ECLI:NL:RBZWB:2020:2806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
02-177185-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • A. Kooijman
  • J. Gillesse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling met een mes

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 juni 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd [slachtoffer] met een mes te hebben gestoken, wat leidde tot een verwonding die niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat de poging tot zware mishandeling wel bewezen was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde zware mishandeling, maar verklaarde de poging tot zware mishandeling bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte op 22 juli 2019 in Tilburg [slachtoffer] met een mes in de arm had gestoken, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 70 dagen op, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur, met vervangende hechtenis van 30 dagen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De uitspraak benadrukte het belang van begeleiding door de reclassering en de noodzaak van langdurige hulpverlening voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/177185-19
vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met een mes, in verschillende juridische varianten ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de (primair ten laste gelegde) zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen, omdat de door [slachtoffer] opgelopen wond geen zwaar lichamelijk letsel is De (subsidiair ten laste gelegde) poging tot zware mishandeling kan volgens haar wel wettig en overtuigend bewezen worden. Zij gebruikt daarvoor de verklaring van aangever in combinatie met de getuigenverklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor de primair ten laste gelegde zware mishandeling, gelet op de aard van het letsel. De verdediging refereert zich voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af, dat verdachte op 22 juli 2019 [slachtoffer] met een mes in zijn (rechter boven)arm heeft gestoken.
Nu van de opgelopen steekwond alleen bekend is dat er in het ziekenhuis 7 hechtingen in zijn gezet, kan die niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde (voltooide) zware mishandeling.
Door het steken met een mes in de arm, waarin zich onder meer diverse zenuwen en spieren bevinden, bestaat echter wel de aanmerkelijke kans dat deze zenuwen en spieren onherstelbaar beschadigd raken. Door zijn handelen heeft verdachte die kans op zulk zwaar lichamelijk letsel ook aanvaard. De subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling kan daarom wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 juli 2019 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met een mes in zijn arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de zinsconstructie in de bewezenverklaring aangepast op de leesbaarheid. De wijzingen zijn gebleven binnen de tekst van de tenlastelegging. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede een werkstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een lagere werkstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank dient daarbij rekening te houden met het feit dat de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte periode, gelet op zijn beperkingen, voor hem een hel is geweest. De verdediging verzoekt verder rekening te houden met de rapportage van de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft tijdens een ruzie met [slachtoffer] een mes gepakt en daarmee [slachtoffer] in zijn rechter bovenarm gestoken, waardoor een lelijke wond is ontstaan. Dat gebeurde in Tilburg op het Burgemeester Stekelenburgplein bij het Centraal Station. Een grote openbare ruimte, waar onder andere treinreizigers en bezoekers van de stad passeren of mensen wachten op bekenden of familie. Dat was ook het geval bij een van de getuigen in het dossier die daar met zijn dochtertje zat te wachten op een kennis. Een dergelijk steekincident zorgt dan ook voor gevoelens van onveiligheid. Niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij ongewilde getuigen en mensen die erover lezen in de krant of op andere media.
Vertrekpunt
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf onder meer gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij vaak aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
Strafverzwarende en -verminderende omstandigheden
In strafverminderend opzicht houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, maar dat het bij een poging is gebleven.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 30 maart 2020, eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en hij nog in een proeftijd liep.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de reclassering van 13 maart 2020. Hieruit blijk dat verdachte iemand is met zeer beperkte verstandelijke vermogens, die in het verleden tevens werd gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis nao met borderline en antisociale trekken. Vanwege zijn verstandelijke beperking heeft hij geen (zelf)inzicht en is hij nauwelijks in staat zijn gedrag te reguleren. Verdachte heeft volgens de reclassering dan ook langdurige, intensieve hulpverlening nodig. Om deze reden is VPT (Volledig Pakket Thuis) van Amarant ingeschakeld die verdachte tweemaal per week thuis bezoekt om hem woonbegeleiding te bieden
.Het is van belang dat die begeleiding blijft bestaan. Verdachte is nauwelijks leerbaar en dat staat gedragsverandering in de weg. Hierdoor blijft er een hoge kans op recidive bestaan. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden gelet op het feit dat er al bijzondere voorwaarden zijn.
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 70 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht het gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte van belang dat verdachte langdurige en intensieve begeleiding krijgt. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de begeleiding die verdachte op dit moment krijgt voortduurt. Daarom zullen aan het voorwaardelijk strafdeel nogmaals de reeds door de politierechter in deze rechtbank op 25 november 2019 opgelegde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 60 uur, bij niet verrichten te vervangen door 30 dagen hechtenis.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
Er is bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit 38,19 gram amfetamine, een geldbedrag van 4,5 euro en een schroefmachine die eruit ziet als een revolver aangetroffen. De drugs en het geld zijn aangetroffen in een door [slachtoffer] achtergelaten tas en behoren niet toe aan verdachte. Daarmee kan het geld niet in deze zaak onttrokken worden verklaard aan het verkeer. Op grond van art 13a van de Opiumwet zullen de drugs wel onttrokken worden verklaard aan het verkeer. Van de schroefmachine heeft verdachte ter zitting afstand gedaan, zodat hierover geen beslissing meer hoeft te worden genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 36b, 36d, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich blijft melden op afspraken met de Reclassering Nederland, regio Zuid (Tilburg), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich houdt aan de begeleiding en afspraken van de Pilot VPT, zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte, indien de reclassering dat nodig acht, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in
overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

1.STK Amfetamine (G2064493);

Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van den Hurk-Van der Zanden, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 juli 2020.
Mrs. Kooijman en Gillesse zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 22 juli 2019 te Tilburg aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snij- danwel steekverwonding op de arm van die [slachtoffer] , heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes in zijn arm, althans in zijn lichaam te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2019 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes in zijn arm, althans in zijn lichaam te steken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2019173421/ ZB4R019067 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 120.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina’s 24-27 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
"22 juli 2019 was ik bij het station in Tilburg. Verdachte pakte een mes vanuit zijn broek. Het was een groot mes (aangever laat ongeveer 20 centimeter zien wat het lemmet was). Hij maakte zwaaiende bewegingen richting mij. Hij heeft mij een keer goed geraakt. In het ziekenhuis kreeg ik 7 hechtingen in een verwonding aan mijn bovenarm.”
De geneeskundige verklaring, pagina 28 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Uitwendig waargenomen letsel: snijwond bovenarm rechts 6 cm
De datum waarop [slachtoffer] werd onderzocht: 25-07-2019.
Patiënt presenteerde zich pas na 3 dagen.
De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 17 juni 2020, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
“Ik was op 22 juli 2019 bij het station in Tilburg en had een mes bij mij. Ik hield het mes in de richting van [slachtoffer] .”