ECLI:NL:RBZWB:2020:3008
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het bestreden besluit dateert van 20 november 2017. Op 21 april 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, waarbij verzoekster per 23 januari 2017 in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, aangezien het UWV verzoekster tegemoet is gekomen, het UWV in de proceskosten dient te worden veroordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.665,58, bestaande uit € 1.050,- voor rechtsbijstand en € 1.615,58 voor de expertise van een psychiater.
De rechtbank heeft ook overwogen dat bepaalde kosten, zoals de secretariële kosten en niet gespecificeerde kosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. T. Peters en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.