ECLI:NL:RBZWB:2020:2885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
02-004597-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Diepenhorst
  • mr. Fleskens
  • mr. Vliegenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 juni 2020. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de poging tot het doden van het slachtoffer met een mes, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van het slachtoffer. De officier van justitie achtte niet bewezen dat de verdachte geprobeerd had het slachtoffer te doden, maar wel dat hij geprobeerd had zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en het slachtoffer van zijn vrijheid had beroofd. De verdediging betwistte de bewezenverklaring van de feiten en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling en de vrijheidsberoving.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en de zware mishandeling, maar dat de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de wederrechtelijke vrijheidsberoving wel bewezen konden worden. De verdachte had het slachtoffer meerdere keren geslagen en gestompt, en had hem gedwongen in zijn auto te stappen, wat leidde tot een gevoel van bedreiging bij het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-004597-20
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden door hem met een mes te steken (feit 1) en dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht of geprobeerd heeft dat te doen (feit 2) en dat hij hem van zijn vrijheid heeft beroofd (feit 3). Verdachte wordt verweten dat hij deze feiten samen met een ander heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer] te doden. Ook acht zij niet bewezen dat verdachte hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en ook dat hij hem van zijn vrijheid heeft beroofd. Zij baseert zich daarbij met name op de verklaring van aangever [slachtoffer] en op de camerabeelden. Doordat verdachte meerdere keren hard in het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen en gestompt en doordat hij twee kopstoten heeft gegeven heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair. Ten aanzien van de andere feiten kan evenmin tot een bewezenverklaring gekomen worden. Daarbij is gewezen op de omstandigheid dat geen sprake is van blijvend letsel en dat evenmin sprake is van een begin van uitvoering. Verdachte heeft wel meerdere keren geslagen en twee kopstoten gegeven maar dat is onvoldoende om te komen tot een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 3 staat voorop dat [slachtoffer] zelf in de auto is gaan zitten. Tussen het geweld en het plaatsnemen in de auto heeft ook een rustmoment gezeten. [slachtoffer] kon alle kanten op gaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor feit 1, de poging tot doodslag. Tegenover de verklaring van aangever dat verdachte een mes bij zich had staat de stellige ontkenning van verdachte dat hij een mes bij zich droeg. De getuige [getuige] zou aanvankelijk tegen een medewerker van [bedrijf] gezegd hebben dat er gestoken was, echter in haar verklaring bij de politie heeft zij het niet over een mes. Ook op de camerabeelden is geen mes te zien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat hetgeen verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal hem dan ook van feit 1 vrijspreken.
Hetzelfde geldt voor feit 2 primair, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is geen bewijs voorhanden dat sprake was van een gebroken of zwaar gekneusde neus. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat verdachte ook daarvan vrijgesproken moet worden.
Het subsidiair tenlastegelegde onder feit 2, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Uit de aangehechte bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht heeft geslagen en gestompt en met kracht tot twee maal toe het slachtoffer een kopstoot heeft gegeven. Het slachtoffer heeft zich niets van deze kopstoten kunnen herinneren, hetgeen er op duidt dat hij gedurende korte tijd buiten westen geweest moet zijn. Op de beelden is ook te zien dat het slachtoffer op het wegdek is gevallen. Het slachtoffer heeft ook bloeduitstortingen in zijn gezicht opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het geheel van de door verdachte gepleegde gewelddadige handelingen, te weten het slaan met de handen, het stompen met zijn vuisten en het geven van de kopstoten, hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd. De tweede persoon die erbij aanwezig was heeft op geen enkele wijze deelgenomen aan de geweldshandelingen.
