft ingestemd met de optie ‘chantage’ en het hanteren van de in de tenlastelegging genoemde dreigmiddelen. Bovendien verklaart verdachte tegenstrijdig wanneer het gaat om het al dan niet toepassen van chantage en of dit zou zijn vermeld in haar advertenties waarin zij haar diensten als meesteres aanbood.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de primair tenlastegelegde afdreiging van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 4 – [slachtoffer 4]
heeft op 14 april 2017 aangifte gedaan van chantage en afpersing en op 29 april 2017 een klacht ingediend. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 9 oktober 2017 via de website ‘ [naam website 1] ’ in contact is gekomen met twee meesteressen waarna zij na een kort gesprek over zijn gegaan naar contact via WhatsApp. Hier sloeg de toon gelijk om naar heel direct. Hij moest foto’s van zichzelf sturen en naar Rotterdam komen rijden. Hiervan kreeg [slachtoffer 4] zenuwen, werd hij bang en begon hij te bibberen. Hij heeft dit via de app aangegeven aan de meesteressen, waarop de meesteressen aangaven dat [slachtoffer 4] fake was. Hierop heeft [slachtoffer 4] het nummer geblokkeerd.
Op 12 oktober 2016 kreeg [slachtoffer 4] van het zelfde nummer, dat door een back-up was gedeblokkeerd, een berichtje waarin stond dat hij geld moest storten omdat hij hun tijd had verdaan op 9 oktober 2016 en dat als hij dat niet zou doen zij hem zouden opzoeken bij zijn werk, [naam 3] . [slachtoffer 4] kreeg op dat moment ook een vriendschapsverzoek op Facebook van meesteres [pseudoniem verdachte] . Hij schrok hier zo van dat het hem figuurlijk bij de keel pakte. [slachtoffer 4] verklaarde zijn naam niet te hebben verteld en vermoed dat zij hem via zijn telefoonnummer op Facebook hebben kunnen vinden. Omdat zij nu wisten wie hij was en waar hij werkte is [slachtoffer 4] uit paniek gaan handelen.
Hij heeft tegen de meesteressen gezegd dat hij niet de tijd en spullen had om op dat moment geld over te maken. Hierop kreeg hij als antwoord dat hij zijn mond open had gedaan terwijl zij een sessie hadden, en dat hij had moeten weten dat hij niets mocht appen voordat zij toestemming gaven. Als straf moest hij extra betalen. [slachtoffer 4] moest een bedrag van in totaal € 1.200,- overmaken naar [pseudoniem verdachte] . Hij heeft vervolgens € 1.250,- overgemaakt. [pseudoniem verdachte] heeft hem hierop geappt dat ze hem zouden blokkeren als het geld binnen was en dat ze hem niet meer wilden zien op de chat. [slachtoffer 4] heeft hierna gezien dat het nummer waarmee hij contact had gehad hem inderdaad had geblokkeerd.
Op 14 oktober 2016 kreeg [slachtoffer 4] opnieuw een bericht van hetzelfde nummer, maar nu namens [naam 1] . [naam 1] zei dat [slachtoffer 4] hetzelfde bedrag als wat hij naar [pseudoniem verdachte] had overgemaakt, ook naar haar moest overmaken, maar wel op hetzelfde rekening nummer als dat van [pseudoniem verdachte] . [slachtoffer 4] heeft hierop aangegeven hiervoor niet de tijd en de spullen had om dit te doen, waarvoor [naam 1] begrip had en hem een deadline gaf tot 21.00 uur die avond. [slachtoffer 4] heeft hierop € 1.500,- over gemaakt. [naam 1] heeft hierop gestuurd dat zij het bedrag niet had ontvangen en dat [slachtoffer 4] het totale bedrag dat op zijn rekening stond, zijnde € 2.479,37, als borg naar haar over moest maken. Dit deed [slachtoffer 4] . Gezegd werd dat hij dit geld terug zou krijgen als het bedrag van € 1.500,- zou zijn ontvangen, of wanneer [slachtoffer 4] langs zou komen voor een sessie. [slachtoffer 4] heeft hierna nog diverse opdrachten, zoals het sturen van een foto waarop hij naakt op zijn knieën zat en het sturen van spraakberichten, uitgevoerd uit angst. De meesteressen hadden hem in hun greep en [slachtoffer 4] zag geen uitweg. Ze wilden dat hij geld over maakte, ze waren hem aan het bespelen, wisten wie hij was en waar hij werkte.
[slachtoffer 4] heeft uiteindelijk op 17 oktober 2016 aan de meesteressen gestuurd dat hij alleen langs zou komen voor een sessie waarna hij zijn geld van € 2.479,37 terug zou krijgen en dat hij er verder niet meer aan vast zou zitten. Hierop is hem verteld dat hij zichzelf vrij moest kopen voor een bedrag van € 3.500,-. Op het berichtje van [slachtoffer 4] waarin hij aangaf dit bedrag niet te kunnen betalen en vroeg om matiging van het bedrag, werd hem verteld dat dit niet kon en dat hij het maar moest regelen. [slachtoffer 4] zag geen andere uitweg en heeft het bedrag over gemaakt. Enkele minuten later ontving [slachtoffer 4] het bericht dat hij kennelijk had gelogen dat hij dit bedrag niet kon betalen, reden waarom hij nog een bedrag van € 2.000,- moest betalen en hij hen moest blokkeren en verder met rust moest laten. Dit heeft [slachtoffer 4] gedaan. Hierna is alle contact verbroken en heeft [slachtoffer 4] geen berichten meer ontvangen.
