2.1Tussen partijen staat het volgende vast:
a. [gedaagde] huurt met ingang van 8 mei 2007 van de (rechtsvoorgangster van) [eiseres] de woning staande en gelegen te Breda, [adres] .
b. Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten. Op de huurovereenkomst zijn de
‘Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte’ (november 2004) van toepassing.
c. In artikel 6.8 van deze algemene huurvoorwaarden is bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.”
d. De moeder van [gedaagde] , mevrouw [naam] , huurde tot haar overlijden op [datum] van [eiseres] de woning staande en gelegen te Breda, [adres]
e. Op 24 juni 2019 heeft de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant de woningen aan de [adres] en 1 te Breda doorzocht. In de daarvan opgemaakte bestuurlijke rapportage van 29 juli 2019 staat, voor zover, relevant het volgende vermeld:
“
Op 30 januari 2019 werd er via Meld Misdaad Anoniem een melding gedaan dat de bewoner van [adres] te Breda zou dealen in drugs. Deze bewoner zou al geruime tijd drugs dealen. Er zouden met grote regelmaat afnemers aan de deur komen bij genoemd adres. Tevens zou de bewoner van dit adres de drugs en het daarmee verdiende geld bewaren in de woning van zijn moeder, gelegen aan de [adres] te Breda.
Hierna is overleg geweest met Officier van Justitie Mr. M. Nieuwenhuis. Er werd besloten om op twee verschillende dagen kort op de woning te posten. Het Flexteam de Baronie heeft hierop twee verschillende dagen beide woningen geobserveerd. In het observatieverslag worden meerdere personen genoemd. De personalia van hen zijn ons niet bekend, behalve de personalia van NN 1. Dit betreft de bewoner van [adres] te Breda, te weten [voornaam] [gedaagde] . Zijn volledige personalia zijn verderop in dit proces vermeldt.
Naar aanleiding van deze twee observaties is overleg gepleegd met de Officier van Justitie Mr. M. Nieuwenhuis. Hierop werd besloten om op maandag 24 juni 2019 de woningen aan de [adres] te Breda te onderzoeken en de bewoner van [adres] te Breda, te weten Josephus [gedaagde] buiten heterdaad aan te houden voor het verkopen van harddrugs, artikel 2B van de Opiumwet.
Op maandag 24 juni 2019, omstreeks 07.05 uur werd de woning aan de [adres] te Breda betreden. Daar werd niemand aangetroffen. Vervolgens werd de woning aan de [adres] betreden. Toen medewerkers van de politie de voordeur van de woning wilden openen zagen zij Josephus [gedaagde] in de gang bij de voordeur. Zij zagen hem een zakje achter de verwarming gooien. Vervolgens werd de deur geopend en werd [gedaagde] aangehouden. Achter de verwarming troffen de medewerkers van de politie een plastic zakje met daarin meerdere ponypacks met daarin vermoedelijk cocaïne.
Beide genoemde woningen werden doorzocht. In de woning aan de [adres] werd het volgende aangetroffen:
Patroonhouder (voor munitie)
Imitatiewapen: een op een vuurwapen gelijkend wapen
Twee patronen (9 millimeter)
Geldbedrag: 20 briefjes van 50 euro, 59 briefjes van 20 euro, 17 briefjes van 10 euro
Geldbedrag: 10 briefjes van 50 euro
Busje pepperspray
Twee boksbeugels;
Een groot imitatie wapen, een op een AK-47 gelijkend wapen.
-
Een groot mes met daarop wit poeder. Dit poeder is onderworpen aan een indicatieve test waarbij de uitslag positief was op Cocaïne.
Al deze goederen zijn in beslag genomen.
Verder bleek tijdens de doorzoeking dat er opvallend veel dure goederen in de woning aanwezig waren. Er was veel dure merkkleding in de woning aanwezig. Er waren opvallend veel petjes (caps) in de woning aanwezig (meer dan honderd). In de woonkamer stonden dure meubels zoals een glazen tafel, lederen bank, dure eetkamer set en hing en stond er dure apparatuur zoals een dure televisie, geluidsboxen, duur koffiezetapparaat.
Vervolgens werd de woning aan de [adres] te Breda doorzocht.