Ook feit 3 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. In en bij de auto van getuige [getuige] heeft verdachte het slachtoffer flinke klappen en twee kopstoten gegeven waarna de medeverdachte het slachtoffer fysiek heeft begeleid naar de auto van verdachte. Door deze geweldshandelingen en doordat verdachte tegen het slachtoffer zei dat hij moest instappen voelde het slachtoffer zich bedreigd en gedwongen, en was hij bang voor de consequenties als hij niet zou instappen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, ook al ging het slachtoffer zelf in de auto van verdachte zitten en was de autorit van korte duur. Anders dan de verdediging heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat in deze omstandigheden niet gezegd kan worden dat het het slachtoffer vrij stond weg te gaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2 subsidiair
op 4 januari 2020 te Waalwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer] opzettelijk meermalen hard in het gezicht heeft gestompt en geslagen en meerdere kopstoten in het gezicht heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 4 januari 2020 te Waalwijk tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] (meteen nadat hij mishandeld was) toe te voegen dat hij in zijn, verdachtes auto moest instappen en die [slachtoffer] tegen diens wil te dwingen plaats te nemen in zijn, verdachtes personenauto (zijnde een VW Golf met kenteken [kenteken] ) en met die [slachtoffer] in deze auto gedurende enige tijd rond te rijden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling en strafoplegging komen, de 94 dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, meer dan voldoende zijn in het kader van vergelding. Subsidiair is verzocht om, mocht de rechtbank een hogere straf op willen leggen, daarnaast te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten. Een nietsvermoedende man die samen met een vrouw in de auto zat, is met grof geweld benaderd door verdachte. Klappen, vuistslagen en kopstoten kreeg de man te verduren, enkel omdat verdachte er kennelijk moeite mee had dat een andere man bij zijn ex-partner in de auto zat. Het bleef niet bij die poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wilde het ‘uitpraten’ met die man en daarom vond verdachte het kennelijk ook nodig om die man te dwingen om in de auto te stappen, enige tijd rond te rijden en hem daarmee van zijn vrijheid te beroven.
Uit de stukken die door het slachtoffer zijn overgelegd blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact op hem heeft gehad. Het slachtoffer heeft aangegeven dat hij een tijdlang angstig is geweest en alleen naar buiten ging als het echt noodzakelijk was. Nog steeds vindt hij het lastig om alleen naar buiten te gaan.
Niet alleen dit gewelddadige handelen neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk, maar ook de omstandigheid dat verdachte niet geheel openheid van zaken heeft willen geven. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte geweten heeft dat zijn ex-partner op die avond en op dat exacte tijdstip op de parkeerplaats van de [bedrijf] in Waalwijk was. Desgevraagd heeft verdachte over die wetenschap geen openheid van zaken gegeven, ook niet toen hij geconfronteerd werd met camerabeelden waarop te zien is dat hij na het geweld tot tweemaal toe onder de auto van zijn ex-partner gaat liggen. Niet vreemd is dan ook het vermoeden van de politie dat verdachte een baken had geplaatst op het voertuig dat gebruikt werd door zijn ex-partner. Verdachte heeft niets verklaard om dat vermoeden te ontkrachten.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport dat over verdachte is uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte nooit in beeld is geweest voor enige vorm van hulpverlening omdat daartoe geen aanleiding bestond. De reclassering ziet geen reden om toezicht en interventies te adviseren. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat omdat het onderhavige gebeuren situationeel bepaald lijkt te zijn. Geadviseerd wordt verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend.
Daarnaast ziet de rechtbank reden, gelet op de ernst van de gepleegde feiten, verdachte ook een taakstraf op te leggen voor de duur van 120 uren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.845,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2020, voor de feiten waarvan hij het slachtoffer is.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij bereid is deze schadevergoeding te betalen.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder
1 en 2 primairtenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 subsidiair:poging tot zware mishandeling;
feit 3:medeplegen van: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de
vrijheid beroven en beroofd houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.845,26, waarvan € 20,26 ter zake van materiële schade en € 1.825,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 2 subsidiair en 3), € 1.845,26 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 28 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Diepenhorst, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2020.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Waalwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal (met kracht) heeft gestoken en/of gezwaaid naar de borst, in elk geval naar het (boven)lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Waalwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: een gebroken of (zwaar) gekneusde neus (waarvoor een medische behandeling
noodzakelijk bleek) en/of een gekneusd/gezwollen aangezicht, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (hard) in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan en/of die [slachtoffer] een of meerdere kopsto(o)t(en) in het gezicht te geven;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Waalwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal (hard) in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen en/of een of meerdere kopstoten in het gezicht heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Waalwijk en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] (meteen nadat hij zwaar mishandeld was) toe te voegen dat hij in zijn, verdachtes auto moest instappen en/of (aldus) die [slachtoffer] (tegen diens wil) te dwingen plaats te nemen in zijn, verdachtes
(personen)auto (zijnde een VW Golf met kenteken [kenteken] ) en/of met die [slachtoffer] in deze auto gedurende enige tijd rond te rijden;
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

11.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020003933 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 177.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 50, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 januari 2019 parkeerde ik mijn auto te Waalwijk. Ik sprak hier af met een meisje genaamd [getuige] . Zij was hier ook met een auto naar toe gekomen. Dit betrof een grijze Volkswagen Polo. Omstreeks 19:00 uur kwamen wij weer terug op het parkeerterrein. Ik ben toen even bij haar in de auto gaan zitten. Ik zat op dat moment op de bijrijdersstoel, rechts naast haar. Ik stond net op het punt om uit te stappen, toen mijn portier open werd gerukt. Ik schrok hier enorm van en wist even niet wat er gebeurde. Toen ik naar rechts keek, zag ik dat er een man in de deuropening stond. Hij kwam meteen met zijn bovenlichaam naar binnen.