[slachtoffer 4] heeft verder verklaard dat hij van de meesteressen een screenshot van zijn Facebookprofiel heeft ontvangen waarop stond dat hij bij [naam 3] werkzaam was en dat zij zeiden dat ze daar langs zouden komen als hij niet betaalde. Hij heeft hen nooit gevraagd of zij daar een keer langs zouden willen komen. Ook heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij niet heeft aangegeven dat hij ‘chantage’ en dat de meesteressen te werken zijn gegaan zonder vragen te stellen over ‘chantage’ en ‘geldslaaf.’
Verdachte heeft verklaard dat zij als meesteres uit naam van [pseudoniem verdachte] en [naam 1] contact heeft gehad met slaven. [slachtoffer 4] was een vrijgevige slaaf. Zij heeft onder andere geld van hem geëist omdat hij haar tijd verspild had, haar beledigd had en op het moment dat [slachtoffer 4] aangaf dat hij geen contact meer wilde. De bedragen die [slachtoffer 4] heeft overgemaakt naar haarzelf en naar [naam 4] , een vriendin van haar, zijn overgemaakt in opdracht van haar. Verdachte heeft verder verklaard dat het kan dat zij foto’s heeft ontvangen van [slachtoffer 4] , dit was in het kader van opdrachten die zij hem gaf.
Op een van de inbeslaggenomen telefoons van verdachte zijn berichten aangetroffen die verdachte aan [slachtoffer 4] heeft gestuurd.
Bedreiging met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim of, of dwang
Wederom ziet rechtbank zich weer voor de vraag gesteld of verdachte heeft gedreigd met smaad(schrift) of openbaarmaking van een geheim dan wel dat verdachte heeft gedwongen. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 4] aangifte heeft gedaan en heeft verklaard dat hij door een persoon, waarvan verdachte zegt dat zij dit was, is gedwongen geld te betalen. Verdachte zou één keer hebben gezegd dat zij naar het werk van [slachtoffer 4] zou komen als [slachtoffer 4] niet zou betalen (op 12 oktober 2016) en verder heeft zij op diezelfde dag een vriendschapsverzoek op Facebook aan [slachtoffer 4] gestuurd. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich hierdoor onder druk gezet heeft gevoeld.
De rechtbank constateert dat het enkele sturen van een vriendschapsverzoek op Facebook nog niet tot openbaarmaking van een geheim leidt, aangezien dit niet openbaar op Facebook is te zien. Verder constateert de rechtbank dat verdachte één keer heeft gedreigd naar zijn werk te komen, hetgeen hierna niet meer is herhaald, en dat na dit dreigen verdachte en [slachtoffer 4] door zijn gegaan met het sturen van berichten naar elkaar.
Uit het dossier valt niet af te leiden dat [slachtoffer 4] een naaktfoto van zichzelf heeft verstuurd, anders dan uit de verklaring van [slachtoffer 4] die zegt dat hij dit op 15 oktober 2016 (dus enkel ná de opmerking dat verdachte naar zijn werk zou komen als hij niet zou betalen) moest doen. Evenmin valt uit het dossier af te leiden dat [slachtoffer 4] gedurende het contact met aangeefster heeft aangegeven geen zin meer te hebben in verdere contacten, dit heeft hij pas aan het eind van de contactperiode op 17 oktober 2016 kenbaar gemaakt waarna het contact ook is gestopt. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij verdachte één keer geblokkeerd heeft, maar de rechtbank stelt vast dat de berichten daarna zijn doorgegaan waarbij uit de berichten niet valt af te leiden dat [slachtoffer 4] heeft willen stoppen met het contact.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] door bedreiging heeft gedwongen tot het overmaken de geldbedragen. De rechtbank overweegt daartoe dat slechts één keer is gezegd dat verdachte naar zijn werk zou komen, waarna desondanks het contact is voortgezet en waarbij het initiatief tot contact ook van [slachtoffer 4] kwam. Ook kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 4] op dat moment een naaktfoto van zichzelf heeft gestuurd en dat [slachtoffer 4] heeft aangegeven geen contact meer te willen.. Dit betekent dat de rechtbank ook het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan verklaren. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit feit.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 25 juli 2016 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal ongeveer 1000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim hierin bestond dat zij, verdachte, die [slachtoffer 1] whatsappberichten stuurde zakelijk weergegeven dat bij niet-betaling sexueel getinte foto's van hem op internet geplaatst zouden worden of naar zijn vriendin zouden worden gestuurd;
2.
