ECLI:NL:RBZWB:2020:2916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5631
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor woningsplitsing in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2020, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg om een omgevingsvergunning te verlenen voor het splitsen van een grondgebonden woning in twee zelfstandige appartementen ongegrond verklaard. Eiser had op 12 november 2018 een aanvraag ingediend voor de omgevingsvergunning, maar deze werd op 5 april 2019 geweigerd. Eiser stelde dat de weigering in strijd was met de kruimelgevallenregeling en de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de door eiser gewenste woningsplitsing in strijd was met het bestemmingsplan 'Heikant 2007', dat alleen grondgebonden woningen toestaat en het splitsen van woningen verbiedt. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid geen gebruik hoefde te maken van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan, omdat de woningsplitsing zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De rechtbank benadrukte dat de gemeente Tilburg streeft naar kwaliteit in de woningbouw en dat het creëren van (kleine) appartementen niet past binnen het huidige beleid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5631

uitspraak van 30 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser (gemachtigde: mr. A.G. van Keulen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 september 2019 (bestreden besluit) over de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor een woningsplitsing.
Het beroep tegen het bestreden besluit is tegelijkertijd met het beroep met zaaknummer 20/5074 (last onder dwangsom) behandeld op 26 mei 2020 tijdens een zitting via Skype.
De gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A.C.J.M. Willemse.