Ik voelde dat hij mij meerdere keren op mijn gezicht sloeg. Hij bleef maar met beide vuisten op mij in slaan. Mijn hele gezicht deed pijn. Ik voelde direct mijn hele gezicht opzwellen, vooral aan mijn neus en aan de rechterzijde van mijn gezicht en aan mijn lippen.
Toen ik door het portier naar buiten keek, zag ik nog steeds dezelfde man staan en tevens stond er achter hem nog een man. De man die mij geslagen had zei dat ik uit moest stappen. Ik ben toen uit gestapt. Ik voelde me op dat moment enorm bedreigd en was bang. De man die mij sloeg zei dat ik in zijn auto moest instappen. Ik wilde dit niet, maar hij zei dat ik dit moest doen. Ik was zo bang voor de consequenties, dat ik dit deed. Ik ben als bijrijder voor in de auto gestapt. Ik had op dat moment geen keus, ik wilde eigenlijk niet instappen, maar ik was bang dat hij dan weer zou slaan. Wij reden toen met zijn drieën weg. In de auto zat degene die mij geslagen had achter in het voertuig. Hij heeft mij op de kruising bij de verkeerslichten afgezet. Mijn hele gezicht doet pijn van de mishandeling.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina 60, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb aan de mishandeling een gekneusde neus, los kraakbeen in mijn neus en blauwe plekken in mijn gezicht overgehouden. Ik heb de eerste dagen ook last gehad van mijn kaak. De eerste 3 à 4 dagen waren mijn lippen verdikt. Mijn lip was aan de binnenzijde kapot.
Ik ben daarvoor bij de huisarts geweest en ik ben doorverwezen naar de KNO-arts.
Vraag: Wij hebben de camerabeelden bekeken en daarop is te zien dat je een kopstoot hebt gehad.
Dat kan ik mij helemaal niet herinneren.
Vraag: Dat was op het moment dat je uit de auto bent en tussen de auto en het portier staat. Vervolgens ben je op de grond gevallen.
Dat kan ik mij niet herinneren. Als u mij dit niet had verteld had ik dit nooit geweten. Ik kan mij ook niet herinneren dat ik op de grond lag.
Aan de aangever wordt een stukje van de camerabeelden getoond waarop de aangever een kopstoot krijgt van de verdachte,
Vraag: Kan jij je hier iets van herinneren?
Nee.
Ik voelde mij bedreigd. Hij zei de hele tijd dat ik in moest stappen. Dat zeiden ze alle twee tegen mij. Ik wilde niet instappen, maar omdat het voor mij voelde alsof ik geen keuze had. Ik kon voor mijn gevoel geen nee zeggen. Ik wilde zeker niet achterin zitten en daarom ben ik voorin in gestapt.
Hij zei op het moment dat ik naar de auto liep: "Niet proberen weg te rennen.”
Een geschrift, inhoudende een medisch journaal van drs. M. Koonings, huisarts, pagina 66, inhoudende:
Betreft: dhr. [slachtoffer]
06-01-20 Za 4-1 begin avond klappen gehad,
neus lijkt scheef naar R, septum mobiel, hematoom
onder R oog. dikke bovenlip, hematoom binnenzijde
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 69, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kan u het volgende verklaren over hetgeen er zich vanavond heeft afgespeeld op
het parkeerterrein van [bedrijf] te Waalwijk. Ik heb vandaag afgesproken met een goede vriend van mij. Wij bleven in mijn auto zitten. Ik zat achter het stuur en [slachtoffer] zat op de passagiersstoel. Het portier van [slachtoffer] werd met volle kracht opengetrokken. Ik schrok, keek naar rechts en toen zag ik dat het niet goed was. In eerste instantie zag ik niet wie het portier opentrok. Ik zag dat het een man was. Ik ben direct uitgestapt, keek naar rechts en ik zag een zwarte Volkswagen Golf type 7. Ik kon het kenteken niet lezen maar mijn ex vriend [verdachte] heeft exact zo'n zelfde auto.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 32, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een incident welke op 4 januari 2020 plaatsvond op een parkeerterrein in Waalwijk, heb ik, verbalisant [verbalisant] , een onderzoek ingesteld naar beelden van bewakingscamera's. Ik zag op de beelden het navolgende:
4 januari 2020
19:56:15 - Rent een persoon voor een personenauto uit op de parkeerplaats, beiden bewegen zich in de richting van de lichtkleurige VW Polo, auto stopt nabij VW Polo persoon die voor de auto uit rende loopt naar rechter voorportier lichtkleurige VW Polo;
