Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 22 januari 2020 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
De machinist van de mobiele kraan had weinig zicht op de werkzaamheden. Na het doorslijpen van het laatste stuk van de leiding hing de set afsluiters los aan de strop en bewoog deze plotseling naar het slachtoffer toe. Het slachtoffer deed een stap naar achteren en raakte daarbij met zijn linkerpols de nog draaiende slijpschijf van de haakse slijpmachine. Daardoor heeft het slachtoffer letsel opgelopen waarvoor hij ter behandeling in het ziekenhuis is opgenomen.
Beroepsgronden
- Een set afsluiters is geen arbeidsmiddel in de zin van het Arbobesluit, zodat artikel 7.5, vijfde lid, Arbobesluit niet van toepassing is (rechtsoverweging 5);
- Indien de rechtbank van oordeel is dat een set afsluiters een arbeidsmiddel is, dan is artikel 7.5, vijfde lid, Arbobesluit niet van toepassing omdat het arbeidsmiddel buiten gebruik was (rechtsoverweging 6);
- Indien de rechtbank van mening is dat artikel 7.5, vijfde lid, Arbobesluit wel van toepassing is, dan is die bepaling niet overtreden (rechtsoverweging 7);
- De boete dient te worden gematigd op grond van artikel 1, tiende lid, van de Beleidsregel (rechtsoverweging 8);
- De boete dient te worden gematigd op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel (rechtsoverweging 9);
- Er is vertrouwen gewekt dat geen bestuurlijke boete zou worden opgelegd dan wel het gewekte vertrouwen in combinatie met het tijdverloop dient te leiden tot een matiging van de boete (rechtsoverweging 10);
- De inspanningen na het arbeidsongeval dienen te leiden tot matiging van de boete (rechtsoverweging 11).
Wettelijk kader
Beoordelingskader
Afsluiters zijn geen arbeidsmiddel dus geen overtreding
Het begrip arbeidsmiddel is allesomvattend en sluit goed aan bij de term hulpmiddel bij arbeid die onder meer in artikel 3, eerste lid, onder c en e, van die wet wordt gebruikt. Een elektrische installatie valt niet onder het begrip arbeidsmiddel, omdat die uitsluitend dient ter voeding van arbeidsmiddelen. Een elektrische installatie is een onderdeel van een arbeidsplaats, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onder b, van dit besluit. Ook installaties die voor de voortstuwing van vervoermiddelen dienen, vallen niet onder het begrip arbeidsmiddel.”
alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten en gereedschappen.
geheel van technische toestellen”. Als voorbeelden worden onder meer genoemd
aandrijfinstallatie, affakkelinstallatie, afsluitinstallatie, afvalverbrandings-installatie, afvalverwerkingsinstallatie, afvoerinstallatie, afvulinstallatie, afzuiginstallatie, alarminstallatie en antenneinstallatie.
Set afsluiters (arbeidsmiddel) is buiten gebruik, dus geen overtreding
(getiteld:
“Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden”)ingevolge artikel 7.1 Arbobesluit niet van toepassing is op arbeidsmiddelen die op een zodanige manier gedemonteerd of gesloopt zijn, dat zij niet op eenvoudige wijze weer in gebruik genomen kunnen worden. Eiseres wijst op de Nota van Toelichting (Stb 1997, 60, pag. 48), waarin staat:
Het komt voor, dat machines die niet meer worden gebruikt, worden bewaard uit curiositeit of omdat het te duur is om ze te slopen en af te voeren. Voor dergelijke arbeidsmiddelen is de mogelijkheid opgenomen, dat niet aan het besluit hoeft te worden voldaan, mits zij op afdoende wijze onklaar zijn gemaakt en niet op eenvoudige wijze weer in gebruik kunnen worden genomen, bijvoorbeeld in de gevallen dat de te gebruiken apparaten defect zijn of allemaal in gebruik zijn.” Het stuk leidingwerk en de set afsluiters waren reeds lange tijd niet meer in bedrijf. Zij maakten geen onderdeel meer uit van de fabriek, de procesinstallatie en/of het productieproces ter plaatse. Feitelijk was er op het moment van het ongeval dus reeds sprake van schroot en niet van arbeidsmiddelen die werden gedemonteerd. Volgens eiseres was zij dan ook vrijgesteld van de verplichting van artikel 7.5, vijfde lid, van het Arbobesluit.
Als die arbeidsmiddelen gedemonteerd of gesloopt zijn en niet op eenvoudige wijze weer in gebruik kunnen worden genomen, zou het onredelijk zijn om deze eisen te (blijven) stellen. Hierin voorziet artikel 7.1 van het Arbobesluit.
Artikel 7.5, vijfde lid, van het Arbobesluit is niet overtreden
Matiging op grond van artikel 1, tiende lid, Beleidsregel
23 juli 2019 gewijzigde boetebeleid wordt het boetenormbedrag in dat geval met een factor 3,5 vermenigvuldigd in plaats van met factor 4. Dit heeft verweerder blijkens het verweerschrift onderkend. Aangezien de medewerker aan het ongeval geen blijvende schade heeft overgehouden en de medewerker de maandag na het ongeval weer aan het werk is gegaan, meent eiseres bovendien dat verdere matiging passend en geboden is. Bijvoorbeeld een matiging van 50%, aldus eiseres.