op tijdstippen omstreeks juli 2016 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] door bedreiging met enige feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen geld over te maken/te betalen aan haar, verdachte, aan die [slachtoffer 2] whatsappberichten heeft gestuurd zakelijk weergegeven dat hij moest betalen, omdat ze hem anders niet met rust zouden laten en iemand op hem af zouden sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op tijdstippen in de periode van 17 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaarmaking van een geheim [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal 750 euro, toebehorende aan die
[slachtoffer 3], welke bedreiging met openbaarmaking van een geheim hierin bestond dat zij, verdachte, die [slachtoffer 3] een of meer sms- en/of whatsappberichten stuurde zakelijk weergegeven dat bij niet-betaling een foto van hem met ontbloot bovenlijf op internet met uitleg en wat voor smeerlap hij is op internet geplaatst zou worden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het tijdsverloop van de zaak en het feit dat verdachte geen bekende woon- of verblijfplaats heeft. Omdat de officier van justitie van mening is dat verdachte zichzelf door het plegen van de feiten een hoop geld buit heeft gemaakt, en aangezien niet alle aangevers een vordering hebben ingediend, verzoekt de officier van justitie tevens een geldboete van € 11.750,- aan verdachte op te leggen, bestaande uit het buit gemaakte geld van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zodat verdachte niet langer over dit geld kan beschikken.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afdreiging, meermalen gepleegd, en poging tot dwang. Zij heeft (geprobeerd) haar slachtoffers geldbedragen te laten betalen onder bedreiging van het publiekelijk maken van pikante foto’s van de slachtoffers en hun geheimen en gedreigd bij hen langs te komen en hen niet meer met rust te laten als zij niet zouden betalen. Hoewel het contact tussen verdachte en haar slachtoffers in eerste instantie met wederzijds goedvinden plaatsvond binnen een BDSM-spel, heeft verdachte uiteindelijk misbruik gemaakt van haar positie als meesteres waarbij zij zeer geraffineerd te werk is gegaan.
Verdachte heeft door haar handelen de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers zeer ernstig aangetast. BDSM-relaties zijn gebaseerd op vertrouwen en verdachte heeft dit vertrouwen ernstig beschaamd. Gebleken is dat de slachtoffers zich angstig en ernstig bedreigd hebben gevoeld. De rechtbank neemt haar dit kwalijk, te meer nu zij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor haar daden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met voornoemde ernst van de feiten en aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden. De redelijke termijn bedraagt tot aan het eindvonnis bij de rechtbank in beginsel twee jaar. In deze zaak neemt de rechtbank 16 mei 2017 als aanvang van de redelijke termijn de datum waarop verdachte voor het eerst door de politie is gehoord. Nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is de redelijke termijn met ruim een half jaar overschreden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf in beginsel een redelijke straf is. Echter, nu verdachte al een geruime tijd geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, althans deze niet kenbaar heeft gemaakt, en een taakstraf derhalve niet te executeren zal zijn, is de rechtbank van oordeel dat zij niet anders kan dan het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op het feit dat het gaat om lucratieve feiten en gelet op het gemak waarmee verdachte de feiten heeft gepleegd en haar ruime ‘klantenbestand’, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk deel dient te worden opgelegd om er voor te zorgen dat verdachte niet zal vervallen in haar oude gedrag. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar op.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.500,- voor feit 1.
De rechtbank overweegt dat dit bedrag geheel ziet op door [slachtoffer 1] aan verdachte overgemaakte geldbedragen. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] pas in april 2016 aan verdachte heeft aangegeven te willen stoppen met het contact. De rechtbank concludeert hieruit dat hij pas vanaf dit moment onvrijwillige betalingen heeft verricht. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de overgemaakte bedragen vanaf 6 april 2016 (zijnde de eerste overboeking van [slachtoffer 1] aan verdachte in de maand april 2016) voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.060,49 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit zijnde materiële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde vier in beslag genomen mobiele telefoons zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien verdachte bij het plegen van de feiten gebruik heeft gemaakt van de mobiele telefoons.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen computer, aan verdachte, aangezien niets ter zake doende op de computer is aangetroffen en de computer derhalve niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en aangezien de computer onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 284 en 318 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: afdreiging
feit 2: poging een ander door bedreiging met een feitelijkheid gericht
tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
feit 3, primair: afdreiging
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
G 1676834: 1 STK Mobiele telefoon Kl: zwart
G 1676837: 1 STK Mobiele telefoon Kl: wit
G 1676839: 1 STK Mobiele telefoon Kl: zwart
G 1676842: 1 STK Mobiele telefoon Kl: bruin
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
G 1676832: 1 STK Computer
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.060,49, ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 1.060,49 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. De Weert en mr. Voorn, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 januari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2016193784 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 415.
2.Het proces-verbaal ontvangst klacht van [slachtoffer 1] , p. 64.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 65 e.v.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 306 e.v.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 284 e.v.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 306 e.v.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, met bijlagen, p. 306 e.v.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 69 e.v.
9.Het proces-verbaal van ontvangst klacht van [slachtoffer 2] , p. 72.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 280 e.v.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 73 e.v.
12.Het proces-verbaal van ontvangst klacht van [slachtoffer 3] , p. 80.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 280 e.v.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 306 e.v.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 107 e.v.