In deze woning werd onder andere het volgende aangetroffen:
In de hal bij de voordeur:
-
In een plasticzakje, achter de verwarming, 11 ponypacks met daarin vermoedelijk Cocaïne. Nettogewicht betreft 14 gram. Deze drugs is onderworpen aan een indicatieve test waarbij de uitslag positief was op Cocaïne;
In de woonkamer:
Op de eettafel stond een groene rugtas. In deze rugtas zat onder andere een molen welke gebruikt wordt voor het vervaardigen van harddrugs. In deze molen werden drugsresten aangetroffen welke indicatief positief getest zijn op cocaïne. Tevens werden in deze rugtas diverse potjes met versnijdingsmiddel aangetroffen. Het nettogewicht van het versnijdingsmiddel betreft 430 gram.
Apparaat welke gebruikt wordt om cocaïne te versnijden.
3 ponypacks met daarin totaal netto 3 gram cocaïne. Deze drugs is indicatief positief getest op cocaïne.
(….)
Verdachte [gedaagde] verklaarde dat zijn moeder, verdachte [naam] niets te maken heeft met de aangetroffen goederen. Hij verklaarde dat hij eigenaar is van alle aangetroffen goederen.
(…)”
f. Bij brief van 22 augustus 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de mogelijkheid geboden om de huurovereenkomst zelf op te zeggen. Van deze mogelijkheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.
g. Bij brief van 8 november 2019 heeft de Burgemeester van Breda aan [eiseres] aangekondigd dat hij voornemens is om over te gaan tot sluiting van de woning gelegen aan de [adres] te Breda.
Daartoe heeft de Burgemeester, voor zover relevant, overwogen:
“(…)
Naar aanleiding van deze melding heeft de politie op twee verschillende dagen de woning aan de [adres] en de woning aan de [adres] te Breda geobserveerd. Tijdens de eerste observatie op 31 mei 2019 wordt door de politie gezien dat de bewoner van de woning aan de [adres] te Breda naar binnen gaat bij de woning aan [adres] te Breda en vervolgens weer met een klein goed in zijn hand naar buiten komt. Door de politie wordt op verschillende tijdstippen waargenomen dat er verschillende personen bij de woning aan [adres] te Breda aanbellen, naar binnen gaan en na ongeveer één minuut weer naar buiten komen.
De tweede observatie is op 1 juni 2019. Omstreeks 06:15 uur ziet de politie de bewoner van de [adres] in Breda naar de woning gelegen aan de [adres] te Breda lopen. Hij opent de woning en gaat naar binnen. Omstreeks 10.03 uur belt één persoon bij de woning aan de [adres] in Breda aan. De bewoner van de woning aan de [adres] te Breda doet de deur open en laat de persoon binnen. Na ongeveer 45 seconden komt de persoon weer buiten.
Op 7 juni 2019 worden wederom beide woningen ( [adres] en [adres] te Breda) door de politie geobserveerd. Tijdens deze observaties wordt door de politie waargenomen dat de bewoner van de woning aan de [adres] in Breda om 17:4 uur naar binnen gaat in de woning aan de [adres] in Breda. Korte tijd later (18:38 uur) komt de bewoner van de woning van de [adres] weer naar buiten en gaat hij naar binnen bij de woning aan [adres] in Breda. Om 18.43 uur komt de eerste bezoeker aan de deur bij de weer aan de deur bij de woning aan [adres] in Breda. Deze gaat naar binnen bij de woning en komt naar twee minuten weer naar buiten. Om 19:07 uur komt er een tweede bezoeker naar de woning aan [adres] in Breda. Deze belt aan, gaat naar binnen bij de woning aan [adres] in Breda, waarna na deze na twee minuten de woning weer verlaat. Omstreeks 22:17 uur ziet de politie de eerste bezoeker van die dag weer terug bij de woning aan [adres] in Breda. Deze belt opnieuw aan, gaat naar binnen en komt na één minuut weer naar buiten.
(…)
Uit informatie van de politie Zeeland-West-Brabant is mij gebleken dat in de woning aan [adres] in Breda harddrugszijn verkocht, afgeleverd, en/of verstrekt dan wel zou worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. De aangetroffen hoeveelheden aan drugs zijn immers zodanig dat er geen sprake kan zijn van een hoeveelheid voor eigen gebruik. Bij harddrugs wordt over een handelshoeveelheid gesproken indien het om meer dan 0,5 gram gaat.
Gezien de observaties door de politie in combinatie met de aanwezigheid van handelshoeveelheden harddrugs, de molen met cocaïne restanten, het apparaat om drugs te versnijden en het versnijdingsmateriaal in de woning aan [adres] in Breda in combinatie met de loop naar de woning gelegen aan de [adres] in Breda maakt het zeer aannemelijk dat de woning gelegen aan [adres] in Breda een onderdeel is van een drugsketen.”