Op grond van artikel 1, tiende lid, sub c onder 2° van de Beleidsregel wordt het op grond van de bedrijfsgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag van € 9.000,- met 3,5 vermenigvuldigd indien sprake is van een ziekenhuisopname van twee nachten en meer, maar minder dan zeven nachten én geen sprake is van blijvend letsel. Hiervan is in dit geval sprake nu de ziekenhuisopname van het slachtoffer van vrijdag 3 maart 2017 tot zondagochtend 5 maart 2017 heeft geduurd. Verweerder heeft in het verweerschrift de rechtbank verzocht om de boete te matigen naar (€ 9.000,- x 3,5 =) € 31.500,-. De rechtbank volgt verweerder hierin. De rechtbank vindt de gewijzigde Beleidsregel op het punt van de vermenigvuldigingsfactor bij een ziekenhuisopname zonder dat er sprake is van blijvend letsel niet onredelijk. De rechtbank ziet in de korte ziekenhuisopname en het ontbreken van blijvend letsel geen reden om de boete verder te matigen, zoals eiseres wenst. Het beroep van eiseres zal gegrond worden verklaard omdat het boetenormbedrag niet langer wordt vermenigvuldigd met de factor 4 maar met 3,5.
Matiging op grond van artikel 1, elfde lid, Beleidsregel
Life Saving Rules” worden besproken. Tevens wordt het boekje “
Veilig werken doen we samen” uitgereikt. De werknemer tekent op dit formulier voor de ontvangen informatie. In het boekje “
Veilig werken doen we samen” staat op pagina 29 (werken met hijsmiddelen) een instructie hoe hijsmiddelen gebruikt moeten worden: “
Bepaal voor het aanslaan de massa en het zwaartepunt van de last”. In de brochure “
Life Saving Rules” is op pagina 16 en 17 de volgende passage opgenomen “
Ik controleer of de installaties afgekoppeld en vergrendeld zijn en of er geen energie kan vrijkomen op onder meer mechanische, chemische of elektrische wijze, of vanuit overdruk”. Het in beweging komen van de afsluiters is een vorm van (mechanische) energie. Eiseres heeft voor alle in gebruik zijnde machines in de werkplaatsen veiligheidsvoorschriften op de machines zelf aangebracht; op handgereedschappen zitten deze in de opbergkoffer/gereedschapskist. Eiseres geeft regelmatig (onder andere tijdens toolboxmeetings) instructie over het gebruik van gereedschappen. Ook voor het gebruik van een slijptol is er een dergelijke instructie.
Dat kan - afhankelijk van de specifieke omstandigheden - inhouden dat personen een schriftelijke berisping krijgen of dat zij van de werkplek worden weggestuurd. Ook aan het vereiste van voldoende feitelijk toezicht is voldaan, aldus eiseres.
“Zorg dat het werkstuk niet kan wegschieten”.Er is ook een Powerpointpresentatie van Cofely van januari 2014. Hierin wordt op sheet 9 als instructie over het gebruik van de slijptol vermeld:
“Werkstuk is altijd vastgezet.”Over het hangen in een strop staat op pagina 28 van de brochure “Veilig werken doen we samen” over het gebruik van hijsmiddelen:
“Bepaal vóór het aanslaan de massa en het zwaartepunt van de last”.De rechtbank is van oordeel dat de gevaarzettende situatie zit in het risico van het naar een werknemer toe bewegen van een last wanneer gebruik wordt van een (enkele) strop en in het doordraaien van de slijpschijf van de haakse slijper. Over déze gevaar-zettende situatie zijn onvoldoende specifieke instructies opgenomen. Ook in de RI&E is dit risico niet onderkend. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat de risico’s onvoldoende geïnventariseerd zijn en er geen adequate instructies gegeven zijn.
Matiging wegens gewekt vertrouwen en tijdsverloop
Inspanningen na het ongeval
29 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3266) en 19 september 2018 (ECLI:NL: RVS:2018:3044)) volgt dat inspanningen ter voorkoming van verdere overtredingen die zijn verricht ná de overtreding, niet van belang zijn voor het oordeel over de verwijtbaarheid, maar wel van betekenis kunnen zijn voor de beoordeling of de opgelegde boete, gelet op de individuele omstandigheden, evenredig is. Daarom bestaat aanleiding de evenredigheid van de boete mede in het licht van deze inspanningen te bezien.
De rechtbank is van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden een matiging van de boete met 25% passend en geboden is.
Conclusie
Beslissing:
De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;- herroept het primaire besluit, voor zover de boete is gesteld op € 36.000,-;- bepaalt dat de boete wordt gesteld op € 23.625,- ;- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestredenbesluit;- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
mr. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.