ECLI:NL:RBZWB:2020:2884

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
02-181962-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Vliegenberg
  • F. Fleskens
  • J. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2019 in Breda heeft geprobeerd een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een vuurwapen in zijn bovenbeen te schieten. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, die stelde dat hij zich verdedigde tegen het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen en dat hij deze kans ook bewust aanvaardde. De verdachte werd ook veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling en bedreiging op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-181962-19
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1982 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [Slachtoffer] te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door op hem te schieten en dat hij hem heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [Slachtoffer] te doden en dat hij hem heeft bedreigd. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer geraakt zou worden in een slagader.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat het slachtoffer zichzelf heeft geraakt met een wapen dat hij in zijn broekzak had. Verdachte had voldoende reden om zich met een vuurwapen te verdedigen zodat hem een beroep op noodweer toekomt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 25 juli 2019 met het slachtoffer heeft afgesproken, dat hij bij die confrontatie tussen hen het slachtoffer in zijn linkerbeen heeft geschoten en dat hij, terwijl het slachtoffer bij hem vandaan liep, nog twee maal in zijn richting op de grond heeft geschoten.
De rechtbank volgt het verweer van de verdediging, inhoudende dat het slachtoffer ook een wapen bij zich had en zichzelf tijdens de confrontatie in het been heeft geschoten waarna verdachte uit noodweer nog twee maal heeft geschoten, niet.
Het door de verdediging geschetste scenario past geheel niet in de beelden die gemaakt zijn van de schietpartij. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen en bevindingen van de politie blijkt niet dat het slachtoffer een wapen bij zich had. Dit blijkt evenmin uit de camerabeelden. Het dossier biedt op een geen enkele wijze een aanknopingspunt voor de verklaring van verdachte dat het slachtoffer zichzelf verwond heeft door zichzelf in het been te schieten.
Op de camerabeelden is duidelijk te zien dat een zwarte plek ter hoogte van de linker broekzak van het slachtoffer is ontstaan tijdens de korte confrontatie die heeft plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer bij de achterzijde van de auto. Op het moment dat zij achter de auto stonden is het wapen dat verdachte in zijn hand had in de richting van het linkerbeen van het slachtoffer gegaan. Verdachte en het slachtoffer staan op dat moment heel dicht bij elkaar en de hand van verdachte waarin hij het wapen vast heeft, houdt hij ter hoogte van de linker broekzak van het slachtoffer. Direct daarna is het slachtoffer weggelopen waarna de zwarte plek ter hoogte van zijn linker broekzak is waar te nemen. Als het slachtoffer daarna strompelend wegloopt schiet verdachte nog twee maal in de richting van het slachtoffer op de grond.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario, gelet op het vorenstaande, ongeloofwaardig. Van een noodweer situatie is dan ook niet gebleken zodat het beroep op noodweer niet kan slagen.
Door op deze manier op zeer korte afstand met een vuurwapen in het bovenbeen van het slachtoffer te schieten heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en heeft hij die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. Door te schieten in een bovenbeen is de kans op bijvoorbeeld botbreuken, zenuw-, pees-, of spierbeschadiging en ander ernstig, blijvend letsel immers reëel. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar standpunt dat het handelen van verdachte een poging tot doodslag oplevert. Weliswaar loopt er in het bovenbeen, zoals gesteld door de officier van justitie, een slagader, maar niet vastgesteld kan worden dat verdachte in de buurt daarvan heeft geschoten en aldus door zijn handelen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 juli 2019 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen in het linkerbeen van die [Slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
op 25 juli 2019 te Breda [Slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een vuurwapen meermalen in de richting van die [Slachtoffer] te schieten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer niet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, mocht het beroep op noodweer niet gehonoreerd worden, verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een aan poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en aan een bedreiging met de dood.