Overwegingen

Inleiding

1.1.
Eiser heeft het pand [adres] te [plaatsnaam] (pand), een grondgebonden woning in een rij aaneengesloten woningen, gesplitst in twee zelfstandige appartementen. Het is hierdoor onmogelijk om de eerste verdieping inpandig via de begane grond te bereiken. De eerste verdieping kan slechts worden betreden via een trap aan de achterzijde van het pand en via een deur die niet door de gebruiker van de begane grond kan worden geopend. Verder beschikken zowel de begane grond als de eerste verdieping over alle essentiële woonvoorzieningen – een toilet, een badkamer en een keuken – voor het voeren van een zelfstandige huishouding aldaar.
1.2.
Eiser heeft op 12 november 2018 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning in twee zelfstandige appartementen.
1.3.
Bij besluit van 5 april 2019 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Standpunt van eiser
2. Eiser is van mening dat verweerder zijn aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning had moeten toewijzen met toepassing van de kruimelgevallenregeling (artikel 4, onder 9, van Bijlage II bij Besluit omgevingsrecht; Bor) of via de wijzigingsbevoegdheid (artikel 14.3.1. van de planregels). Daartoe voert hij - samengevat - het volgende aan. De raad van de gemeente Tilburg wil de realisering van appartementen in bestaande gebouwen niet onmogelijk maken. Dit blijkt uit artikel 14.3.1 van de planregels, die verweerder de bevoegdheid geeft om de bestemming ‘wonen’ te wijzigen ten behoeve van gestapelde woonbebouwing. Ook blijkt dit uit de Woonvisie Tilburg 2015 en de Omgevingsvisie Tilburg 2040. Het splitsen van het pand in twee zelfstandige wooneenheden past binnen de kaders die de zojuist aangehaalde planregels en beleidsdocumenten stellen. De huisvesting van een gezin in het pand leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer rust voor de buurt dan de aanwezigheid van twee zelfstandige huishoudens ter plaatse. Het is onjuist om te veronderstellen dat groepen zoals studenten en expats het woonklimaat aldaar zonder meer aantasten. Bovendien ziet het begrip ‘structuur’ niet op de samenstelling van de bevolking.
Wettelijk kader
3. De relevante wettelijke voorschriften en planregels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Strijd bestemmingsplan
4. Niet in geschil is dat de door eiser gewenste woningsplitsing in strijd is met bestemmingsplan ‘Heikant 2007’, omdat binnen de bestemming ‘wonen’ alleen grondgebonden, niet zijnde gestapelde, woningen, zijn toegestaan. Artikel 5.2, onder b, van de planregels verbiedt uitdrukkelijk dat een grondgebonden woning wordt gesplitst in twee of meer zelfstandige wooneenheden.
Geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid
5. Het bestemmingsplan zelf biedt geen ruimte voor afwijking van artikel 5.2, onder b, van de planregels. Dit betekent dat het college geen bevoegdheid heeft om ‘binnenplans’ af te wijken.
Kruimelgevallenregeling
6.1.
Het splitsen van een grondgebonden woning in twee zelfstandige wooneenheden, valt onder de reikwijdte van artikel 4, onder 9, van Bijlage II bij het Bor. De bebouwd oppervlakte en/of het bouwvolume worden hiermee namelijk niet vergroot. Daarom is verweerder in geval van strijd met het bestemmingsplan bevoegd tot toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo ofwel het verlenen van een omgevingsvergunning als sprake is van een zogenoemd kruimelgeval.
6.2.
De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik hoefde te maken van deze bevoegdheid. Verweerder heeft toegelicht dat woningsplitsing in dit geval zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat en dus tot strijd met de goede ruimtelijke ordening. Op grond van het woningbouwbeleid, zoals neergelegd in de Woonvisie, bestaat er geen noodzaak om op de betrokken locatie (kleine) appartementen toe te voegen en zullen gestapelde woonvormen leiden tot aantasting van het rustig woon- en leefklimaat. Door het creëren of toevoegen van (kleine) appartementen voor onder meer studenten met een ander leefritme ontstaat er een ongewenste mix van leefstijlen. Dit gaat ten koste van het rustig woon- en leefklimaat en de kwaliteit. De gemeente streeft op basis van het beleid naar meer kwaliteit en daarmee niet naar kleinere boven- en benedenwoningen. Alleen in de stad, waar meer dynamiek en bedrijvigheid is, worden (kleine) appartementen toegevoegd. Bovendien passen (kleine) appartementen stedenbouwkundig niet in de aanwezige stempelstructuur van grondgebonden woningen zonder gestapelde woonvormen (behoudens aan de randen). Voorts voldoen (kleine) appartementen van minder dan 50 m2 niet aan het bestemmingsplan ‘Tilburg appartementen 2019’ van 21 oktober 2019. Dit bestemmingsplan is weliswaar van na het bestreden besluit maar vormt het resultaat van een eerder door verweerder ingezette gedragslijn.
Wijzigingsbevoegdheid
7. Het college heeft op grond van artikel 14.3.1. van de planregels de bevoegdheid om de bestemming ‘wonen’ te wijzigen ten behoeve van gestapelde woonbebouwing na afweging van de specifieke lokale situatie. Daarbij dienen onder meer de stedenbouwkundige inpassing, de verkeersveiligheid, de parkeergelegenheid en het woningbouwbeleid te worden betrokken. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de stedenbouwkundige inpassing en het woningbouwbeleid heeft het college in redelijkheid geen gebruik hoeven maken van de wijzigingsbevoegdheid.
Conclusie
8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
9. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M. Koenraad, griffier, op 30 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c (voor zover hier relevant)
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a (voor zover hier relevant)
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
Artikel 4, onderdeel 9 (voor zover hier relevant)
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komen in aanmerking: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten.
Bestemmingsplan ‘Heikant 2007’
Artikel 5.2
Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de krachtens het plan gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend.
Tot een gebruik, strijdig met de woonbestemming zoals bedoeld in de artikelen 9, 10 en 14, wordt in ieder geval gerekend:
a. (…);
b. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
c. (…).
Artikel 14.1.1
De gebieden die op de plankaart zijn aangegeven als ‘W’ zijn bestemd voor de navolgende functies zoals nader omschreven in artikel 7 Wonen, met dien verstande dat:
a. sprake is van een grondgebonden woning;
b. woonwagenstandplaatsen alleen zijn toegelaten ter plaatse van de op de plankaart
aangegeven aanduiding “woonwagenlocatie”.
Artikel 14.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 30 lid 2 de bestemming 'W' wijzigen ten behoeve van gestapelde woonbebouwing langs wegen die volgens 'Plankaart A' zijn aangewezen als 'hoofdstructuur nieuwe gebieden' en langs wegen in de overige gebieden.
Het wijzigen van de bestemming is mogelijk na afweging van de specifieke locale situatie waarbij de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:
c. stedenbouwkundig beeld / inpassing ten opzichte van de directe omgeving;
d. verkeersaantrekkende werking in relatie tot voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij parkeren onder het gebouw onder maaiveldniveau moet plaatsvinden;
e. verkeersveiligheid;
f. toetsing aan het woningbouwbeleid (Woonvisie, februari 2002);
g. toetsing aan de wet geluidhinder.