19:56:19 - Persoon die naar lichtkleurige VW Polo rende trekt rechter voorportier VW Polo open en gaat (deels) met zijn lichaam de VW Polo in;
19:56:23 - Vrouw links voorin (bestuurderskant) lichtkleurige VW Polo stapt uit de auto en vlucht;
19:56:50 - Er is in de lichtkleurige VW Polo in de auto beweging te zien en het lijkt op een worsteling, tevens te zien dat de VW Polo beweegt. In de auto beweging van de twee in de auto aanwezige personen links voorin. De tweede persoon die nabij de lichtkleurige VW Polo aanwezig is loopt naar de bestuurderskant van de VW Polo en kijkt hierlangs, dus via het geopende linker voorportier, deze auto in;
19:57:00 - Rechts voorin de VW Polo stapt een persoon uit de auto;
19:57:12 - De tweede persoon aan de bestuurderskant van de VW Polo reikt naar iets in de auto ter hoogte van het stuur, mogelijk naar de sleutels op het contactslot;
19:57:14 - Persoon die bij degene staat die net via het rechter voorportier uit de VW Polo stapte, gebaart dat deze persoon met hem mee moet komen en doet dit met zijn linkerarm;
19:57:18 - Persoon die net via het rechter voorportier van de VW Polo uit deze auto stapte krijgt van de persoon die bij hem staat en net naar hem gebaarde dat hij met hem mee moest komen een kopstoot, waarna de persoon aan wie hij een kopstoot geeft met zijn beide handen bij het hoofd vast pakt;
19:57:20 - Deze persoon geeft de andere persoon een tweede (2e) kopstoot en slaat deze met zijn rechterhand in diens gelaat. Hierna is te zien dat de persoon die voor een tweede (2e) keer een kopstoot incasseerde en daarna in zijn gelaat wordt geslagen op het wegdek valt. Dit gebeurt rechts naast de lichtkleurige VW Polo.
19:57:20 - De tweede persoon loopt richting de persoon die zojuist door de andere is mishandeld en op het wegdek gevallen is en gebaart hem met zijn rechterhand dat deze moet mee komen;
19:57:30 - Deze tweede persoon rookt zichtbaar een sigaret, te zien is dat de persoon die werd mishandeld voor een tweede (2e) keer in de richting van het wegdek beweegt;
19:57:33 - De mishandelde persoon staat weer op en wordt door de rokende persoon met zijn rechterhand vastgepakt c.q. aangeraakt op zijn rug. De rokende persoon slaat het rechter voorportier van de lichtkleurige VW Polo dicht en loopt met de mishandelde persoon en de man die hem even daarvoor mishandelde richting de andere auto (de auto die kwam aangereden met daarvoor een renende persoon). De mishandelde persoon wordt daarbij door de rokende persoon fysiek begeleid, zijn rechterarm over de beide schouders van de mishandelde man heeft geslagen. De persoon die de mishandeling pleegde gebaart dat de andere twee richting de andere auto moeten lopen en loopt om 19:58:18 vanaf de lichtkleurige VW Polo naar de tweede auto;
19:58:56 - Mishandelde persoon stapt rechts voorin de tweede (2e) auto op de bijrijdersplaats en sluit het rechter voorportier;
19:59:00 - Degene die de mishandeling pleegde loopt richting de tweede auto;
19:59:26 - Persoon die mishandeling pleegde loopt weer terug in beeld en rent daarbij naar de tweede (2e) auto, stapt links achter in de tweede auto in;
19:59:36 - De tweede (2e) auto gaat rijden.
De verklaring van verdachte ter zitting van 23 juni 2020, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de camerabeelden gezien en het klopt dat ik die jongen heb geslagen. Ik zag [getuige] in de auto zitten. Ik ben naar de auto gelopen en toen zag ik haar met die jongen in de auto zitten. Ik trok het bijrijdersportier open. Ik moest met mijn hoofd half in de auto want ik kon niet precies zien wie er in zat. Ik heb die jongen geslagen. Die jongen zat niet in de meest goede positie om te slaan. Het was gewoon fout wat ik gedaan heb. Buiten de auto heb ik die jongen nog twee keer een kopstoot en een vuistslag gegeven.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 120, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zei: "We stappen in de auto, rijden een rondje en praten hierover. Vervolgens liep ik terug naar de auto en stapte achterin. De jongen zat al voor in de auto. Vervolgens zijn wij de parkeerplaats afgereden.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 97, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een zwarte Volkswagen Golf 7, kenteken [kenteken] .