Op 25 juli 2019 heeft verdachte afgesproken met de voor hem bekende [Slachtoffer] een aangetrouwd familielid van hem. Verdachte is met een wapen naar die afspraak gegaan. Tijdens de ontmoeting met [Slachtoffer] is het tot een gewelddadige confrontatie gekomen. Verdachte heeft daarbij geschoten en het slachtoffer in zijn bovenbeen geraakt. Meteen na dat schot is het slachtoffer weggerend waarna verdachte nog twee maal op kille wijze in de richting van het slachtoffer op de grond heeft geschoten. Bij daglicht, op de openbare weg en voor iedereen die in de buurt was, zichtbaar.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zeer ernstige feiten die een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. Het gemak waarmee en de wijze waarop door verdachte gebruik is gemaakt van vuurwapengeweld baart de rechtbank zorgen. Dergelijke wild west taferelen worden door de rechtbank niet getolereerd.
Bij de beoordeling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het rapport dat over verdachte is uitgebracht door de reclassering. Voor de reclassering is het moeilijk gebleken om een goed beeld te krijgen van verdachte omdat hij wispelturig, berekenend en sociaal wenselijk gedrag laat zien. Zijn delictverleden duidt op een pro-criminele houding. Er is sprake van normvervaging waardoor verdachte er voor kiest om delictgedrag te gebruiken als hij meent dat de situatie zich hier voor leent. Vervolgens heeft hij moeite om zijn eigen aandeel daarin te erkennen.
Met zijn lichamelijke gezondheid gaat het niet goed. In 2019 heeft hij een longoperatie ondergaan. Daarnaast is bij verdachte naar zijn zeggen sprake van COPD en longemfyseem. Dit leidt echter volgens de reclassering niet tot detentie-ongeschiktheid.
De reclassering ziet wel aanknopingspunten voor een eventueel toezicht maar vanwege het berekenende gedrag van verdachte en zijn sociaal wenselijke houding, waarbij hij onvoldoende openstaat voor suggesties van anderen in een verplichtend kader, zal het reclasseringstoezicht onvoldoende bijdragen aan gedragsverandering. De reclassering vindt verder dat sprake is van een hoog recidiverisico.
Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al diverse keren met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van geweldsdelicten.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de tenlastegelegde poging tot doodslag. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Een gevangenisstraf van na te melden duur acht de rechtbank passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 250.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de vordering slechts ten dele is onderbouwd, verdere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot zware mishandeling
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2020.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 25 juli 2019 te Breda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans om aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een vuurwapen te schieten in het (linker)been, in elk geval het lichaam van die [Slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 25 juli 2019 te Breda [Slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal in de richting, althans in de nabijheid van die [Slachtoffer] te schieten;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2019176576 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 323.
Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] , pagina 245, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van een feit, gepleegd op 25 juli 2019 te Breda aan de Konijnenberg.
[Verdachte] klonk erg opgefokt. Hij vroeg mij waar ik was. Ik ben toen met [Naam 1] en mijn werkgever [Naam 2] naar de [Naam 3] gegaan. Ik heb toen een audiobericht ontvangen van [Verdachte] . Hij zei tegen mij: “blijf daar, ik ben er over twee minuten”.
Ik ben uit de auto gestapt. Ik wachtte op de stoep. Ik zag een Fiat Doblo wit van kleur. Toen die auto aankwam ging de auto toeteren. Ik zag dat hij boos was; hij stapte uit, ik ging richting hem en ik zei “hallo” en er stapte ook nog een andere persoon uit aan de passagierskant. Ik zag aan zijn gezicht dat hij boos was. Hij zei “zit jij over mij te roddelen in mijn stad”. Hij zei: “stap in dan praten we erover. Dan gaan we naar een plekje waar we rustig kunnen praten”. Ik vond dat goed. Ik keek in de auto en ik zag een pistool liggen. Hij zei “zal ik schieten”.
Daarna schoot hij op mij en raakte mij.
Nadat hij op mij geschoten had ben ik terug gegaan.
Ik ben gewond geraakt aan mijn linker dij.
Het geschrift, inhoudende een medisch verslag van [Naam 4] , pagina 251, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Patiëntnaam [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag slachtoffer] 1989.
Lichamelijk onderzoek:
linkerbovenbeen: ingangswond en exit wond (schampschot), 4cm van elkaar, tussen de wonden oud hematoom (geel) zichtbaar.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 188, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Op maandag 29 juli 2019 bekeek ik de beelden in verband met een schiet incident aan de Konijnenberg te Breda. De aangeleverde beelden waren van drie verschillende camera's en speelden zich af op donderdag 25 juli 2019.
Camera 1:
Om 21.15.24 kwam een witte bestel auto in beeld. Hij kwam vanaf de linker zijde in beeld. De bestuurder droeg rode bovenkleding en de bijrijder een donker kleurig shirt. De bestelauto reed de parkeerstrook op die langs de weg loopt en de remlichten lichtten op.
Camera 2:
Om 21.15.49 uur stond de witte bestelauto stil aan het einde van de parkeerstrook. Eén (1) man stond buiten het voertuig aan bijrijderszijde.
Het volgende fragment start om 21.16.13 uur. De man in de rode blouse liep vanaf halverwege de weg terug in de richting van de bestuurderszijde van de witte bestelauto. In zijn hand hield hij een voorwerp, gelijkend op een telefoon.
Om 21.16.19 uur kwam er links een man in beeld. Hij liep in de middenberm en stak de weg schuin over in de richting van de witte bestel auto. Hij droeg een zwart t-shirt, een lichte korte broek tot op de knie.
Het volgende beeld fragment begint om 21.16.59. De man in de rode blouse stond aan de bestuurderszijde van de auto. De man in de donker kleding stond aan de bijrijderszijde van de auto.
Om 21.17.00 uur liep de man in het zwarte shirt aan de voorzijde van de auto langs. Hij liep naar het portier aan bijrijderszijde toe. De man met het zwarte shirt opende het portier een klein stukje. Hierna deed hij het portier weer dicht. Hierna keek de man kort in de bestelauto en vervolgens over de auto heen in de richting van de man met de rode blouse die net weer in het beeld verscheen aan de bestuurderszijde van de auto. Ik zag dat de man met de rode blouse een voorwerp in zijn rechter hand had. De man met het rode shirt liep richting de achterzijde van de bestelauto. De man in het zwarte shirt liep ook die kant op. Ter hoogte van het rechter achterlicht van de bestel auto kwamen de twee mannen elkaar tegen. De man met de rode blouse gaf met zijn linker hand een duw tegen de rechter borst van de man met het zwarte shirt. De man met de rode blouse had nog steeds het voorwerp in zijn rechter hand. Dit betrof een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De man met het zwarte shirt liep in de richting van de man met de rode blouse. Hij ging met zijn hoofd tegen het hoofd van de andere man aan staan. De man met het zwarte shirt draaide vervolgens tussen de bestelauto en de man met het rode shirt om en op dat moment stonden de beide mannen een kort moment naast elkaar, beide met de voorkant in de richting van de weg. De man met de rode blouse maakte met zijn rechterhand, waar hij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp mee vast heeft, een beweging in de richting van het linker been van de man met het zwarte shirt. Hierna trok hij zijn hand weer terug.
De man met de rode blouse maakte een beweging naar achteren. Vervolgens stapte de man met het zwarte shirt ook naar achteren. De man met het zwarte shirt rende weg, de weg over naar de middenberm.
De man met de rode blouse bracht vervolgens zijn rechter arm naar voren in de richting van de man met het zwarte shirt. Hierna ontstond er achter de rechter voet van de man met het zwarte shirt een wolkje. De man met de rode blouse haalde vervolgens zijn rechter hand weer naar zich toe met zijn linker hand maakt hij een beweging alsof hij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp door laadde.
De man met het zwarte shirt greep met zijn linkerhand naar de linkerzijde van zijn bovenbeen.
De man met de rode blouse zette een aantal stappen naar voren in de richting van de
wegrennende man met het zwarte shirt. Hij strekte zijn rechter arm nogmaals naar voren en in het midden van de weg tussen hem en de man met het zwarte shirt ontstond wederom een stof wolkje.
Hierna haalde de man met de rode blouse het op een vuurwapen gelijkend voorwerp wederom naar zich toe en maakte een beweging alsof hij het wapen doorlaadde. Hij liep in de richting van de bestuurderszijde van de bestel auto. De man met het zwarte shirt rende door de weg over.
Op het volgende film fragment zag ik dat om 21.17.23 uur de man met de rode blouse in stapte in de witte bestelauto, aan de bestuurderszijde en de man met de donkere kleding stapte in aan bijrijderszijde. De man met het zwarte shirt stopte aan de overzijde van de straat met rennen en voelde aan de linkerzijde bij zijn bovenbeen.
Camera 1
Om 21.17.45 kwam de man met het zwarte shirt in beeld. Hij stak de weg schuin over. Hij liep moeilijk en trok met zijn linker been.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 203, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 6 augustus 2019, heb ik, verbalisant, opnieuw de camerabeelden bekeken van het [Naam 5] . Dit naar aanleiding van de verklaring van de verdachte [Verdachte] . Ik, verbalisant, zag dat wanneer er door de verdachte [Verdachte] , werd geschoten, het slachtoffer [Slachtoffer] hinkend bij hem vandaan rent. Vervolgens stopt [Slachtoffer] aan de overzijde van de weg.
Op de camerabeelden zag ik, verbalisant, het volgende:
Te 21:17:45 uur, kwam het slachtoffer [Slachtoffer] op deze camera in beeld. Op het beeld was te zien dat het slachtoffer [Slachtoffer] weer schuin de Konijnberg overstak in de richting van de [Naam 6] . Het slachtoffer [Slachtoffer] liep erg moeilijk. Ik, verbalisant, zag dat het slachtoffer [Slachtoffer] met zijn linkerbeen trok.
Waarneming verbalisant: De hinkende looppas van het slachtoffer [Slachtoffer] , is niet eerder waar te nemen op de camerabeelden, voordat er geschoten wordt door de verdachte [Verdachte] .
Zwarte vlek in broek
Ik, verbalisant, zag op de beelden te 21:17:12 uur, dat het slachtoffer [Slachtoffer] , op zijn linker bovenbeen ter hoogte van zijn heup geen zwartkleurige vlek en/of veeg had zitten. Vervolgens zag ik, verbalisant, op de beelden te 21:17:49 uur, dat het slachtoffer [Slachtoffer] , op zijn linker bovenbeen ter hoogte van zijn heup een zwartkleurige vlek en/of veeg had zitten. Dit was enkele seconden nadat de verdachte [Verdachte] had geschoten.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 57 d.d. 14 april 2020, van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de beelden die gemaakt zijn van het incident is duidelijk te zien dat de zwarte vlek nog niet op de broek te zien is, net voor het moment dat het slachtoffer met de verdachte achter de auto van de verdachte staat. Te zien is dat de verdachte met een pistool komt aanlopen, bij het slachtoffer achter de auto stil staat, het pistool richting de heup van het slachtoffer brengt waarna het slachtoffer wegrent. Gelijk nadat het slachtoffer is weggerend is de zwarte plek op de broek van de verdachte te zien. Op de beelden is te zien dat het slachtoffer [Slachtoffer] geen pistool in zijn handen heeft.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 187, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, spraken een getuige die geheel anoniem wilde blijven. Wij hoorden de getuige verklaren:
“Ik ben getuige geweest van het schietincident aan de Konijnenberg. Ik zag dat er een man liep bij het tankstation [Naam 7] . De man klom over het hek bij de [Naam 3] . Ik zag vervolgens dat de man een stukje over het terrein van de [Naam 3] liep in de richting van de Konijnenberg. Tegenover de [Naam 3] , op de Konijnberg, stond een auto geparkeerd. In deze auto zaten twee Marokkaans uitziende mannen. De bestuurder had een rood T-shirt aan en zwart kort haar. De man die over het hek klom liep in de richting van de auto. Ik zag dat de mannen soort ruzie maakte. Ze stonden dicht op elkaar en met de hoofden tegen elkaar aan. De man met het rode T-shirt pakt vervolgens een pistool en schiet wel 3 à 4 keer
richting de andere man. De man met het rode T-shirt en de bijrijder stappen weer in de auto.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 88, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik stopte met de auto bij het [Naam 5] . Toen ik bij de [Naam 3] aankwam zag ik dat [Slachtoffer] vanaf de 24 uurs benzinepomp aan kwam lopen.
Ik pakte het wapen uit de zijkant van de deur en deed net of ik instapte.
Ik weet niet hoe vaak ik heb geschoten. Vandaar ook dat ik het wapen laadde.
De verklaring van verdachte ter zitting van 23 juni 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb geschoten.